Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0290

Datum uitspraak2001-03-13
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1009125100
Statusgepubliceerd


Indicatie

Moord in relationele sfeer. Slachtoffer (vrouw met wie hij wilde huwen) met mes meermalen gestoken op klaarlichte dag in drukke winkelstraat in aanwezigheid van het twee-jarige dochtertje van het slachtoffer en een ander kind van nog geen tien jaar oud.
Verwerping beroep op psychische overmacht en verwerping betoog dat van (zwakbegaafde) verdachte niet verwacht kan worden dat hij op de hoogte is van Nederlandse normen en waarden.
9 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

Rolnummer 2200311200 parketnummer 1009125100 datum uitspraak 13 maart 2001 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 6 november 2000 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [plaats] (Turkije) op [...] 1976, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Schie" te Rotterdam. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2001. 1. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 2. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bijlage: Hij op 15 juli 2000 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, imers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes meermalen in ondermeer de rug en hartstreek en borststreek en de buikstreek gestoken, tengebolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 3. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 4. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Moord. 5. Strafbaarheid van de verdachte 5.1 De raadsman heeft in hoger beroep betoogd dat de verdachte heeft gehandeld in een situatie van psychische overmacht en daarom dient te worden ontslagen van rechtsvervolging. Hij heeft daartoe -kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd: De strafzaak heeft een lange voorgeschiedenis. Verdachte's jeugd stond in het teken van zijn liefde voor het slachtoffer en zijn wens om later met haar te trouwen. Na haar scheiding in Nederland heeft verdachte meerdere malen om haar hand gevraagd, maar er volgde steeds uitstel. wel werden grote bedragen gevraagd en aangenomen door haar familie. Het slachtoffer wees verdachte telkens af; verder bleef zij vriendschappelijk omgaan met haar ex-man. Verdachte werd argwanend, voelde zich gebruikt; zijn eer is aangetast. Als illegaal kon hij bovendien geen kant op. Deze situatie, gevoegd bij zijn referentiekader, ontstaan door zijn opvoeding op het Turkse platteland, hebben geleid tot een externe druk, waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden. De raadsman heeft daarbij nog betoogd dat van de (zwakbegaafde) verdachte die nog maar 19 maanden in Nederland was en in die tijd alleen contact had met mensen van Turkse afkomst, niet verwacht kon worden dat hij kennis draagt van Nederlandse normen en waarden en dat de deskundigen Brans, Oei en Lindenberg op de duidelijke culturele factoren wijzen die een rol hebben gespeeld bij het plegen van het strafbare feit. 5.2 Het hof overweegt in verband met dit verweer als volgt. Van psychische overmacht kan worden gesproken indien de verdachte heeft gehandeld onder invloed van een geestelijke druk, niet als gevolg van een geestesziekte, maar door externe omstandigheden, die zodanig was dat verdachte daaraan niet redelijkerwijs weerstand had kunnen en behoeven te bieden. 5.3 Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende aannemelijk geworden. Verdachte bij wie geen psychische stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is geconstateerd, was in zijn verwachting dat hij (op korte termijn) met het slachtoffer zou kunnen huwen ernstig teleurgesteld en hij voelde zich misbruikt door het slachtoffer, mede gelet op het (vermeende) gedrag van het slachtoffer tegenover haar (ex) man en mogelijk nog een andere man en de weigering van het slachtoffer danwel haar familie hem -illegaal in Nederland verblijvend en werkzaam onder de naam van een broer van het slachtoffer- ondanks zijn verzoek de gelden die hij ten behoeve van het slachtoffer reeds had uitgegeven, terug te betalen. De verdachte had reeds de dag voor 15 juli 2000 overwogen het slachtoffer en zichzelf met een vuurwapen te doden doch had, omdat hij geen geld had om een wapen te kopen, daarom daarvan afgezien. Verdachte had het plan naar Turkije terug te keren en had daartoe van [betrokkene] f 500,- en een paspoort gekregen. 