Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1291

Datum uitspraak1998-03-11
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/1928
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 96/1928 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : de inspecteur van de belastingdienst/particulieren *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 13 november 1996 soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1994 mondelinge behandeling : op 25 februari 1998 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier waarbij verschenen : de inspecteur waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het hof gronden: 1. De op 23 februari 1998 ter griffie van het gerechtshof ontvangen brief van belanghebbende van 20 februari 1998 wordt als gedingstuk aangemerkt. 2 Als tussen partijen niet dan wel onvoldoende weersproken kan voor deze procedure van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan: 2.1. Belanghebbende was in 1994 als personeelsfunctionaris werkzaam bij de Stichting *A Laboratorium te *Z, een samenwerkingsverband van een aantal ziekenhuizen uit de omgeving. De functie van belanghebbende betrof een functie op HBO-niveau. Belanghebbende had zich met een MBO-opleiding als achtergrond via de functie van directiesecretaresse tot personeelsfunctionaris opgewerkt. 2.2. In januari 1994 werd duidelijk, dat de stichting zou worden ontvlochten en dat het voor belanghebbende moeilijk zou worden een vaste baan te krijgen in een van de deelnemende ziekenhuizen. Een poging om de HBO-opleiding Personeel en Arbeid te gaan volgen strandde op onvoldoende steun binnen het *A-Laboratorium. 2.3. In de loop van 1994 werd belanghebbende door overbelasting een aantal maanden ziek. Hierna is zij op advies een *b-training gaan volgen *. 2.4. Belanghebbende beschrijft de betreffende training in hoofdlijnen als volgt: 2.4.1. De *b-training is een zeer intensieve vorm van groepsgesprekken die door maandelijkse sessies sterk werkt omdat het leerproces in een vaste groep een extra ondersteuning biedt. 2.4.2. Aan de *b-training doen naast personeelsfunctionarissen ook leraren, secretaresses, trainers, advocaten, masseurs en artsen mee. 2.4.3. De *b-training is een post-HBO opleiding voor mensen die met mensen werken, een training noodzakelijk voor het beter functioneren in de toekomst en voor het verbreden van kennis en vaardigheden. 2.4.4. Belanghebbende stelt, dat de *b-training haar als personeelsfunctionaris handvatten biedt om de functie uit te oefenen en om problemen in haar functie goed het hoofd te bieden. De cursus leidt haar op om een goede personeelsfunctionaris te zijn. Verder heeft de training haar analytisch vermogen sterker ontwikkeld en haar in staat heeft gesteld om vraagstukken adequaat tegemoet te treden. 2.5. In de jaren na 1994 heeft belanghebbende haar functie van personeelsfunctionaris afgebouwd en een andere functie verworven binnen het Ziekenhuiscentrum *Q. 3. Belanghebbende maakt tegenover de betwisting door de inspecteur niet waar, dat de kosten van de *b-training als aftrekbare beroepskosten in de zin van artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) in aanmerking kunnen worden genomen. Uit de door belanghebbende gegeven toelichting komt naar voren, dat het volgen van de training door belanghebbende niet zozeer was gericht op het op peil houden of opfrissen van bij haar reeds aanwezige vakkennis, doch op verbreding en verdieping van kennis van en inzicht in de wijze waarop zij sociaal en persoonlijk functioneerde. Ook de diversiteit van beroepen van deelnemers aan de training wijst erop, dat de training als een brede, algemeen vormende, sterk sociaal gerichte opleiding is aan te merken. Dat de training belanghebbende bij de uitoefening van haar functie als personeelsfunctionaris zeer wel te stade zal zijn gekomen, acht het hof alleszins aannemelijk, maar dit doet aan het algemene karakter van de training niet af. 4. De kosten komen reeds daarom niet als „uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep’ in de zin van de buitengewone-lastenregeling, neergelegd in artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wet in aanmerking, nu de training ook volgens belanghebbende door haar niet was bedoeld als een opleiding of studie voor het nadien zelfstandig uitoefenen van een praktijk als *b-therapeut. Ook overigens heeft belanghebbende gesteld noch aannemelijk gemaakt, dat de training als een opleiding of studie voor een beroep als bedoeld in de buitengewone-lastenregeling moet worden aangemerkt. 5. Belanghebbende heeft haar stelling dat, door de weigering van de inspecteur de kosten van de training niet in aftrek toe te laten, sprake is van rechtsongelijkheid feitelijk niet onderbouwd en tegenover de betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt. 6. Het beroep van belanghebbende in ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de inspecteur. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 11 maart 1998 door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (N.Th. Wagener)(J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 maart 1998