Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6537

Datum uitspraak2002-05-17
Datum gepubliceerd2002-08-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000264.01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer : 20.000264.01 uitspraakdatum : 17 mei 2002 verstek dnip GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda van 16 december 1999 in de strafzaak onder parketnummer 02/021541-98 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], wonende te [adres] Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd: PRO MEMORIE. Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad. parketnummer : 20.000264.01 - 2 - datum uitspraak: 17 mei 2002 De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij in de periode van 02 augustus 1998 tot en met 16 oktober 1998 te [pleegplaats], tezamen en in vereniging met een ander een verzekeringsplaatje [nummer], zijnde een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, dat krachtens wettelijk voorschrift, op een bromfiets moest worden aangebracht, valselijk heeft geplaatst, immers heeft verdachte opzettelijk valselijk het echte verzekeringsplaatje van die bromfiets vervangen door dat verzekeringsplaatje met [nummer], met het oogmerk om die bromfiets te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld(e) verzekeringsplaatje krachtens enig wettelijk voorschrift, echt en onvervalst was. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Naar het oordeel van het hof dient een verzekeringsplaatje aangebracht op een bromfiets te worden beschouwd als een merk anders dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken. Volgens Noyon-Langemeijer-Remmelink kan immers het begrip "merk" in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht overeenkomstig het algemeen spraakgebruik worden omschreven als "een teken op een voorwerp aangebracht om het van andere te onderscheiden" (zie noot 1 onder aantekening 1a op p. 598). Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 1983 (NJ 1984, 111) leidt het hof voorts af dat wil een merk beschouwd kunnen worden als een merk in de zin van artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht, dat merk krachtens wettelijk voorschrift moet zijn aangebracht. Bij bromfietsen is dat merkteken voorgeschreven bij de bijlage bij de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen, het Besluit van 16 september 1965, Stb. 414 (Bewijs verzekering niet-kentekenplichtige motorrijtuigen), art. 2, eerste lid, aanhef, sub a en b: 2. 1. Behoudens het bepaalde in artikel 6 van die bijlage moet de bestuurder van een bromfiets bij zich hebben: a. een geldige verzekeringsplaat, welke op de in artikel 3, tweede lid, voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd en welke behoort bij de verzekering bedoeld onder b. b. een document, waaruit blijkt, dat met betrekking tot de door hem bestuurde bromfiets een verzekering overeenkomstig de wet van kracht is. Artikel 6 van die bijlage is daarbij niet van toepassing nu het in casu niet handelt om een motorrijtuig, dat gewoonlijk in het buitenland is gestald en de bestuurder van dat motorrijtuig niet van de verplichting tot het sluiten van een verzekering bij of krachtens de wet is vrijgesteld. Overtreding van artikel 2, eerste lid, van die bijlage is strafbaar gesteld bij artikel 9 van die bijlage. parketnummer : 20.000264.01 - 3 - datum uitspraak: 17 mei 2002 Het hof beschouwt op grond van het voorgaande het verzekeringsplaatje [nummer] van de betreffende bromfiets als een merk in de zin van artikel 219, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. De kennelijke strekking van die regeling is om aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven door het sluiten van een verzekering te dekken. Uit de samenhang van het bepaalde onder a) en b) van artikel 2, eerste lid van het Besluit van 16 september 1965 volgt dat er een onverbrekelijk verband is tussen de verzekeringsplaat, het document waaruit een verzekering blijkt en de bromfiets. Dit verband zou worden doorbroken indien men het verzekeringsplaatje van het ene voertuig (valselijk) op het andere voertuig zou mogen plaatsen. In het maatschappelijk verkeer is het verzekeringsplaatje bepalend voor de identiteit van de bromfiets en de verzekeringsnemer en heeft het onderscheidend vermogen. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 219, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. parketnummer : 20.000264.01 datum uitspraak: 17 mei 2002 De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 23, 24, 24c, 47, 63 en 219 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het primair bewezen verklaarde oplevert: "Medeplegen van andere dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens wettelijke voorschrift op goederen moeten worden geplaatst, daarop valselijk plaatsen, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van éénhonderdtien euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van twee dagen. parketnummer : 20.000264.01 datum uitspraak: 17 mei 2002 Dit arrest is gewezen door Mr. Aarts, als voorzitter Mrs. van Nierop en Ficq, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. van Scherpenzeel, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 mei 2002. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 05 tijd : 14.00 rolnummer: 20.000264.01 verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], wonende te [adres] Is bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda van 16 december 1999 ter zake van: primair: "Medeplegen van: andere dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens wettelijke voorschrift op goederen moeten worden geplaatst, daarop valselijk plaatsen, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren", veroordeeld tot: een geldboete van tweehonderd en vijftig gulden subsidiair vijf dagen hechtenis;