Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU8583

Datum uitspraak2005-10-24
Datum gepubliceerd2005-12-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-007050-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde feit stelt het hof vast dat zich in het dossier niet de resultaten bevinden van het door de politie ingestelde opsporingsonderzoek naar dit feit (de door de politie ingezonden processen-verbaal ontbreken). Aldus doet zich het geval voor dat het dossier de rechter geen aanknopingspunten biedt om de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden en tot een einduitspraak te komen. Als gevolg hiervan moet het openbaar ministerie, wiens taak het is aan de rechter een zodanig dossier voor te leggen dat de rechter in staat is op de grondslag van de tenlastelegging een einduitspraak te geven, niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vervolging ter zake van feit 3.


Uitspraak

Parketnummer: 20-007050-05 Uitspraak : 24 oktober 2005 VERSTEK/onip Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 januari 2004 in de strafzaak met parketnummer 01-050380-03 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde en zal bewezenverklaren hetgeen aan verdachte onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 24 mei 2003 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen: - zeven, in elk geval een of meer, strijkijzer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of - meerdere, althans een, dozen/doos sigaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); 2. hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 24 mei 2003 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen: - een hoeveelheid scheermesjes (merk Gilette), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of - een aantal flessen shampoo (merk Head and Shoulders en/of l'Oreal), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]l ([bedrijf 3 ]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); 3. hij op of omstreeks 13 juni 2003 te Boxtel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een winkel van [bedrijf 4], een hoeveelheid parfums (verkoopwaarde 744,52 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s). Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde feit stelt het hof vast dat zich in het dossier niet de resultaten bevinden van het door de politie ingestelde opsporingsonderzoek naar dit feit (de door de politie ingezonden processen-verbaal ontbreken). Aangenomen moet worden dat de politierechter, die de verdachte heeft veroordeeld voor feit 3, wel beschikte over deze stukken en dat de stukken nadien in het ongerede zijn geraakt. Ondanks pogingen van het ressortsparket om deze pocessen-verbaal terug te vinden, zijn zij niet meer beschikbaar gekomen. Het dossier bevat wel de inleidende dagvaarding en de akte van betekening hiervan. Aldus doet zich het geval voor dat het dossier de rechter geen aanknopingspunten biedt om de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden en tot een einduitspraak te komen. Als gevolg hiervan moet het openbaar ministerie, wiens taak het is aan de rechter een zodanig dossier voor te leggen dat de rechter in staat is op de grondslag van de tenlastelegging een einduitspraak te geven, niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vervolging ter zake van feit 3. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 24 mei 2003 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen: - zeven strijkijzers, toebehorende aan [bedrijf 1], en - meerdere dozen sigaren, toebehorende aan [slachtoffer 1]; 2. hij op 24 mei 2003 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen: - een hoeveelheid scheermesjes (merk Gilette), toebehorende aan [bedrijf 2], en - een aantal flessen shampoo (merk Head and Shoulders en/of l'Oreal), toebehorende aan [slachtoffer 2]l ([bedrijf 3 ]). Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen verklaarde onder 1 en onder 2 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311 (oud), eerste lid, aanhef en onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht junctis de artikelen 310 en 57 van die wet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder en veelvuldig terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde telkens oplevert: Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mr. R.R. Katerberg, voorzitter, mrs. J.C.A.M. Claassens en F. van Beuge, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. N.C. Regina, griffier, en op 24 oktober 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken. - 6 - 20-007050-05