Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS2296

Datum uitspraak2005-01-13
Datum gepubliceerd2005-01-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/025501-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veinzen ziekte, waardoor verdachte ten onrechte een jaar is opgenomen in diverse ziekenhuizen en zorginstellingen. Verdachte was niet verzekerd. Bewezenverklaring oplichting, meermalen gepleegd.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/025501-04 Uitspraakdatum: 13 januari 2005 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1950, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 december 2004. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 november 2004. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 24 juni 2004 tot en met 2 augustus 2004 te Eindhoven (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) het Catharinaziekenhuis, althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens het Catharinaziekenhuis, heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid voedsel en/of medicijnen en/of van verzorging, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, -(zich) voorgedaan alsof hij onwel was geworden en/of een herseninfarct had en/of uitvalsverschijnselen had, althans alsof hij een hulpbehoevend(e) patient was en/of -(vervolgens) (bij opname) in het Catharinaziekenhuis kenbaar heeft gemaakt dat hij zou zijn genaamd (naam) en/of -dat hij in Duitsland een ziektekostenverzekering zou hebben afgesloten en aldus verzekerd zou zijn waardoor het Catharinaziekenhuis, althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens het Catharinaziekenhuis (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; (artikel 326 Wetboek van Strafrecht); (Incident I) 2. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 26 april 2004 tot en met 11 mei 2004 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) het streekziekenhuis Walcheren, althans(een) perso(o)n(en) handelend voor of namens het streekziekenhuis Walcheren, heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en/of medicijnen en/of verzorging, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -(zich) voorgedaan alsof hij een herseninfarct en/of gevoelsstoornissen had, althans alsof hij een hulpbehoevend(e) patient was en/of -heeft kenbaar gemaakt dat hij woonachtig zou zijn op een luxe jacht in de jachthaven van Den Helder (adres Pluto 199) en/of dat hij in de jachthaven van Vlissingen nog een ligplaats voor zijn jacht zou hebben en/of -heeft kenbaar gemaakt dat hij verzekerd zou zijn bij DAK, althans dat hij een ziektekostenverzekering zou hebben afgesloten, waardoor het streekziekenhuis Walcheren, althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens het streekziekenhuis Walcheren, (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; (artikel 326 Wetboek van Strafrecht); (Incident VI); 3. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 12 mei 2004 tot en met 22 juni 2004 te Goes, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) Revalidatiecentrum "Lindenhof", althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens Revalidatiecentrum "Lindenhof", heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en/of medicijnen en/of verzorging, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -(zich) heeft voorgedaan alsof hij een herseninfarct had gehad en/of alsof hij uitvalsverschijnselen had en/of alsof hij een hulpbehoevende patient was en/of -heeft kenbaar gemaakt dat hij woonachtig zou zijn op een luxe jacht in de jachthaven van Den Helder (op het adres Pluto 199) en dat als zijn contactpersoon zou optreden de familie (naam familie) in Duitsland (telefoonnummer (nummer) en/of -heeft kenbaar gemaakt dat hij particulier verzekerd zou zijn in Duitsland en dat die verzekerings- maatschappij toestemming gegeven zou hebben voor rechtstreekse toezending van de facturen vanaf juni 2004 en/of -heeft kenbaar gemaakt dat hij zijn bank opdracht zou hebben gegeven voor betaling van de facturen van mei 2004,waardoor Revalidatiecentrum Revalidatiecentrum "Lindenhof", althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens Revalidatiecentrum "Lindenhof" (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; (artikel 326 Wetboek van Strafrecht); (Incident VII) 4. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of de periode van 16 maart 2004 tot en met 17 april 2004 te Utrecht (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) Revalidatiecentrum "De Hoogstraat", althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens Revalidatiecentrum "De Hoogstraat" heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en/of medicijnen en/of verzorging, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid kenbaar heeft gemaakt dat hij een ziektekostenverzekering zou hebben afgesloten bij een ziektekostenverzekeraar in Duitsland, waardoor Revalidatiecentrum "De Hoogstraat", althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens Revalidatiecentrum "De Hoogstraat" (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; (artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht) (Incident V) 5. hij op of omstreeks 17 april 2004 te Utrecht opzettelijk een rolstoel (merk Ideaal Vario E.L.), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan revalidatiecentrum "De Hoogstraat", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten onder gehoudenheid om die rolstoel te gebruiken tijdens zijn verblijf in bovengenoemd revalidatiecentrum en/of weer bij (een medewerker van) genoemd revalidatiecentrum in te leveren bij ontslag, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht); (incident V); Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de 16e regel van het onder feit 2 tenlastegelegde tussen de woorden 'jacht' en 'zou' weggevallen het woord 'gekocht'. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. Verweer terzake van de voeging van een processtuk. Ter zitting is gebleken dat is verzuimd aan de verdediging te verstrekken het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de politie Brabant Zuid-Oost, PL2210/04-102334, d.d. 6 december 2004. De raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat vanwege deze omissie genoemd proces-verbaal niet in het procesdossier mag worden gevoegd dan wel voor het bewijs mag worden gebezigd. De rechtbank overweegt het navolgende. -het procesdossier dat de rechtbank tot haar beschikking heeft bevat een origineel exemplaar en een faxafschrift (ingekomen strafgriffie d.d. 15 december 2004) van het proces-verbaal waaraan de raadsvrouwe refereert, -de inhoud van dat stuk omvat circa anderhalf A4-tje. Nu de officier van justitie ter zitting de inhoud van het onderhavige proces-verbaal heeft voorgedragen en vervolgens aan de raadsvrouwe een kopie van dat stuk is verstrekt en de raadsvrouwe niet om een korte schorsing van de behandeling van het onderzoek ter bestudering van dat stuk heeft verzocht, vermag de rechtbank niet in te zien in welk belang de verdediging wordt geschaad of in welk opzicht de verdachte in zijn recht op een eerlijk proces wordt tekort gedaan, indien het betreffende proces-verbaal als processtuk blijft gehandhaafd en eventueel voor enige door de rechtbank te nemen beslissing een rol speelt. Bewijsoverwegingen (feit 1 t/m feit 4). I. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 t/m feit 4 tenlastegelegde, vanwege -kort gezegd-: *het bij verdachte ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling; *het ontbreken van causaliteit tussen de aan verdachte verweten kunstgrepen en de verkregen goederen; *het ontbreken van de wederrechtelijkheid bij de verkrijging van de goederen. De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek ter terechtzitting het navolgende is gebleken: -verdachte is gedurende een bijna aaneengesloten periode van een jaar bij diverse ziekenhuizen en zorginstellingen opgenomen geweest en heeft daarbij medische handelingen ondergaan dan wel zorg genoten vanwege 'uitvalklachten' als gevolg van een al dan niet vermeend herseninfarct; -de duur van de afzonderlijke opnames heeft gevarieerd van enkele weken tot meer dan een maand; -verdachte heeft in het verleden, naar eigen zeggen eind 2003, een herseninfarct gehad (blz. 31); -verdachte was zich ervan bewust dat genoemde herseninfarct sporen had achtergelaten die middels een scan gevisualiseerd konden worden, getuige zijn verklaring:'Ik wist dat men steeds een onderzoek naar een CVA zou doen. De kans dat men steeds een CVA zou aantreffen was telkens aanwezig' (blz. 36); -met uitzondering van het Catharina-ziekenhuis te Eindhoven zijn bij de andere ziekenhuisopnamesinderdaad CVA-sporen aangetroffen; -verdachte heeft bij elke nieuwe opname telkens verzuimd het medisch personeel te informeren over alle voorafgaande opnames als gevolg van uitvalklachten; verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit opzettelijk verzweeg omdat hij anders niet opgenomen zou worden; voorts heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij vragen omtrent eerdere uitvalklachten steeds ontkennend heeft beantwoord; -verdachte heeft op enig moment gedurende elke van de afzonderlijke opnames desgevraagd kenbaar gemaakt dat hij in Duitsland een ziektekostenverzekering had en/of dat hij woonachtig was op een jacht gelegen in de jachthaven te Den Helder (adres: Pluto 199), dit terwijl hij niet verzekerd was tegen ziektekosten en evenmin een vaste woon- of verblijfplaats had; -verdachte heeft bij het Catharina-ziekenhuis tevens een valse naam opgegeven; -verdachte had gedurende de onderhavige periode geen inkomsten (verklaring verdachte ter zitting); -iedere keer als de kosten van een opname op verdachte dreigden verhaald te worden koos hij zelfstandig het hazenpad ('omdat de grond weer te heet werd onder mijn voeten'; blz. 34) om zich kort daarop op een andere locatie wederom met uitvalklachten te laten opnemen; -verdachte vluchtte als hij voelde dat anderen onraad roken (verklaring verdachte ter zitting); -tijdens de diverse opnames voelde verdachte zich niet ziek en had hij geen lichamelijke klachten en evenmin uitvalklachten (verklaring verdachte ter zitting); -patiënten in Revalidatiecentrum Lindenhof te Goes hebben verdachte tijdens zijn opname aldaar zelfstandig zien lopen (blz. 69 t/m 70); -verdachte is zich ervan bewust dat zijn gedrag de gemeenschap een hoop geld gekost heeft (blz. 35); -gelet op de verklaring van de directeur van het streekziekenhuis Walcheren (aanvullend proces- verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2004) mag worden aangenomen dat ziekenhuizen, indien verdachte openheid van zaken had gegeven, zich terughoudender