Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1018

Datum uitspraak1999-04-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers1999/139
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem in het kort geding van DE GEMEENTE NIJKERK, zetelende te Nijkerk, eiseres bij exploit van dagvaarding van 18 maart 1999, procureur mr. C. van Zalingen, te Nijkerk, Rolnummer: 1999/139 tegen X, wonende te Nijkerk, gedaagde, advocaat mr. W. Spijkstra te Beetsterzwaag. 1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Eiseres, hierna te noemen de Gemeente, heeft gedaagde, hierna te noemen X, ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als in de dagvaarding weergegeven. X heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De procureur van de Gemeente en de advocaat van X hebben de zaak bepleit, beiden overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij zijn producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd. 2. DE FEITEN 2.1. X is een asielzoeker. In het kader van de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA) heeft de Gemeente vanaf 7 november 1995 aan X opvang geboden. Deze opvang hield onder meer in het verstrekken van een gedeelte van de woning aan de Ystraat te Nijkerk. 2.2. X is inmiddels uitgeprocedeerd, een verblijfsvergunning is hem geweigerd. De Regiopolitie Gelderland-Midden, Unit Vreemdelingenzaken, te Doorwerth, heeft X op 10 juni 1997 aangezegd dat hij Nederland voor 12 juni 1997 moet hebben verlaten. 2.3. Vervolgens heeft de Vreemdelingendienst op 11 augustus 1997 aan de Gemeente bericht dat door haar is vastgesteld dat X weigert medewerking te verlenen aan het verkrijgen van de benodigde reis- en identititeitspapieren. X heeft evenmin gehoor gegeven aan het verzoek zich op 3 juni 1998 te melden in het Verwijderingscentrum te Ter Apel. In verband hiermee heeft het College van B & W van Nijkerk bij beschikking van 10 december 1998 op grond van het bepaalde in artikel 15 lid 3 sub c van de ROA besloten de opvangvoorzieningen, en daarmee tevens het gebruik van voormelde woonruimte, met ingang van 18 december 1998 te beëindigen. 2.4. Namens X is tegen de beschikking van 10 december 1998 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is door B & W van Nijkerk niet-ontvankelijk verklaard. 2.5. X weigert mee te werken aan de ontruiming van de woning aan de Ystraat te Nijkerk. 3. HET GESCHIL 3.1. De Gemeente vordert -kort weergegeven- de ontruiming van de door X in gebruik gehouden woonruimte in de woning Ystraat, zulks binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie. De Gemeente voert daartoe aan dat X, gelet op het inmiddels onherroepelijk geworden besluit van B & W van de gemeente Nijkerk van 10 december 1998, zonder recht of titel in voormelde woning verblijft, hetgeen jegens haar als onrechtmatig dient te worden aangemerkt. 3.2. X voert gemotiveerd verweer op gronden die hierna worden besproken. 4. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL 4.1. De Gemeente heeft onweersproken aangevoerd dat zij voormelde woning nodig heeft voor de plaatsing van verblijfsgerechtigde asielzoekers. Bovendien moet zij de kosten van levensonderhoud van X blijven doorbetalen, ook na de datum waarop krachtens de beschikking van de Gemeente de ROA-voorzieningen eindigen, tot het moment dat op grond van een ontruimingsvonnis tot ontruiming van de woning kan worden overgegaan. Daarmee is het spoedeisend belang van de vordering van de Gemeente gegeven. 4.2. X stelt zich op het standpunt dat de Gemeente ten onrechte de opvangvoorzieningen heeft beëindigd en hem heeft verzocht voormelde woning te ontruimen. Ter onderbouwing van zijn stelling voert X aan dat de Gemeente niet heeft gecontroleerd of hij wel uitzetbaar is alvorens de voorzieningen te beëindigen. Bovendien is hij thans bereid zijn medewerking te verlenen aan de vaststelling van zijn identiteit. Zodra zijn identiteit wordt vastgesteld kan hij een verzoek tot herziening indienen. De Gemeente heeft in deze niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van haar mag worden gevergd. 4.3. X is een uitgeprocedeerde asielzoeker. Bij beslissing van de vreemdelingenkamer van de rechtbank te 's-Gravenhage, zittingsplaats Zwolle, van 15 juli 1998 is het beroep tegen de afwijzing van zijn herzieningsverzoek ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Op 15 september 1998 heeft de Gemeente X geïnformeerd omtrent haar voornemen tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen en de dienaangaande door de Gemeente te volgen procedure. De procedure heeft geresulteerd in de beschikking van 10 december 1998. Aan voormelde beschikking zijn een aantal activiteiten conform het zogenaamde Stappenplan beëindiging ROA-voorzieningen voorafgegaan. De Gemeente heeft die activiteiten -marginaal- aan dat plan getoetst en daarnaast vastgesteld dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen (bijvoorbeeld medische redenen) op grond waarvan X toch aanspraken zou kunnen maken op de ROA-voorzieningen. Het bezwaarschrift dat namens X tegen de beschikking van 10 december 1998 is ingediend is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Ook het verweer dat de mogelijkheden om de identiteit van X vast te stellen nog niet zijn uitgeput en dat derhalve de beëindiging van de voorzieningen prematuur is snijdt geen hout. De Gemeente heeft ter zitting immers onweersproken gesteld dat dat probleem pas in het uitzettingscentrum in Ter Apel aan de orde komt. 4.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de Gemeente haar besluit met de nodige zorgvuldigheid heeft genomen en dat X de woonruimte dient te verlaten. 4.5. Nu de Gemeente zonodig tenuitvoerlegging met de sterke arm heeft gevorderd, is er daarnaast voor toewijzing van een dwangsom geen plaats. 4.6. X zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. 5. DE BESLISSING De president, veroordeelt X om de door hem in gebruik gehouden woonruimte in de woning Ystraat te Nijkerk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van de Gemeente te stellen, geeft machtiging tot tenuitvoerlegging van vorenstaande veroordeling zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, veroordeelt X in de kosten van deze procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente bepaald op f.1.000,= voor salaris, en f.508,75 voor verschotten, verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, weigert het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.Z. Hooft Graafland, vice-president, en in tegenwoordigheid van drs. L.T.G.M. Straatman, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 april 1999.