Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1199

Datum uitspraak1997-09-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/1815
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nr. 96/1815 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende:*X woonplaats:*Z ambtenaar:hoofd unit Heffing van de gemeente *P (hierna: het hoofd) aangevallen beslissing:uitspraak op bezwaar soort belasting:parkeerbelasting controle:14 oktober 1996 mondelinge behandeling:op 9 september 1997 te Arnhem door mr. Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Vellema, als griffier waarbij verschenen:belanghebbende en *A, als gemachtigde van het hoofd Gronden: 1. Aan belanghebbende is ter zake van het op maandag 14 oktober 1996 om 9.50 uur parkeren van haar auto aan de *a-straat te *Z een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. 2. Belanghebbende is van mening, dat zij geen parkeerovertreding heeft begaan. Zij heeft daartoe aangevoerd - dat zij in een winkel aan de *b-straat, gelegen om de hoek op ongeveer 25 meter afstand van de parkeerplaats in de *a-straat, *c's wilde afhalen, - dat zij zich bij aankomst op de parkeerplaats realiseerde dat het maandagmorgen was en de winkels gesloten waren, - dat zij niettemin de auto heeft geparkeerd om even snel te zien of wellicht de winkel toch open was, - dat zij, indien de winkel open zou zijn geweest, in ieder geval eerst het parkeergeld zou hebben betaald alvorens de winkel te bezoeken, - dat zij hooguit ongeveer één minuut bij haar auto vandaan is geweest, - dat, toen zij na terugkeer wilde wegrijden, een parkeercontroleur kwam aanhollen en haar een bon uitdeelde, en - dat deze parkeercontroleur ook na uitleg van haar kant niet voor rede vatbaar was. 3. Het hoofd heeft deze lezing van belanghebbende, behoudens het zetten van een vraagteken bij de tijd dat belanghebbende bij haar auto vandaan was, niet weersproken. Daarbij heeft zij opgemerkt, dat het voor de parkeercontroleurs niet altijd mogelijk is vast te stellen hoe lang een auto reeds stond geparkeerd. 4. Ingevolge artikel 225, lid 2, van de Gemeentewet en artikel 2, onderdeel a, van de Parkeer- en parkeergeldverordening 1988 van de gemeente *P - voor zover hier van belang -, wordt onder parkeren verstaan: het op een door burgemeester en wethouders aangewezen terreinen of weggedeelten gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken. 5. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 1975, NJ 1975, 481, is met de zinsnede "anders dan .." beoogd te voorkomen, dat als gevolg van een parkeerverbod het bezorgen of ophalen van zaken die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald, niet zonder overtreding van de wet mogelijk zou zijn. 6. Het afhalen van *c's kan niet worden aangemerkt als het laden of lossen van zaken. 7. Indien voorts naast het in- of uitstappen activiteiten worden gepleegd die daarmee geen direct verband houden en waardoor de periode van het stilstaan wordt verlengd, zoals in het onderhavige geval, kan ook van het onmiddellijk in- en uitstappen niet worden gesproken. 8. Belanghebbende heeft mitsdien geparkeerd in de zin van voormelde bepalingen en is ter zake parkeerbelasting verschuldigd. 9. Aan de vraag of door de gemeente in een geval als hier aan de orde een beleid wordt gevoerd dat erop is gericht de scherpe kanten van controles als de onderhavige weg te nemen, komt het hof niet toe nu omtrent een zodanig beleid niets is gesteld of gebleken. 10. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond. Proceskosten Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 september 1997 te Arnhem door mr. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Vellema als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (A. Vellema)(J.B.H. Röben) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 september 1997.