zouden hebben opgesteld ten aanzien van de duur van de opname van verdachte, de te verstrekken noodzakelijke zorg en de doorverwijzing naar een revalidatiecentrum; -de onderhavige revalidatiecentra zouden verdachte nooit opgenomen hebben indien zij hadden geweten dat verdachte niet verzekerd was tegen ziektekosten en/of geen vaste woon- of verblijfplaats had, dit omdat zij geen zorgplicht hebben (aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2004); -verdachte heeft sedert zijn aanhouding d.d. 27 september 2004 geen uitvalklachten gehad (verklaring verdachte ter zitting). Naar het oordeel van de rechtbank laat vorenstaande constellatie van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, geen andere conclusie open dan dat verdachte door middel van het simuleren van voortdurende klachten in elk geval telkens op enig moment gedurende de afzonderlijke opnames de hoedanigheid van hulpbehoevende in stand is blijven houden, terwijl van hulpbehoevendheid geen sprake (meer) was. Verdachte heeft deze toestand bewust gecreëerd en met het doel om deze te laten voortduren tevens valse gegevens verstrekt. Als gevolg van dit handelen is verdachte steeds zorg blijven ontvangen, terwijl hij daarop geen recht (meer) had. De rechtbank is van oordeel dat het kennelijk telkens de bedoeling van verdachte is geweest om de zorgsituatie waarin hij zich tijdens de opnames bevond door het zich voordoen als hulpbehoevende patiënt, uit te buiten en zich wederrechtelijk te (blijven) bevoordelen door het ontvangen van algehele zorg. Dat ziekenhuizen, anders dan revalidatiecentra, een zorgplicht hebben en dat zij verdachte wellicht op juiste gronden zouden hebben opgenomen doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de wederrechtelijkheid van de ontvangen voortdurende zorg, aangezien -gelet op de inhoud van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2004- aangenomen mag worden dat die zorgplicht géén absoluut of onbeperkt recht betreft in díe gevallen waarin een patiënt moedwillig geen openheid van zaken omtrent diens medische historie geeft en op enig moment de zorgbehoefte simuleert teneinde zorg te blijven ontvangen. Aangezien voorts niet gezegd kan worden dat verdachte heeft gehandeld teneinde een, maatschappelijk gezien, bepaald nastrevenswaardig doel te bereiken dan wel dat het hier telkens een geval betreft waarin wel naar de letter van de wet is gehandeld doch niet naar de strekking van de wet, faalt tevens het beroep op het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Gelet op dit alles acht de rechtbank -kort gezegd- telkens de oplichting door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, zijnde die van hulpbehoevende patiënt, en het verstrekken van onware gegevens teneinde zorg te blijven ontvangen wettig en overtuigend bewezen. II. Het is een feit van algemene bekendheid dat de zorgverlening in Nederlandse ziekenhuizen en aanverwante zorginstellingen tevens omvat het vertrekken van maaltijden aan patiënten. Gelet hierop acht de rechtbank de afgifte van voedsel aan verdachte eveneens bewezen. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte: (1.) op tijdstippen gelegen in de periode van 24 juni 2004 tot en met 2 augustus 2004 te Eindhoven telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, telkens het Catharinaziekenhuis heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en van verzorging, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven telkens valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, -zich voorgedaan alsof hij een hulpbehoevende patient was en -bij opname in het Catharinaziekenhuis kenbaar heeft gemaakt dat hij zou zijn genaamd (naam) en -dat hij in Duitsland een ziektekostenverzekering zou hebben afgesloten en aldus verzekerd zou zijn waardoor het Catharinaziekenhuis telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte. (2.) op tijdstippen gelegen in de periode van 26 april 2004 tot en met 11 mei 2004 te Vlissingen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, telkens het streekziekenhuis Walcheren heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en verzorging hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -zich voorgedaan alsof hij een hulpbehoevende patient was en - heeft kenbaar gemaakt dat hij woonachtig zou zijn op een luxe jacht in de jachthaven van Den Helder (adres Pluto 199) en dat hij in de jachthaven van Vlissingen nog een ligplaats voor zijn jacht gekocht zou hebben en -heeft kenbaar gemaakt dat hij verzekerd zou zijn bij DAK, waardoor het streekziekenhuis Walcheren telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte. (3). op tijdstippen gelegen in de periode van 12 mei 2004 tot en met 22 juni 2004 te Goes telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels telkens Revalidatiecentrum "Lindenhof" heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en verzorging, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -zich voorgedaan alsof hij een hulpbehoevende patient was en -heeft kenbaar gemaakt dat hij woonachtig zou zijn op een luxe jacht in de jachthaven van Den Helder (op het adres Pluto 199) en dat als zijn contactpersoon zou optreden de familie (naam familie) in Duitsland (telefoonnummer (nummer) en -heeft kenbaar gemaakt dat hij particulier verzekerd zou zijn in Duitsland en dat die verzekerings- maatschappij