Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA4948

Datum uitspraak2000-02-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers38822 KG ZA 00-53
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN Uitspraak 25 februari 2000 Kortgedingnummer 38822 KG ZA 00-53 VONNIS van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van: [eiseres] wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente] eiseres, procureur mr. A.H. Horstman, tegen de stichting "STICHTING GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG FRIESLAND" statutair gevestigd te Leeuwarden, gemeente Leeuwarden, hierna ook te noemen de GGZ en 2. [gedaagde] wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente], hierna ook te noemen de behandelend arts, gedaagden, procureurs mrs D. Boerema en R. Bremer. PROCESGANG Eiseres heeft gedaagden in kort geding doen dagvaarden tegen de zitting van 22 februari 2000. Op de bij dagvaarding geformuleerde gronden heeft eiseres toen geconcludeerd voor eis dat de president bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut: 1. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen de gedwongen toediening van medicatie onmiddellijk stop te zetten op straffe van een dwangsom van ƒ 1.000,= voor iedere keer dat gedaagden in strijd met het verbod handelen en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt; 2. gedaagden zal veroordelen in de kosten van het geding. Ter terechtzitting hebben partijen hun respectieve standpunten doen toelichten door hun procureurs aan de hand van pleitnotities. Gedaagden hebben daarbij doen concluderen tot afwijzing van eiseresses vorderingen en haar veroordeling in de proceskosten, alles uitvoerbaar bij voorraad. Verder hebben partijen in persoon het woord gevoerd, terwijl namens de GGZ - zij het zonder daartoe strekkende volmacht - een toelichting is verschaft door J.J.W.M. van Wely, psychiater bij de GGZ te Sneek. De procureurs hebben vervolgens de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt, overgelegd voor vonnis. RECHTSOVERWEGINGEN Vaststaande feiten 1. Binnen het kader van dit kort geding zijn onder meer de navolgende feiten als vaststaand tussen partijen komen te gelden. Deze feiten zijn vastgesteld op grond van stellingen van partijen of ook op grond dat ze blijken uit de onomstreden gebleven inhoud van overgelegde schriftelijke bescheiden. Overigens draagt de vaststelling van feiten in een kort geding noodgedwongen een voorlopig karakter, omdat de gelegenheid om getuigen te ondervragen en/of een deskundigenbericht in te winnen dan pleegt te ontbreken. 2. Aldus zijn onder meer de navolgende feiten tussen partijen komen vast te staan. 2.1 Eiseres is sinds 1970 tientallen malen gedwongen opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting. Na zich aan een eerdere vrijwillige behandeling in het najaar van 1999 te hebben onttrokken en vervolgens als automobiliste herhaaldelijk gevaarlijk rijgedrag (spookrijden en voetgangers bijna omverrijden) te hebben vertoond, is zij op 27 december 1999 in bewaring gesteld en na een machtiging tot voortzetting van de rechtbank te Zutphen op 17 januari 2000 naar de GGZ-kliniek te [woonplaats] overgebracht, waarbij de diagnose werd gesteld dat zij leed aan een bipolaire stoornis en op dat moment weer verkeerde in een manische fase met psychotische kenmerken en paranoide- en grootheidswanen. Eiseres miste weer elk ziekte-inzicht. 2.2 Eiseres verblijft daar thans in de gesloten afdeling op basis van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en het doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis d.d. 21 januari 2000. Deze beschikking is door de rechtbank te Leeuwarden verleend voor de duur van zes maanden, te rekenen vanaf 27 december 1999. 