Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE8119

Datum uitspraak2002-09-26
Datum gepubliceerd2002-09-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
ZaaknummersR 01/311-1/12 Sv
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM BESCHIKKING van van de vijfde kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, op het beklag met rekestnummer R 01/311-1/12 Sv van J.G.C.A. Marijnissen, klager, raadsvrouw: mr. B. Böhler, Keizersgracht 560-562, 1017 EM Amsterdam. 1. Het beklag Het klaagschrift is op 4 december 2001 op de griffie van het hof ontvangen. Op 11 januari 2002 is namens klager door zijn raadsvrouw mr. B. Böhler een aanvulling op het klaagschrift ingediend. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Haarlem om de vennootschappen Hollandsche Beton- en Waterbouw B.V., Strukton Betonbouw B.V. en Kombinatie Schiphol Spoortunnel v.o.f. ieder een transactie ter hoogte van fl. 1.000.000,- aan te bieden ter voorkoming van strafvervolging terzake van valsheid in geschrift. 2. Het verslag van de advocaat-generaal In zijn verslag, ingekomen ter griffie van het hof op 12 april 2002, heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven klager niet ontvankelijk te verklaren. 3. De stukken betreffende het beklag Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennis genomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Haarlem van 25 februari 2002 met bijlagen. 4. De feiten waarop het beklag betrekking heeft Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft subsidies ter beschikking gesteld aan de N.V. Nederlandse Spoorwegen (hierna: NS) ten behoeve van werkzaamheden ter verbreding van de Schipholtunnel. Bij de uitvoering van dit project door Kombinatie Schiphol Spoortunnel v.o.f. (hierna: KSS), waarvan Hollandsche Beton- en Waterbouw B.V. (hierna: HBW) en Strukton Betonbouw B.V. (hierna: Strukton) de vennoten zijn, werd - volgens een door KPMG in opdracht van de NS verricht accountantsonderzoek - door KSS ongeveer 58 miljoen gulden meer winst geboekt dan was voorzien. Die extra winst van KSS werd afgeroomd door deze toe te laten komen aan de vennoten HBW en Strukton. Hiertoe zijn, volgens het KPMG-onderzoek, geheel en gedeeltelijk gefingeerde facturen van HBW en Strukton tot een totaalbedrag van ongeveer 29 miljoen gulden door KSS voldaan. In een strafrechtelijk opsporingsonderzoek, verricht door de FIOD, is vastgesteld dat tegenover een deel van die facturen, ter waarde van drie miljoen gulden, geen enkele tegenprestatie heeft gestaan en er derhalve in deze gevallen sprake was van valsheid in geschrift. Ten aanzien van het overige deel van de door KMPG geconstateerde extra winst was onzeker of die winst als wederrechtelijk verkregen voordeel kon worden aangemerkt. Nadat de drie betrokken bedrijven ter uitvoering van een bestuursrechtelijke beschikking 20 miljoen gulden hadden bijgedragen aan de terugbetaling van onterecht ontvangen subsidie door de NS aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft de officier van justitie te Haarlem KSS, HBW en Strukton in de gelegenheid gesteld ter voorkoming van strafvervolging elk een bedrag van een miljoen gulden aan de Staat te betalen. 5. De ontvankelijkheid Tegen deze beslissing van de officier van justitie richt zich het klaagschrift van Marijnissen, dat hij heeft ingediend in zijn hoedanigheid van belastingbetaler en in zijn functie van lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het hof is van oordeel dat klager in zijn beklag niet kan worden ontvangen. Daartoe wordt als volgt overwogen. Ingevolge het bepaalde in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtstreeks belanghebbende schriftelijk beklag doen indien een strafbaar feit niet wordt vervolgd of de vervolging niet wordt voortgezet. Als belanghebbende in de zin van genoemd artikel is slechts te beschouwen degene die door het achterwege blijven van een strafvervolging is getroffen in een belang dat hem bepaaldelijk aangaat. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit hetgeen klager aanvoert blijkt niet dat klager getroffen is in een bijzonder belang dat hem als lid van de Tweede Kamer bepaaldelijk aangaat. Uit hoofde van deze functie behartigt klager nu juist het algemeen belang. De door klager aangevoerde bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval leiden niet tot een andere conclusie. Het enkele feit dat de staat de benadeelde is van het genoemde misdrijf maakt klager niet tot rechtstreeks belanghebbende bij strafvervolging. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat in een motie van de Tweede Kamer aan de regering is verzocht in beklag te gaan tegen de niet-vervolgingsbeslissing, aan welke motie geen gevolg is gegeven. Evenmin kan het hof inzien hoe een bijzonder, klager bepaaldelijk aangaand belang zou zijn af te leiden uit klagers verwijzing naar de 'Aanwijzing hoge transacties' van het College van procureurs-generaal en de daaraan verbonden politieke verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Ook in dit opzicht zijn algemene belangen aan de orde waarvoor kan worden opgekomen met de middelen die de politiek ten dienste staan. De hiervoor geformuleerde eis van aanwezigheid van een bijzonder belang staat tevens eraan in de weg dat een particulier die zich enkel beroept op zijn status van belastingbetaler - een positie die klager met talloze anderen in de samenleving deelt - als rechtstreeks belanghebbende is aan te merken. 6. De beslissing Het hof verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beklag. Deze beschikking is gegeven op door mrs. Van Lingen, Brilman en Rang, raadsheren, in tegenwoordigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen gewoon rechtsmiddel open.