Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3433

Datum uitspraak2001-09-06
Datum gepubliceerd2001-09-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers42336/HAZA 01-2
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Uitspraak: 6 september 2001 V O N N I S van de Arrondissementsrechtbank te Roermond in de zaak van: EISER, wonende te Echt, procureur mr. L.M. Aben; tegen: gedaagde: DE GEMEENTE ECHT, zetelende te Echt, procureur mr. J.A. Wolter. 1. Het verloop van de procedure Dit blijkt uit de navolgende stukken: - de dagvaarding van 13 december 2000; - de conclusie van eis; - de conclusie van antwoord met 5 producties; - het vonnis van deze rechtbank d.d. 1 maart 2001; - het proces-verbaal van comparitie d.d. 21 mei 2001 - de akte van eiser; - de antwoord akte van gedaagde. De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast. 2. De vaststaande feiten Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd. In verband met de realisering van het bestemmingsplan "Op den Dijk" te Echt sloten partijen in augustus 1995 een bedrijfsverplaatsingsovereenkomst met een koopovereenkomst. In hoofdlijnen houdt deze overeenkomst het volgende in. 1. Eiser verbindt zich de bedrijfsactiviteiten op de onroerende zaken kadastraal bekend als gemeente Echt sectie K nummers 1925 en 4222 uiterlijk respectievelijk 1 september 1996 en 1 maart 1996 te beëindigen. 2. De huidige bedrijfsactiviteiten zullen worden verplaatst naar nog te plegen nieuwbouw op het bedrijventerrein :De Berkt" te Echt. 3. Gedaagde betaalt aan eiser als vergoeding voor de verplaatsingskosten een bedrag van ƒ 268.000,--. 4. Eiser behoudt de eigendom van het perceel sectie K nummer 1925. Eiser dient zich nu en in de toekomst op dit perceel te onthouden van enige milieuhinderlijke activiteiten c.q. voor een woonomgeving milieuhinderlijke activiteiten. 5. Eiser dient het perceel sectie K nummer 4222 en gebouwen over te dragen aan gedaagde voor een bedrag van ƒ 81.000,--. In de bedrijfsverplaatsingsovereenkomst is niets opgenomen over al dan niet verschuldigde omzetbelasting. In de notariële akte terzake van de levering van de onroerende zaak sectie K nummer 4222 is opgenomen: "wegens de levering van het verkochte is geen omzetbelasting verschuldigd". De fiscus heeft de transacties tussen partijen aangemerkt als belastbare feiten in de zin van de Wet op de omzetbelasting en eiser dienovereenkomstig een aanslag opgelegd. Deze belasting bedraagt 17,5 % van ƒ 268.000,-- zijnde ƒ 46.900,-- en 17,5 % van ƒ 21.000,-- (begrepen in het bedrag van ƒ 81.000,-- als zijnde de tegenprestatie voor uitvoeringswerkzaamheden die door eiser moesten worden verricht, zijnde ƒ 3.675,--. 3. De vordering(en) en de stellingen van eiser Eiser heeft gevorderd gedaagde te veroordelen bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad ook ten aanzien van de proceskosten - aan hem te betalen een bedrag van ƒ 50.575,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 1997 en een bedrag van ƒ 2.200,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2000 alles tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van in de kosten van het geding. Eiser heeft daartoe het volgende gesteld. Conform de tussen partijen gesloten overeenkomst dient gedaagde de door eiser verschuldigde omzetbelasting ten bedrage van ƒ 50.5575,-- aan eiser te voldoen. Eiser heeft deze vordering ter incasso in handen van zijn raadsman gesteld als gevolg waarvan eiser incassokosten, zijnde een bedrag van ƒ 2.200,--, aan zijn raadsman verschuldigd is. Voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken. 4. Het verweer van gedaagde Gedaagde heeft geconcludeerd afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van eiser in de kosten van het geding. Gedaagde heeft daartoe het volgende gesteld. Door eiser is in het traject, dat geleid heeft tot de verplaatsingsovereenkomst, bij zijn voorstellen omtrent de omvang van de vergoeding voor die verplaatsing niet gesteld dat met te betalen omzetbelasting rekening gehouden zou moeten worden. Het is voor rekening en risico van eiser dat hij een overeenkomst heeft gesloten zonder enig voorbehoud te maken voor wat betreft de verschuldigdheid van de omzetbelasting. De koopsom voor de onroerende zaak bedroeg niet ƒ 81.000,-- exclusief omzetbelasting. Tussen partijen is niet overeengekomen dat deze koopsom opgesplitst zou worden in een bedrag van ƒ 60.000,-- en ƒ 21.000,--. Buiten een sommatie is uit niets gebleken dat buitengerechtelijke kosten zou kunnen rechtvaardigen. Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken. 5. Het oordeel van de rechtbank Vaststaat tussen partijen dat de fiscus een aanslag wegens omzetbelasting heeft opgelegd als onder de vaststaande feiten weergegeven. Deze aanslag heeft formele rechtskracht in de verhouding tussen eiser en de Staat. Van de verschuldigdheid van die omzetbelasting dient ook in de relatie van eiser tot gedaagde te worden uitgegaan, tenzij eiser ten tijde van de betaling van de omzetbelasting had behoren te beseffen dat deze niet verschuldigd was, dan wel dat eiser vóór het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt, tot het besef is gekomen of had behoren te komen dat een zodanig bezwaar een redelijke kans op succes zou hebben. Dit laatste is gesteld noch gebleken. De vraag wat heeft te gelden terzake van het in rekening brengen door gedaagde aan eiser van een bedrag terzake van omzetbelasting, moet worden beantwoord aan de hand van de tussen partijen gesloten bedrijfsverplaatsingsovereenkomst c.q. notariële akte tot levering bezien in het licht van de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting. Beide partijen, die zich door adviseurs hebben laten bijstaan, zijn bij de onderhandelingen tot en het sluiten van de bedrijfsverplaatsingsovereenkomst er van uitgegaan dat over de daarin genoemde bedragen geen omzetbelasting verschuldigd zou zijn. In de bedrijfsverplaatsingsovereenkomst wordt dan ook met geen woord gerept over eventueel verschuldigde omzetbelasting. In de notariële akte wordt vermeld dat wegens de levering geen omzetbelasting verschuldigd is. Dit laatste is kennelijk juist, want over de levering van de onroerende zaak is geen aanslag omzetbelasting opgelegd. Wel is de koopsom gesplitst in een deel voor de levering en een ander deel voor de vergoeding van verricht werk. Artikel 35 juncto artikel 38 van de Wet op de omzetbelasting houdt in dat de prijzen tussen eiser en gedaagde exclusief het bedrag van de omzetbelasting zijn. Gedaagde heeft betoogd dat de in de overeenkomst genoemde prijzen all-in prijzen zijn in die zin, dat eiser het risico dient te lopen dat er eventueel omzetbelasting verschuldigd is. Deze stellingname strookt niet met het feit dat partijen er van zijn uitgegaan dat geen omzetbelasting verschuldigd zou zijn. In dat geval kan er van een risico acceptatie geen sprake zijn. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat eiser terecht na het opleggen van de aanslag alsnog een btw-rekening aan gedaagde heeft doen toekomen. De vordering van eiser tot betaling door gedaagde van de omzetbelasting is toewijsbaar met veroordeling van gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding. De vordering terzake van buitengerechtelijke kosten moet worden afgewezen, nu een sommatie voorafgaand aan een procedure te rekenen is onder de kosten van de procedure. B E S L I S S I N G De rechtbank: veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van ƒ 50.575,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 1997 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding aan de zijde van eiser gevallen, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op ƒ 2.757,-- (EUR 1.247,90) aan salaris procureur en op ƒ 1.118,76 (EUR 507,67) aan verschotten; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx en ter openbare civiele terechtzitting van 6 september 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Type: AS