2.3 Er is een behandelingsplan van eiseres opgesteld, waarin staat vermeld als datum begin behandeling 17 januari 2000. In de behandelingsplannen met vervolgnummers 2 en 3 d.d. 24 respectievelijk 27 januari 2000 is vermeld dat eiseres prikkelbaar, achterdochtig en soms verbaal agressief was. Omdat eiseres de voorgeschreven medicatie weigerde, vermeldden de behandelingsplannen de intentie een dwangbehandeling te starten, hetgeen betekende dat eiseres medicamenteus behandeld zou worden met het langer werkende depot-neurolepticum van 200 mg cisordinol-decanoaat per twee weken en dat zij voorlopig gesepareerd zou blijven. 2.4 Eiseres is niet akkoord gegaan met deze behandelingsplannen. Desondanks is sinds haar binnenkomst meermalen gedwongen medicatie toegediend en heeft eiseres de eerste15 dagen in de separeerruimte verbleven. Sindsdien verblijft zij op de gewone gesloten afdeling. 2.5 Er zijn achtereenvolgens vijf behandelingsplannen opgesteld; met uitzondering van vervolgnummer 4 houden zij onder andere gedwongen toediening van medicatie in. 2.6 Na de gedwongen injectie van 27 januari is op eiseresses verzoek d.d. 28 januari 2000 de gedwongen medicatie geschorst in verband met de behandeling van een door eiseres op grond van artikel 41 van de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (hierna: BOPZ) op 31 januari 2000 ingediende klacht. Op 10 februari 2000 heeft de klachtencommissie de klacht ongegrond verklaard. 2.7 Op 15 februari 2000 hebben gedaagden - in weerwil van een verzoek van eiseres d.d. 11 februari 2000 tot voortzetting van de schorsing - de gedwongen medicatie hervat. In het behandelingsplan vervolgnummer 5 d.d. 15 februari 2000 is vermeld dat eiseres de komende periode behandeld zou gaan worden door middel van medicatie en structuur en dat mocht er sprake zijn van forse verbale agressie en/of fysieke agressie, eiseres zou worden gesepareerd. 2.8 Eiseres is niet akkoord gegaan met de behandelingsplannen. Zij is zich met hand en tand tegen de injecties blijven verzetten. Het geschil 3.1 Eiseres acht hervatting van de haar onder dwang toe te dienen medicatie van 200 mg cisordinol depot per twee weken -zoals vermeld in behandelingsplan 5- onrechtmatig omdat: er in de kliniek geen sprake is van ernstig gevaar voor eiseres of voor haar omgeving, ter afwending waarvan de toepassing van de medicamenteuze dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is of van een (dreigende) noodsituatie; gedurende de periode dat eiseres op de gewone gesloten afdeling verbleef, heeft zich immers geen situatie voorgedaan die als gevaarlijk kan worden beschouwd; haar psychische toestand is rustig en stabiel, zolang zij niet gedwongen wordt injecties te ondergaan; de combinatie van medicamenteuze dwangbehandeling met de maatregel van separatie - en dan ook nog gedurende langer dan zeven dagen - bovendien onnodig is om eventueel gevaar af te wenden en dus ook in strijd is met de rechtsbeginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en met de wet, waardoor een inbreuk is gemaakt op de grondrechten en fundamentele vrijheden van eiseres. Zij vordert een verbod van de met artikel 3 van het Europees Verdrag tot de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 11 van de Grondwet strijdige gedwongen toediening van medicijnen; zij wordt niet moe erop te wijzen dat er vijf verplegers aan te pas komen om haar voeten te kruisen met het oog op de injectie, waartegen zij zich krabbend, slaand en aanvankelijk nog schoppend verzet. Voor deze vernederende behandeling acht zij geen wettelijke grond aanwezig. 3.2 Gedaagden stellen dat eiseres bij binnenkomst in de GGZ-kliniek te [woonplaats] krachtens een inbewaringstelling door de rechtbank Zutphen op 17 januari 2000 - ter overbrugging van een door haar psychose voor het ziekenhuis veroorzaakte althans dreigende tijdelijke noodsituatie als bedoeld in artikel 39 BOPZ - voor verzorging, verpleging en behandeling is ingesloten in een separeerverblijf. De noodsituatie bestond in de escalatie op de afdeling, die te duchten viel van haar binnenkomst met verbaal en fysiek geweld. Ter bekorting van de separatie is tegelijk begonnen met de gedwongen toediening van kortwerkende medicatie door middel van injecties van cisordinol-acutard, omdat eiseres vrijwillige inname van