Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0634

Datum uitspraak2000-03-21
Datum gepubliceerd2002-07-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-002149-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer: 21-002149-99 Uitspraak dd.: 21 maart 2000 TEGENSPRAAK GERECHTSHOF TE ARNHEM meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 12 oktober 1999 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren te Geleen op 11 april 1965, thans verblijvende in het huis van bewaring te Almelo. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 maart 2000 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: 1. hij in de periode van 10 september 1998 tot 30 juni 1999 te Almelo en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/ of afgeleverd en/ of verstrekt en/ of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/ of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij in het tijdvak van 1 november 1998 tot en met 1 juni 1999, in de gemeente ’s-Gravenhage, bij de (Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten van de) gemeente ’s-Gravenhage in gebruik zijnde inlichtingenformulieren ter uitvoering van de Algemene Bijstandswet-, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van het op die formulieren vermelde te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om formulieren als echt en onvervalst te gebruiken bedoeld valselijk opmaken heeft hierin bestaan, dat verdachte opzettelijk valselijk opmaken heeft hierin bestaan, dat verdachte opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op die formulieren heeft ingevuld of heeft vermeld –zakelijk weergegeven-, dat verdachte in de periode waarop die formulieren betrekking hadden geen arbeid had verricht en geen inkomsten (al dan niet uit arbeid) had genoten en niet tijdelijk elders (dan in de gemeente ’s-Gravenhage) had verbleven, en genoemde formulieren heeft ondertekend; Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Het medeplegen van: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod; meermalen gepleegd. ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Valsheid in geschrift; meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. De verdachte is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot 4 jaren gevangenisstraf. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft gedurende langere tijd cocaïne en heroïne verkocht, waarbij hij gebruik maakte van wederverkopers, terwijl het algemeen bekend is dat het gebruik van deze middelen grote schadelijke gevolgen heeft voor de gebruikers en een ontwrichtende werking heeft op de samenleving. Voorts is verdachte, zoals blijkt uit het uittreksel van het justitiële documentatieregister, reeds drie maal eerder wegens overtreding van de Opiumwet veroordeeld en is verdachte desondanks vrijwel direct nadat hij uit de gevangenis was ontslagen weer heroïne en cocaïne gaan verkopen. Onder deze omstandigheden acht het hof een hogere straf dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden gerechtvaardigd. De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden door het hof beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen, met behulp waarvan het onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan en van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet op grond waarvan het hof deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken zal verklaren. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 47, 57,63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair telastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier)jaren en 6 (zes) maanden. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1, 3, 5 en 6. Gelast de teruggave aan [benadeelde partij] te Almelo van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een ABN-AMRO bankpas (rek.nr. [nummer]) Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de foto's onder de nummers 4 en 7 van voormelde lijst. Aldus gewezen door Mr Luikinga, voorzitter, Mrs Van Houten en Beschoor Plug, raadsheren, In tegenwoordigheid van mr Van Laethem, griffier, En op 21 maart 2000 ter openbare terechtzitting uitgesproken.