5.4 Het hof is van oordeel dat verdachte, die de dag voor het gebeuren van een plan tot doden afzag en door de hulp van een familielid inmiddels in staat was gesteld naar Turkije terug te keren, door op de dag van het delict het slachtoffer toch weer op te zoeken, zich bewust in een situatie heeft gebracht dat hij toen hij zag dat het slachtoffer een (vriendelijk) contact had met haar ex-man, zich niet heeft kunnen beheersen. Verdachte is het slachtoffer opnieuw gaan volgen en heeft haar vervolgens neergestoken. Op dat moment heeft verdachte naar ’s hofs oordeel gehandeld vanuit een -universeel -menselijk gevoel van afwijzing, frustratie, woede, afhankelijkheid en machteloosheid. Voorzover Turkse zeden en gewoonten al bij het handelen van verdachte hebben meegespeeld, is het hof van oordeel dat van verdachte redelijkerwijs mocht worden gevergd dat hij weerstand zou bieden aan de primitieve aandrang om het slachtoffer te doden en dat hij het in de Nederlandse en Turkse rechtscultuur geldende meest absolute recht, namelijk het recht op leven, zou respecteren. Verdachte heeft door te handelen als hij heeft gedaan disproportioneel gehandeld en heeft andere mogelijkheden -bijvoorbeeld hulp zoeken bij vrienden, familie in Turkije of de politie- buiten beschouwing gelaten. 5.5 Daaraan doet niet af dat genoemde situatie waarin de verdachte verkeerde en welke door de psycholoog Brand en psychiater Lindenberg vanuit hun discipline is beschreven, bij de straf toemeting een rol kan spelen. Het hof acht zich hieromtrent door de deskundigen voldoende voorgelicht en wijst het subsidiaire verzoek tot aanhouding in verband met nadere rapportage af. Het hof merkt daarbij nog op dat uit deze rapportage naar voren komt dat verdachte weliswaar een geringe schoolopleiding heeft gehad, doch dat op grond van het feit dat verdachte weinig tot geen medewerking verleende aan psychologische tests, niet geconcludeerd kan worden, zoals de raadsman doet, dat verdachte als zwakbegaafd dient te worden aangemerkt. Gelet op het vorenoverwogene verwerpt het hof het verweer van de raadsman. Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 6. Strafmotivering 6.1 De verdachte is in eerste aanleg terzake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 jaar met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft eensluidend gevorderd. 6.2 Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft het slachtoffer op klaarlichte dag in een drukke winkelstraat met messteken om het leven gebracht. Het slachtoffer was toen in aanwezigheid van haar twee-jarig dochtertje en een ander kind van nog geen tien jaar oud. Moord is een der ernstigste misdrijven die de strafwetgeving kent. Een misdrijf als het onderhavige schokt de rechtsorde in hoge mate, zeker nu het op openbare weg is gepleegd; daarnaast veroorzaakt het gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Bovendien valt te verwachten dat de nabestaanden van het slachtoffer nog zeer lange tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van haar overlijden. Anderzijds houdt het hof rekening met de situatie van afwijzing, frustratie, afhankelijkheid en machteloosheid van verdachte als in de overwegingen 5.3 en 5.4 omschreven, zijn isolement in de Nederlandse samenleving en naar verwachting in zijn detentie in Nederland. Het hof heeft mede acht geslagen op de inhoud van de rapportage van E.J.P.Brand, psycholoog, d.d. 18 september 2000 en van E.D.J.Lindenbergh, psychiater, d.d. 6 oktober 2000. Beide rapporten houden een beschrijving van de (psychische) situatie en voorgeschiedenis van verdachte in. Tevens concluderen zij dat het delict aan verdachte kan worden toegerekend. Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. 8. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN JAAR. Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs Stoker-Klein, Noordam en Den Os, in bijzijn van de griffier mr Bakker. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 maart 2001.