Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7941

Datum uitspraak2003-10-23
Datum gepubliceerd2003-11-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200260903
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord. Hij heeft een man met een keukenmes gestoken en deze man is aan de gevolgen van de steekwond in zijn nek overleden.


Uitspraak

rolnummer 2200260903 parketnummer 1009132602 datum uitspraak 23 oktober 2003 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 16 april 2003 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte] 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 oktober 2003. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. 3. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. 4. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 5. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 6. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 7. Bewijsoverweging Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende. De verdacht is, nadat hij het latere slachtoffer tegen zijn ex-vriendin had horen zeggen: "Kom we moeten hier weg, anders vermoord ik hem" en derhalve had begrepen dat beiden zouden vertrekken, naar de keuken gelopen, heeft daar een mes gepakt, is met dat mes vervolgens de woning uitgelopen en op straat in de richting van het slachtoffer gelopen. Bij het slachtoffer aangekomen heeft de verdachte het slachtoffer met het mes gestoken. Door de verdachte zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een aannemelijke andere verklaring geven voor het feit dat de verdachte met een mes in zijn hand de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht juist nadat hij had gehoord dat deze net wegging, dan dat hij willens en wetens het slachtoffer opzocht met de bedoeling hem met het mes te steken. Wat er zij van verdachtes stelling dat ook het slachtoffer een mes in zijn hand had, verdachte zelf heeft tegenover de politie verklaard dat hij daarvoor niet bang was, vast staat dat hij bewust naar het slachtoffer is gelopen en het slachtoffer heeft gestoken. In de hierboven geschetste situatie zijn er voldoende momenten en is er voldoende tijd geweest voor de verdachte om zich op zijn voorgenomen plan te beraden en de gevolgen daarvan te kunnen overzien. Het hof acht derhalve de voorbedachte rade bij de verdachte bewezen. 8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het primair bewezenverklaarde levert op: Moord. 9. Strafbaarheid van de verdachte Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2003 heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd -zoals nader toegelicht in zijn pleitnotities, waarvan een kopie aan het proces-verbaal van die terechtzitting is gehecht- dat de verdachte, met betrekking tot het tenlastegelegde, heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweer-exces. Uit de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven onder 7 is overwogen volgt dat naar het oordeel van het hof geen sprake is geweest van een noodweersituatie voor de verdachte. Het hof verwerpt derhalve het verweer. 10. Strafmotivering De advocaat-generaal mr. Wesselink heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord. Hij heeft een man met een keukenmes gestoken en deze man is aan de gevolgen van de steekwond in zijn nek overleden. Door aldus te handelen heeft de verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen waar de mens over beschikt: het recht op leven. Het resultaat van dit delict en de wijze waarop dit is uitgevoerd dragen een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter. De wet stelt daarop de (aller)hoogste gevangenisstraffen. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat het delict is gepleegd op klaarlichte dag, op de openbare weg en in de aanwezigheid van omstanders, onder wie de dochter van de verdachte en andere nog jonge kinderen. Een delict als het onderhavige brengt bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Bovendien heeft de verdachte door zijn handelen onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 19 september 2003, is de verdachte geruime tijd niet veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Zulks doet naar het oordeel van het hof niet af aan de ernst van het thans bewezenverklaarde feit. Het hof heeft acht geslagen op de volgende omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte rapportages: - een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 11 november 2002, opgemaakt en ondertekend door J. Betist, reclasseringwerker en M. Sjardin, unitmanager en - een rapport van G.G. van der Haagen, klinisch psycholoog d.d. 26 maart 2003, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor het door hem gepleegde feit. Het hof neemt bedoelde conclusie over een maakt die tot de zijne. Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals na te melden, een passende reactie vormt. 11. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. 12. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAAR. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs. Verheij, Van der Putten-Göbbels en Jalink in bijzijn van de griffier mr. Oudshoorn-Kloos. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 2003. Mr. Verheij is buiten staat dit arrest te ondertekenen.