Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF5143

Datum uitspraak2003-03-05
Datum gepubliceerd2003-03-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200200702/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200200702/1. Datum uitspraak: 5 maart 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: Ondernemersvereniging Schalkhaar, Sportvereniging Schalkhaar Voetbal, beide gevestigd te Schalkhaar, en [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], appellanten, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 21 december 2001 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 november 1998 heeft de raad van de voormalige gemeente Diepenveen een verkeersbesluit genomen tot het afsluiten van de Colmschaterstraatweg voor al het doorgaande verkeer met uitzondering van voetgangers, (brom)fietsers, hulpdiensten en houders van een door de gemeente uitgegeven ontheffing. Bij besluit van 26 april 1999 heeft de raad van de gemeente Deventer (hierna: de raad) – door gemeentelijke herindeling is de gemeente Diepenveen sinds 1 januari 1999 tot de gemeente Deventer gaan behoren – het hiertegen door onder meer Ondernemersvereniging Schalkhaar (hierna: de Ondernemersvereniging) en[appellant sub 3] gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het verkeersbesluit van 23 november 1998 ingetrokken (lees: herroepen) en het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) verzocht op korte termijn een nieuw voorstel inzake afsluiting van de Colmschaterstraatweg aan de raad voor te leggen. Dit besluit en het advies van de Algemene commissie voor de beroep-, bezwaar- en verzoekschriften van 17 maart 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij besluit van 17 oktober 2000 heeft het college een verkeersbesluit genomen tot het aanbrengen van een Automatische Fysieke Afsluiting op de Colmschaterstraatweg ter hoogte van het parkeerterrein van de Sportvereniging Schalkhaar Voetbal (hierna: SVS), waarbij de openingstijden zijn op werkdagen van 09:00 tot 19:00 uur, op koopavond in Schalkhaar van 09:00 tot 21:00 uur en op zaterdag van 09:00 tot 17:00 uur alsmede tot het, op hiervoor in aanmerking komende plaatsen, ter ondersteuning van de autostops plaatsen van verkeersborden model L8 (doodlopende weg), welke verkeersborden worden voorzien van onderbord 0103 (uitgezonderd (brom-)fietsers) en een onderbord met de sluitingstijden van de Automatische Fysieke Afsluiting. Bij uitspraak van 27 februari 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te Zwolle (hierna: de rechtbank) – voor zover hier van belang – de tegen het besluit van 26 april 1999 ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand blijven en de raad opgedragen het college te verzoeken de tegen het besluit van 17 oktober 2000 ingediende bezwaarschriften aan de rechtbank ter behandeling als beroepschriften door te zenden. Bij uitspraak van 21 december 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – het door SVS tegen het verkeersbesluit van 17 oktober 2000 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen van de Ondernemersvereniging en [appellant sub 3] ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 9 april 2002 heeft het college van antwoord gediend. Op 9 september 2002 zijn nadere stukken ontvangen van SVS. Deze zijn in afschrift aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. E.J. Verpaalen, advocaat te Deventer, het college, vertegenwoordigd door J. Everaars en G.H. Nijhuis, beiden ambtenaar der gemeente, en het Comité Bewoners Colmschaterstraatweg, vertegenwoordigd door mr. F.F. Scheffer, juridisch medewerker bij het Bureau Rechtshulp, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. SVS bestrijdt terecht het oordeel van de rechtbank dat haar beroep niet-ontvankelijk is. Uit het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Diepenveen van 10 november 1998 – welke motivering door de Raad van de gemeente Diepenveen in het verkeersbesluit van 23 november 1998 tot de zijne wordt gemaakt – blijkt dat ten behoeve van voetbalvereniging SVS een tijdelijke aansluiting met parkeervoorzieningen zou worden gemaakt op de Nico Bolkesteinlaan. Gebleken is dat ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar van het aanleggen van die aansluiting geen sprake meer was. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat aan SVS redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van 23 november 1998. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte het beroep van SVS met toepassing van art. 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding de zaak met toepassing van artikel 45 van de Wet op de Raad van State zonder terugwijzing af te doen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat SVS ter zitting heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben. 2.2. Het betoog van appellanten dat het besluit in strijd is met de Wegenverkeerswet, omdat de afsluiting juist de stille uren betreft en daarmee derhalve niet de doelen genoemd in artikel 2 van de Wegenverkeerswet worden gediend, slaagt niet. De doelstelling van het verkeersbesluit is gelegen in het verbeteren van de verkeersveiligheid en in de leefbaarheid van de omgeving voor de aanwonenden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit belangen zijn als bedoeld in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994. 2.3. Voorzover het betoog van SVS zich richt tegen de na het nemen van het verkeersbesluit van 17 oktober 2000 geplaatste afsluiting, waardoor haar parkeerterrein nu niet meer bereikbaar is vanuit de richting Colmschate, kan het niet slagen. Naar het oordeel van de Afdeling betreft het aanbrengen van een fysieke afsluiting slechts de uitvoering van het verkeersbesluit van 17 oktober 2000; (hoger) beroep tegen een dergelijk feitelijke handeling is op grond van artikel 8:1 in samenhang met artikel 1:3 van de Awb niet mogelijk. Voorzover het betoog zich richt tegen de beperking van de toegankelijkheid van het sportterrein als gevolg van voornoemd verkeersbesluit, faalt het ook. Uit de stukken is gebleken dat vanuit de richting Schalkhaar – waar volgens SVS twee derde van het aantal leden vandaan komt – directe toegang is tot het parkeerterrein. Voor de automobilisten uit de richting Colmschate, die niet willen omrijden om daar te parkeren, is volgens het college voldoende parkeergelegenheid aan het einde van de Wijtenhorstkampweg. Dat ter plaatse bij hevige of langdurige regen plassen kunnen staan, maakt het volgens het college niet ongeschikt als parkeervoorziening. Indien de parkeergelegenheid onder die omstandigheden niet of niet goed bruikbaar zou zijn, valt niet in te zien dat van de automobilisten uit de richting Colmschate niet kan worden gevergd dat zij, zo zij niet aldaar kunnen of willen parkeren, via Schalkhaar omrijden om op het parkeerterrein te parkeren. Gelet op het voorgaande kan niet worden staande gehouden dat sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de belangenafweging, dat het college niet in redelijkheid tot het bij het bestreden besluit vastgestelde verkeersbesluit heeft kunnen komen. 2.4. Ook hetgeen de overige appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, kan niet tot dat oordeel leiden. De rechtbank is in zoverre op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. 2.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover het de niet-ontvankelijkverklaring van SVS betreft. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep van SVS alsnog ongegrond worden verklaard. Voor het overige dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.7. De Afdeling ziet in de onderhavige zaak aanleiding te bepalen dat het door appellanten in hoger beroep betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State wordt terugbetaald. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 21 december 2001, reg. nr. 01/317, voorzover het betreft de niet-ontvankelijkverklaring van SVS; III. verklaart het door SVS bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond; IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige; V. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 327,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. E. Korthals Altes, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. J.G. Treffers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat. w.g. Korthals Altes w.g. Zwemstra Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003 306/91-426.