tabletten weigerde en vasthield aan een eerder voorgeschreven, maar door haar eigen onregelmatig innemen ontoereikend gebleken ander medicijn ("Zyprexa-olanzapine). Bestrijding van de psychose zou ook de noodzaak van separatie wegnemen. Na 7 dagen is deze behandeling volgens gedaagden gecontinueerd, maar nu bij wijze van dwangbehandeling op grond van artikel 38 lid 5 BOPZ. Eiseresses verzet daartegen is op 10 februari 2000 door de krachtens artikel 41 BOPZ ingestelde klachtencommissie ongegrond verklaard. Volgens gedaagden zal alleen dwangmedicatie kunnen leiden tot het bekorten van eiseresses separatie, van haar verblijf op de gesloten afdeling en van haar gedwongen opname en uiteindelijk tot een redelijk herstel. De behandelend arts en de namens de GGZ het woord voerende psychiater hebben er tijdens de kort-geding-zitting met nadruk op gewezen dat zij mensen als eiseres niet alleen maar willen opsluiten, maar ook helpen en genezen. Beoordeling 4.1. Inderdaad is hier naar het oordeel van de president sprake van de valkuil van de BOPZ: het gevaar dat eiseres buiten de kliniek voor de algemene veiligheid van anderen en zichzelf oplevert, rechtvaardigt haar vrijheidsberoving, maar is - eenmaal binnen de kliniek - niet ernstig genoeg om haar tegen haar wil de gedwongen medicatie toe te dienen, welker stopzetting zij in dit kort geding vordert. Als eiseres al gevaarlijk voor anderen is, kan dat gevaar binnen de kliniek zo nodig ook door tijdelijke separaties worden afgewend, zij het dat het afzien van medicatie tot een uitzichtloos langdurig verblijf kan leiden, indien het ziektebeeld niet vanzelf wegebt of het enkele verblijf in de kliniek (de in de behandelingsplannen beoogde structuur) niet tot genezing van eiseres leidt. Dat zonder medicatie afwachten, aanzien van eiseresses ontwikkeling en intussen in tijdelijke noodsituaties haar zo nu en dan separeren, legt volgens gedaagden een groot beslag op de publieke middelen en hun klinische mogelijkheden; ruimtegebrek en personeelsgebrek zouden hen dan wel eens kunnen nopen om eiseres te ontslaan terwijl er nog gevaar voor de buitenwereld bestaat. Hetgeen gedaagden daaromtrent hebben aangevoerd, kan wettelijk niet rechtvaardigen dat eiseresses wilsuitingen worden genegeerd. 4.2 Bovendien bestaat het voor gedwongen medicatie vereiste gevaar binnen de kliniek nog slechts uit schuimbekken en stemverheffing die mede-patiënten soms beangstigt; gerichte bedreigingen worden niet geuit. De fysieke agressie bestaat volgens gedaagden uit het krabben, slaan en schoppen van artsen en verplegend personeel, maar ter zitting is gebleken dat dit zich - op één uitzondering in het najaar van 1999 na, toen een arts tijdens eiseresses vrijwillig verblijf een rechterlijke machtiging tot gedwongen verblijf ter sprake bracht - verder alleen voordoet als eiseresses verzet tegen de volgens haar onrechtmatige gedwongen injectie genegeerd wordt: dit gevaar kan de dwang niet rechtvaardigen, omdat het door de dwang wordt gecreëerd. Een en ander levert in elk geval niet het uit de geestesstoornis voortvloeiend gevaar voor de patiënt of anderen op, dat het volgens gedaagden toepasselijke artikel 38 lid 5 BOPZ - welke wet als enige inbreuken kan rechtvaardigen op de door artikel 11 van de Grondwet en artikel 3 van voormeld Europees Verdrag beschermde lichamelijke onaantastbaarheid - vereist voor gedwongen medicatie op basis van het door eiseres afgewezen behandelingsplan. En dan moet dat gevaar ook nog eens ernstig zijn - niet tevens, zoals eiseres meent, acuut. De president zwijgt dan nog maar over het gevaar dat zou uitgaan van eiseresses prikkelbaarheid en achterdocht. 4.3 Evenmin is voldaan aan de wettelijke eis dat de in het door de patiënte afgewezen behandelingsplan voorziene, gedwongen medicatie volstrekt noodzakelijk moet zijn om het beweerde gevaar af te wenden. Eiseres verzet zich in dit kort geding niet tegen het alternatief van de separatie op grond van artikel 39 BOPZ als zij in de kliniek tijdelijke noodsituaties mocht veroorzaken. Daarvan vordert eiseres ook geen verbod. Het is de gedwongen toediening van de in het behandelingsplan voorziene medicatie die zij verafschuwt, omdat de bijwerkingen ervan haar versuffen en in haar beleving als een ander mens, als een zombie doen leven; dan leeft zij nog liever afgezonderd. 