Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2127

Datum uitspraak2004-06-01
Datum gepubliceerd2004-09-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/280600-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opzettelijk ontploffing teweegbrengen; handelen van verdachte, namelijk het op onjuiste wijze loskoppelen van het gasfornuis, is primaire oorzaak van latere optploffing.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD Meervoudige strafkamer Lelystad Parketnummer: 07.280600-03 Uitspraak: 1 juni 2004 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] thans [adres verdachte], gedetineerd in de [detentieadres verdachte], [detentieadres verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. Milani, advocaat te Almere. De officier van justitie, mr. J.A.M.M. Francissen, heeft ter terechtzitting ter zake het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde gevorderd: - verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid te ontslaan van alle rechtsvervolging; - te gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging bij het onder 1. primair ten laste gelegde in de zevende regel “... in haar woning laten stromen ...” in plaats van “... in haar woning te laten stromen ...”. De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad. BEWIJS De verdachte dient van het onder 2. ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt daartoe dat de in de tenlastelegging omschreven feitelijke gedragingen weliswaar duiden op het doen ontstaan van een gevaarzettende situatie, doch niet de verweten vernieling dan wel beschadiging kunnen dragen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, namelijk het op onjuiste wijze loskoppelen van het gasfornuis waardoor er vrijelijk aardgas in de woning is gekomen en vervolgens het huis te verlaten zonder de gaskraan dicht te draaien, de oorzaak is geweest van de later gevolgde ontploffing en brand. Dat deze ontploffing zich eerst heeft voorgedaan nadat leden van de brandweer de kast waarin de C.V.-ketel zich bevond hadden geopend, doet daaraan niet af, evenmin als het feit dat een ander optreden van de brandweer wellicht meer aangewezen zou zijn geweest. De rechtbank ziet in de aanpak van de brandweer geen zodanige omstandigheid dat daardoor niet meer het handelen van verdachte als primaire oorzaak van de ontploffing gezien moet worden. Van het onder 1. primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op het strafbare feit: Feit 1. primair: Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot de persoon en de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank het navolgende. De rechtbank heeft kennis genomen van: - een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 19 februari 2004, uitgebracht door drs. H.A. Gerritsen, psychiater en vast gerechtelijk deskundige; - een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 19 februari 2004, uitgebracht door dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog NIP en vast gerechtelijk deskundige. Het psychiatrisch rapport houdt als conclusie van de deskundige Gerritsen onder meer in dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verdachte was op dat moment evident psychotisch en mede door haar minder dan gemiddelde intellectuele vermogens niet goed in staat om het gasfornuis adequaat af te koppelen en adequaat te reageren op het vrijkomen van gas. Op grond van de psychische decompensatie en de lager dan gemiddelde intellectuele vermogens dient verdachte als ontoerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Het psychologisch rapport van de deskundige Deenen houdt als conclusie onder meer in dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling c.q. ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Bij verdachte is sprake van een psychotische verwardheid en een schizofrene ontwikkeling. Verdachte ziet het strafwaardige en maatschappelijk onaanvaardbare van haar gedrag niet in en was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde psychotisch verward en niet in staat om zelfstandig en verantwoord te handelen. Verdachte dient als volledig ontoerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat de deskundigen op goede gronden tot hun advies zijn gekomen en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare. De rechtbank concludeert dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit niet kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar ter zake dit feit. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte dit feit heeft begaan en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging ter zake het onder 1. primair ten laste gelegde, op de grond dat verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar wordt geacht. Aan verdachte zal derhalve geen straf als bedoeld in artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Met betrekking tot een mogelijk aan verdachte op te leggen maatregel overweegt de rechtbank het navolgende. In voornoemd psychiatrisch rapport concludeert de deskundige Gerritsen dat de kans op herhaling zeker aanwezig is en samenhangt met een langdurige psychiatrische voorgeschiedenis met vele opnames, recidiverende psychotische decompensaties, het zich bij herhaling onttrekken aan psychiatrische bemoeienis, de lager dan gemiddelde intellectuele vermogens, het zich nauwelijks of niet kunnen handhaven in het dagelijks leven, een nauwelijks aanwezig sociaal netwerk en een delictvoorgeschiedenis met een progressie van de ernst van de delicten. De recidivekans kan worden verkleind door een gedwongen klinische behandeling met aandacht voor verfijning van de diagnostiek, instelling op medicatie, vaardigheidstraining, psycho-educatie, delictpreventie en aandacht voor de toekomst. De enige maatregel die enerzijds een adequate beveiliging van de maatschappij biedt en anderzijds voldoende langdurige en adequate behandelmogelijkheden met een langdurig resocialisatietraject is een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De deskundige Gerritsen adviseert de rechtbank deze maatregel aan verdachte op te leggen. In het psychologisch rapport concludeert de deskundige Deenen dat de kans op recidivering onverantwoord groot is, nu bij verdachte sprake is van een ernstige ziekte die in direct verband moet worden gebracht met het ten laste gelegde feit. Het is van groot belang dat verdachte goed wordt ingesteld op antipsychotische medicatie en dat zij leert dat ze ziek is, leert omgaan met haar ziekte en de symptomen van deze ziekte en medicatietrouw wordt. De enige behandelvorm die voldoende waarborgen biedt voor zowel verdachte als voor een adequate beveiliging van de maatschappij, is een intensieve klinische behandeling. De deskundige Deenen adviseert oplegging aan verdachte van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank is, gelet op de persoon van verdachte, het door de gedragsdeskundigen Gerritsen en Deenen ingeschatte recidivegevaar en de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, van oordeel dat de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging eist aan verdachte van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel moet verdachte duidelijk maken dat behandeling noodzakelijk is alvorens zij in de samenleving kan terugkeren en de samenleving waarborg geven dat de verdachte niet met de geestesziekte die (mede) aanleiding geweest is tot haar handelen in de samenleving terugkeert. Bij haar beslissing heeft de rechtbank tenslotte rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 4 maart 2004 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst; - brieven van verdachte, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 26 februari 2004, 8 april 2004 en 29 april 2004. De oplegging van de maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 2. ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1. primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. Het onder 1. primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake het onder 1. primair ten laste gelegde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging. De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswege wordt verpleegd. Aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mrs. G. Blomsma en G.J.J.M. Essink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2004.