toestemming gegeven zou hebben voor rechtstreekse toezending van de facturen vanaf juni 2004 en -heeft kenbaar gemaakt dat hij zijn bank opdracht zou hebben gegeven voor betaling van de facturen van mei 2004, waardoor Revalidatiecentrum "Lindenhof" telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte. (4.) op tijdstippen gelegen in de periode van 16 maart 2004 tot en met 17 april 2004 te Utrecht telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid telkens Revalidatiecentrum "De Hoogstraat" heeft bewogen tot de afgifte van voedsel en verzorging, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en in strijd met de waarheid kenbaar gemaakt dat hij een ziektekostenverzekering zou hebben afgesloten bij een ziektekostenverzekeraar in Duitsland, waardoor Revalidatiecentrum "De Hoogstraat" telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte. (5). op 17 april 2004 te Utrecht opzettelijk een rolstoel (merk Ideaal Vario E.L.) toebehorende aan revalidatiecentrum "De Hoogstraat", welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten die rolstoel te gebruiken tijdens zijn verblijf in bovengenoemd revalidatiecentrum, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De raadsvrouwe heeft betoogd dat verdachte terzake van de hem onder feit 1 t/m feit 4 verweten feiten dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege het ontbreken van schuld als gevolg van ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouwe en overweegt als volgt. De gedragsdeskundigen J.C. Zwemstra (psychiater) en drs. J. Goederee (psycholoog) hebben omtrent de persoon van verdachte een rapport opgesteld en concluderen daarin dat verdachte ten tijde van de hem verweten gedragingen als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Gelet op de inhoud van genoemde rapporten en het onderzoek ter terechtzitting ziet de rechtbank geen aanleiding om een ander standpunt omtrent de toerekenbaarheid van verdachte in te nemen. De rechtbank neemt de conclusie van de gedragsdeskundigen dan ook over en maakt die tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de onderwerpelijke gedragingen dan ook aan verdachte -in verminderde- mate worden toegerekend, hetgeen een beroep op artikel 39 Wetboek van Strafrecht uitsluit. Ook voor het overige zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 321 en 326. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft overeenkomstig artikel 311, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering het woord gevoerd. Daaraan voorafgaand heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt dat hij voornemens is een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte terzake van de onder feit 1 t/m 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld, met daarin verdisconteerd de ad informandum gevoegde feiten, tot -een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar; -toewijzing van de vordering van benadeelde partij Stichting Catharina Ziekenhuis ad EUR 38.461,= met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; -toewijzing van de vordering van benadeelde partij Stichting Revalidatiegeneeskunde Zeeland ad EUR 16.043,05 met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; -toewijzing van de vordering van benadeelde partij Stichting Revalidatiecentrum De Hoogstraat ad EUR 19.284,31 met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De op te leggen straf en maatregelen. Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - verdachte heeft door zijn strafbare gedragingen gedurende een bijna aaneengesloten periode van een jaar bij diverse ziekenhuizen en zorginstellingen (medische) zorg genoten terwijl hij daarop geen recht had. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van het door hem bij de diverse instellingen opgewekte vertrouwen omtrent zijn zorgbehoefte. Door dergelijke gedragingen wordt het zorgstelsel ondermijnd en de wachtlijsten extra belast, hetgeen uiteindelijk ten nadele strekt van daadwerkelijk zorgbehoevenden. Daarnaast hebben de diverse benadeelden door verdachtes gedragingen forse financiële schade geleden. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk volstrekt niet bekommerd; - uit een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 1 december 2004 blijkt dat verdachte in Duitsland eerder vanwege soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, te weten op 21 december 1995 en 14 mei 1996; - verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten die "ad informandum" zijn vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welke feiten verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd. Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf geleid: - uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten door psychiater J.C Zwemtra, ingekomen d.d. 23 december 2004, en psycholoog drs. J. Goederee d.d. 15 december 2004 blijkt, dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend; - verdachte heeft zich gemotiveerd getoond zich in verband met zijn psychische problemen zoals die uit voornoemde rapporten naar voren zijn gekomen ambulant te laten behandelen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het voorlichtingsrapport en de advies- rapporten van de Reclassering Leger des Heils respectievelijk d.d. 27 december 2004, 15 oktober 2004 en 29 december 2004 die omtrent de persoon van verdachte zijn opgesteld. Anders dan de raadsvrouwe ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde verdachte als voorwaarde van een schorsing van de voorlopige hechtenis in staat te stellen deel te nemen aan een begeleid-wonen-traject bij het Labrehuis. De rechtbank is van oordeel dat het vrijblijvende karakter van genoemd traject, de onbepaalde duur daarvan en de ongewisheid omtrent het aanvangstijdstip, geen schorsing van het onderzoek ter terechtzitting rechtvaardigt en dat thans, mede gelet op ernst van de bewezenverklaarde feiten, het strafvorderlijk belang prevaleert boven het persoonlijk belang van verdachte. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheids-beneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf afdoende de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking brengt. De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregelen opleggen nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht aan benadeelden en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijke schadevergoeding aan de benadeelden bevordert. De vordering van de benadeelde partij Raad van Bestuur Stichting Catharina-ziekenhuis (feit 1). Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden kan deze vordering volledig worden toegewezen. Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden. Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding. De vordering van de benadeelde partij Stichting revalidatiegeneeskunde Zeeland (feit 3). Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 15.712,= kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Nu niet is komen vast te staan dat de door de benadeelde partij onder de posten 2 en 3 gevorderde schade rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor ten laste van verdachte bewezenverklaarde, dient de benadeelde partij in dat deel van haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden. Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding. De vordering van de benadeelde partij Stichting Revalidatiecentrum De Hoogstraat (feit 4 en feit 5). Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden kan deze vordering volledig worden toegewezen. Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden. Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding. DE UITSPRAAK Verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: t.a.v. feit 1: oplichting, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 2: oplichting, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 3: oplichting, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 4: oplichting, meermalen gepleegd. t.a.v. feit 5: verduistering. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. BESLISSING: t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5: Gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarde: dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt een poliklinische behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek van de GGzE te Eindhoven, of een soortgelijke instelling. Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. t.a.v. feit 1: Maatregel van schadevergoeding van EUR 38.461,= subsidiair 327 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Raad van Bestuur Stichting Catharina Ziekenhuis Eindhoven van een bedrag van EUR 38.461 ,= (zegge: achtendertigduizendvierhonderdeenenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 327 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij: Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij Raad van Bestuur Stichting Catharina Ziekenhuis Eindhoven, van een bedrag van EUR 38.461,= (zegge: achtendertigduizendvierhonderdeenenzestig euro). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. t.a.v. feit 3: Maatregel van schadevergoeding van EUR 15.712,=subsidiair 213 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Stichting Revalidatiegeneeskunde Zeeland van een bedrag van EUR 15.712,= (zegge: vijftienduizendzevenhonderdtwaalf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 213 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij: Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij Stichting Revalidatiegeneeskunde Zeeland, van een bedrag van EUR 15.712,= (zegge: vijftienduizendzevenhonderdtwaalf euro). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake van het hoger gevorderde deel (EUR 331,05) niet ontvankelijk is. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. t.a.v. feit 4, feit 5: Maatregel van schadevergoeding van EUR 19284,31 subsidiair 231 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Stichting Revalidatiecentrum De Hoogstraat Utrecht van een bedrag van EUR 19.284,31 (zegge: negentienduizendtweehonderdvierentachtig euro en eenendertig eurocent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 231 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij : Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij Stichting Revalidatiecentrum De Hoogstraat Utrecht, van een bedrag van EUR 19.284,31 (zegge: negentienduizendtweehonderdvierentachtig euro en eenendertig eurocent ). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. Dit vonnis is gewezen door: mr. C.F.E. van Olden-Smit voorzitter, mr. G.J.W.M. van der Leeuw en mr. I. Rijnbout, leden, in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier en is uitgesproken op 13 januari 2005.