4.4. Weliswaar is namens gedaagden nog aangevoerd dat er al sprake is van ernstig gevaar wanneer het steeds opnieuw noodzakelijk is om middelen en maatregelen toe te passen om tijdelijke noodsituaties het hoofd te bieden, maar volgens hun eigen stellingen heeft zich dat tot nu toe alleen bij eiseresses geagiteerde binnenkomst voorgedaan en bovendien is niet aannemelijk geworden dat mede-patiënten of verzorgende verplegers gericht en rechtstreeks bedreigd worden, laat staan aangevallen. Dat eiseres levensgevaar loopt ten gevolge van dreigende lichamelijke uitputting, acht de president - in het licht van eiseresses verleden en haar optreden ter zitting - een te onwaarschijnlijke stelling van gedaagden om daaraan nu al de conclusie te verbinden dat eiseres binnen de gesloten afdeling een ernstig gevaar voor zichzelf vormt. 5. De president concludeert dat nu eiseres haar goedkeuring aan het behandelingsplan onthoudt en zij zich daadwerkelijk tegen de uitvoering ervan verzet, zij in beginsel niet op grond van artikel 38 BOPZ kan worden behandeld, zoals gedaagden doen. Op dit beginsel kan, volgens het vijfde lid, slechts een uitzondering worden gemaakt "voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden." Deze noodzaak noch dit gevaar is voorshands voldoende aannemelijk geworden, zodat gedwongen behandeling op grond van dit artikellid als een onrechtmatige inbreuk op eiseresses lichamelijke integriteit zal worden verboden. Waar gedaagden eiseres niettemin gedwongen medicatie wensen toe te dienen, heeft zij bij dat verbod een voldoende spoedeisend belang. Dat men haar - zoals de psychiater in een overgelegde notitie schrijft - voor haar eigen bestwil iets anders zou toewensen, is geen reden om te negeren wat eiseres zelf wenst. Zo wil de na jarenlange parlementaire discussie in 1994 ingevoerde en aan constante evaluatie onderhevige wet het. Uiteraard laat het te geven verbod de mogelijkheid van kortdurende toediening van medicatie (een week-depot) - al dan niet in combinatie met een separatie - op grond van een tijdelijke noodsituatie met toepassing van artikel 39 BOPZ onverlet. 6. Aan het totaal van de te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden verbonden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort-geding-vonnis oplegging van een hoger maximumbedrag aan dwangsommen kan worden gevorderd, dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. 7 Als in het ongelijk te stellen partijen zullen gedaagden in de proceskosten worden verwezen. BESLISSING De president, recht doende in kort geding: I. verbiedt gedaagden om gedwongen medicatie toe te dienen aan eiseres, zolang zij gedwongen opgenomen is krachtens de machtiging van deze rechtbank d.d. 21 januari 2000 en haar geestesstoornis niet een ernstig gevaar voor haarzelf of anderen veroorzaakt ; II. bepaalt dat gedaagden bij elke overtreding van voormeld verbod een dwangsom van ƒ 1.000,- (zegge: eenduizend gulden) verbeuren, waarvoor zij ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn; III. stelt een maximum aan het totaal van de deswege te verbeuren dwangsommen en wel op ƒ 50.000,- (zegge: vijftigduizend gulden); IV. veroordeelt de GGZ in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op f 775,- wegens salaris procureur en op f 467,55 wegens verschotten; V. veroordeelt de behandelend arts in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op f 775,- wegens salaris procureur en op f 475,96 wegens verschotten VI. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; VII. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is aldus gewezen door mr G. Vrieze, president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2000 in tegenwoordigheid van de griffier. c:20