Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1166

Datum uitspraak1997-05-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers94/1380
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 94/1380 HET GERECHTSHOF TE ARNHEM U I T S P R A A K Uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van *X B.V, te *Z, ingekomen op 5 augustus 1994 en gericht tegen de uitspraak d.d. 8 juli 1994 van de inspecteur der registratie en successie te *P (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de kapitaalsbelasting voor het jaar 1990, aanslagnummer *. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. De aanslag bedraagt ƒ 60.000,--, zonder verhoging. Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. 1.2. Beide partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. 2. Feiten Het Hof stelt op grond van de stukken de volgende -tussen partijen niet in geschil zijnde- feiten vast: 2.1. De aandelen van *A B.V. waren tot in 1990 in handen van *B. *A B.V. bezit alle geplaatste aandelen van *C B.V. 2.2. In 1990 heeft de volgende herstructurering plaatsgevonden: -de naam *A B.V werd gewijzigd in *A-2 B.V (hierna: de holding); -op 30 mei 1990 werd belanghebbende opgericht. Het geplaatste kapitaal bedroeg f * geplaatst bij de holding (60.000 cumulatief preferente aandelen van f 100,-), *B voornoemd (350 aandelen van f 100,-) en zijn vijf kinderen (elk 10 aandelen van f 100,-). De holding bracht ter verkrijging van de aandelen in belanghebbende al haar activa en passiva in die vennootschap in; -belanghebbende richtte op 31 mei 1990 op *A B.V. en bracht al haar activa en passiva in deze vennootschap in tegen uitreiking van f * nominaal gewone aandelen. 2.3. De holding heeft ten doel de uitoefening van de *a-handel, *a-verwerking en *a-zagerij, alsmede *. 2.4. *A B.V. heeft ten doel de uitoefening van de *a-handel, *a-verwerking en *a-zagerij en al hetgeen daarmede in verband staat. 2.5. Belanghebbende heeft ter zake van haar oprichting aangifte voor de kapitaalsbelasting gedaan en op aangifte voldaan een bedrag van f 400,- en heeft met betrekking tot het bij die gelegenheid door de holding bijeengebrachte kapitaal een beroep gedaan op artikel 37, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet). De Inspecteur heeft geen vrijstelling verleend. 2.6. Belanghebbende heeft met betrekking tot het bijeenbrengen van kapitaal voor de oprichting van *A B.V. aangifte voor de kapitaalsbelasting gedaan en zich daarbij beroepen op de in artikel 37, eerste lid, onderdeel a, van de Wet voorziene vrijstelling. De Inspecteur heeft de gevraagde vrijstelling verleend. 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1. Tussen partijen is in geschil de toepassing van de vrijstelling op grond van artikel 37, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 37, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de inbreng door de holding van al haar activa en passiva in belanghebbende tegen uitreiking van f * nominaal cumulatief preferente aandelen. Belanghebbende acht die vrijstelling van toepassing; de Inspecteur betwist dat. 3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. 3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak. 4. Overwegingen omtrent het geschil 4.1. De ratio van de in artikel 37, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 37, tweede lid, onderdeel b, van de Wet voorziene faciliteit is het wegnemen van fiscale belemmeringen bij het om functionele en organisatorische redenen inbrengen van -in het onderhavige geval- het gehele vermogen in één vennootschap. 4.2. De hiervoor onder 2.2. beschreven herstructurering, welke in twee dagen haar beslag heeft gekregen, heeft ertoe geleid: -dat *B en vijf kinderen rechtstreeks gerechtigd zijn in belanghebbende, -dat *B voorts via de holding in belanghebbende gerechtigd is, -dat *B via de holding zelf het belang in *C B.V. behoudt en in de holding een pensioen kan opbouwen, -dat belanghebbende als beheermaatschappij optreedt, en -dat *A B.V. de werkmaatschappij vormt. 4.3. Deze herstructurering is uitgevoerd door middel van een samenstel van rechtshandelingen. Het is in overeenstemming met de strekking van de hiervoor in 4.1. genoemde faciliteit om bij de beoordeling van de vraag of ten aanzien van belanghebbende sprake is van het verwerven van het gehele vermogen uit te gaan van de uiteindelijk door dat samenstel tot stand gekomen herstructurering. 4.4. Nu de belanghebbende het gehele vermogen van de holding heeft verworven, is voldaan aan de voorwaarden die aan de toepassing van de faciliteit worden gesteld. Hieraan doet de omstandigheid dat die inbreng daags erna is gevolgd door een overdracht van het gehele vermogen aan *A B.V. niet af, aangezien die overdracht niet ten koste van het eigen vermogen van belanghebbende is gegaan. 4.5. De Inspecteur beroept zich tevergeefs op het arrest HR 15 juli 1986, nr. 23227, BNB 1986/311, aangezien de inbreng van het gehele vermogen van belanghebbende in *A B.V. niet volgt op de tot stand gebrachte herstructurering, doch daarvan deel uitmaakt. 4.6. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende. De bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde aanslag dienen te worden vernietigd. 5. Proceskosten Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 1 punt (beroepschrift) maal wegingsfactor 2 (gewicht van de zaak) maal ƒ 710,--, ofwel ƒ 1.420,--. 6. Beslissing Het Hof -vernietigt de bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde naheffingsaanslag, -gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 75,-- , en -veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 1.420,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden. Aldus vastgesteld op 30 mei 1997 door mr Haas, voorzitter, mrs. Matthijssen en Lamens, in tegenwoordigheid van mr Weenink, waarnemend-griffier. (G.A. Weenink) (N.E. Haas) Met ontvangstbevestiging in afschrift aan partijen verzonden op: 30 mei 1997.