Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV2796

Datum uitspraak2006-02-28
Datum gepubliceerd2006-02-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-008270-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

BTW-carrousel fraude met een benadelingsbedrag van ca. EUR 6.000.000,-. Ten laste van verdachte wordt bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan: 1. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, en 2. medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en 3. Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onvolledig doen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan het feit feitelijk leiding heeft gegeven. Verdachte wordt vrijgesproken van het doen plegen van het feit van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, alsmede tot een geldboete van EUR 500.000,-.


Uitspraak

Parketnummer: 20-008270-05 Uitspraak : 28 februari 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 maart 2005 in de strafzaak met parketnummer 01-993006-03 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950, ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting verblijvende in [detentiecentrum]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof: - het beroepen vonnis zal vernietigen; - zal bewezen verklaren het onder 1, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde, met dien verstande dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 2, ten tweede tenlastegelegde doen plegen voorzover dit betrekking heeft op [rechtspersoon 1]; - verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete van EUR. 1.000.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor een duur van één jaar. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Tenlastelegging Bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep, d.d. 7 februari 2006, is de tenlastelegging na daartoe strekkende vordering gewijzigd. Het hof constateert dat in de laatstbedoelde vordering onder meer staat vermeld een rechtspersoon '[rechtspersoon 2] NV'. Naar het oordeel berust deze vermelding op een misslag. Kennelijk is bedoeld de rechtspersoon '[rechtspersoon 2] BV'. Het hof zal deze misslag verbeteren in de hierna volgende weergave van de tenlastelegging. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij, in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot 1 april 2002 te 's-Hertogenbosch en/of Wolvega en/of Utrecht en/of Eindhoven en/of Amsterdam en/of Goirle en/of Neerpelt en/of Hamont Achel en/of Genk, althans in Nederland en/of in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke gedurende (een deel van) die periode (mede) werd gevormd door verdachte en/of de natuurlijke perso(o)n(en): - [medeverdachte 1] en/of - [medeverdachte 2] en/of - [medeverdachte 3] en/of - [medeverdachte 4] en/of - [medeverdachte 5] en/of een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of de rechtsperso(o)n(en): - [rechtspersoon 3] en/of - [rechtspersoon 4] en/of - [rechtspersoon 5] en/of - [rechtspersoon 6] en/of - [rechtspersoon 7] en/of - [rechtspersoon 8] en/of - [rechtspersoon 9] (h.o.d.n. [rechtspersoon 9]) en/of een of meer andere rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van misdrijven, te weten: - valsheid in geschrifte en/of - als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen; 2. ten eerste: hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2000 tot 01 april 2002 te Amsterdam en/of Wolvega en/of Goirle en/of 's-Hertogenbosch en/of Utrecht en/of Eindhoven en/of Neerpelt en/of Hamont Achel en/of Genk, in elk geval in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) - 1. (een) factu(u)r(en) (blijkens de opdruk afkomstig van [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en gericht aan [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 10]) (D1001 t/m D1009, D1011 t/m D1043, D1046 t/m D1105, D1107 t/m D1128) en/of - 2. (een) factu(u)r(en) (blijkens de opdruk afkomstig van [rechtspersoon 6] en gericht aan [rechtspersoon 8]) (D/1201-1 t/m D1201-8) en/of - 3. (een) bestelbon(nen) (blijkens de opdruk afkomstig van [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] en gericht aan [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 11] en/of [rechtspersoon 12] en/of [rechtspersoon 13]) (D1184, D1184-1 t/m D1184-6, D1207-1 t/m D1207-7) zijnde die factu(u)r(en) en/of die bestelbon(nen) (telkens) (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, zulks met het oogmerk om die factu(u)r(en) en/of die bestelbon(nen) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een ander of anderen te doen gebruiken, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) alstoen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - - op (een of meer van) die factu(u)r(en) en/of op (een of meer van) die bestelbon(nen) vermeld dat 1. [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 10] (een) factuurbedrag(en) terzake (een) levering(en) van goederen (geheugenmodules) diende(n) te betalen aan [rechtspersoon 3] en/of aan [rechtspersoon 4], en/of dat 2. [rechtspersoon 8] (een) factuurbedrag(en) terzake (een) levering(en) van goederen (geheugenmodules) diende te betalen aan [rechtspersoon 6] en/of dat 3. [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] goederen (geheugenmodules) bestelde(n) bij [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 11] en/of [rechtspersoon 12] en/of [rechtspersoon 13]), als was er sprake van (een) tussen 1. [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 10] enerzijds en [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] anderzijds en/of (een) tussen 2. [rechtspersoon 8] enerzijds en [rechtspersoon 6] anderzijds en/of (een) tussen 3. [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 11] en/of [rechtspersoon 12] en/of [rechtspersoon 13]) enerzijds en [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] anderzijds overeengekomen transactie(s), zoals gebruikelijk in het handelsverkeer, zulks - terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van door of namens 1. [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 10] enerzijds en [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] anderzijds en/of 2. [rechtspersoon 8] enerzijds en [rechtspersoon 6] anderzijds en/of 3. [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 11] en/of [rechtspersoon 12] en/of [rechtspersoon 13]) enerzijds en [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] anderzijds overeengekomen transactie(s), zoals gebruikelijk in het handelsverkeer en/of - terwijl er in werkelijkheid sprake was van (een) door of namens 1. [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 10] enerzijds en [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] anderzijds en/of 2. [rechtspersoon 8] enerzijds en [rechtspersoon 6] anderzijds en/of 3. [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 11] en/of [rechtspersoon 12] en/of [rechtspersoon 13]) enerzijds en [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] anderzijds opgezette (schijn)transactie(s) met het (vooropgezette) doel om (in het leader van een zogenaamde BTW-carrousel) de Nederlandse Staat financieel te benadelen (op het terrein van de omzetbelasting) en/of om zichzelf/henzelf financieel te bevoordelen ten koste van de Nederlandse Staat en/of - op (een of meer van) die factu(u)r(en) 17,5% en/of 19% BTW vermeld, zulks terwijl in werkelijkheid het (vooropgezette) doel was om geen BTW in rekening te brengen en/of aan te geven en/of of te dragen; 2. ten tweede: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot 1 april 2002 te Amsterdam en/of Wolvega en/of Goirle en/of 's-Hertogenbosch en/of Utrecht en/of Eindhoven en/of Neerpelt en/of Hamont Achel en/of Genk in elk geval in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, althans met een derde(n), (telkens) (een) factu(u)r(en) (blijkens de opdruk afkomstig van [rechtspersoon 1] (D1203-0, D1203-1 t/m D1203-13) en/of [rechtspersoon 2] (D1188-1 t/m D1188-7, D1108-0) en/of gericht aan [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5]) - zijnde die factu(u)r(en) (telkens) (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen, zulks met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalste doen gebruiken en/of door een ander of anderen te doen gebruiken, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) alstoen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op (een of meer van) die factu(u)r(en) doen vermelden dat [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] (een) factuurbedrag(en) terzake levering(en) van goederen (geheugenmodules) diende(n) te betalen aan [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2], als was er sprake van (een) tussen [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] enerzijds en [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] anderzijds overeengekomen transactie(s), zoals gebruikelijk in het handelsverkeer, zulks - terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van door of namens [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] enerzijds en [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] anderzijds overeengekomen transactie(s), zoals gebruikelijk in het handelsverkeer en/of - terwijl er in werkelijkheid sprake was van (een) door of namens [rechtspersoon 6] en/of [rechtspersoon 5] enerzijds en [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] anderzijds opgezette (schijn)transactie(s) met het (vooropgezette) doel om (in het kader van een zogenaamde BTW carrousel) de Nederlandse Staat financieel te benadelen (op het terrein van de omzetbelasting) en/of om zichzelf/henzelf financieel te bevoordelen ten koste van de Nederlandse Staat en/of op (een of meer van) die factu(u)r(en) 17,5% en/of 19% BTW doen vermelden, zulks terwijl in werkelijkheid het (vooropgezette) doel was om geen BTW in rekening te brengen en/of aan te geven en/of of te dragen. 3. [rechtspersoon 4] op of omstreeks 25 februari 2002 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, 22 althans een of meer factu(u)r(en), blijkens opdruk afkomstig van[rechtspersoon 4] en/of gericht aan [rechtspersoon 1], in valse of vervalste vorm voor dit doel aan de Belastingdienst Ondernemingen Apeldoorn beschikbaar heeft gesteld, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, bestaande die valsheid/vervalsing hierin dat in strijd met de werkelijkheid opzettelijk op die 22 facturen (D1130 t/m D1151) melding is gemaakt van "geen BTW in rekening gebracht. Transactie cf Wet OB 1968, Tabel 2, Post A1" zulks terwijl geen sprake was van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd en/of terwijl er sprake was van goederen die zich in het vrije verkeer van de Europese Unie bevonden, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven. Vrijspraak en redengeving Aan de verdachte wordt verweten dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen valsheid in geschrift heeft doen plegen in de zin van art. 47 eerste lid en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de inhoud van het dossier en de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan evenwel niet worden afgeleid dat de verdachte dit feit heeft doen plegen, aangezien niet blijkt dat [rechtspersoon 2] respectievelijk [rechtspersoon 1], als degenen die de in de tenlastelegging bedoelde facturen zouden hebben opgemaakt, zelf niet voor dat feit strafrechtelijk aansprakelijk zouden zijn. Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte om die reden van het tenlastegelegde onder 2 ten tweede in het geheel dient te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij, in de periode van 1 november 2000 tot 1 februari 2002 te Nederland en België, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke gedurende een deel van die periode mede werd gevormd door verdachte en de natuurlijke personen: - [medeverdachte 1] en - [medeverdachte 2] en - [medeverdachte 3] en - [medeverdachte 4] en de rechtspersonen: - [rechtspersoon 3] en - [rechtspersoon 4] en - [rechtspersoon 5] en - [rechtspersoon 6] en - [rechtspersoon 7] en - [rechtspersoon 8] en - [rechtspersoon 9] (h.o.d.n. [rechtspersoon 9]), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: - valsheid in geschrifte. 2. hij in de periode van 1 november 2000 tot 1 februari 2002 in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met anderen - 1. facturen blijkens de opdruk afkomstig van [rechtspersoon 3] en [rechtspersoon 4] en gericht aan [rechtspersoon 2] of [rechtspersoon 1] of [rechtspersoon 10] en - 2. facturen blijkens de opdruk afkomstig van [rechtspersoon 6] en gericht aan [rechtspersoon 8] en - 3. bestelbonnen blijkens de opdruk afkomstig van [rechtspersoon 6] en [rechtspersoon 5] en gericht aan [rechtspersoon 1] of [rechtspersoon 2] of [rechtspersoon 11] of [rechtspersoon 12] of [rechtspersoon 13] . zijnde die facturen en bestelbonnen telkens geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk hebben opgemaakt met het oogmerk om die facturen en die bestelbonnen als echt en onvervalst te gebruiken immers hebben en zijn mededaders alstoen aldaar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - - op die facturen en op die bestelbonnen vermeld dat: 1. [rechtspersoon 1] of [rechtspersoon 2] of [rechtspersoon 10] factuurbedragen terzake leveringen van goederen (geheugenmodules) dienden te betalen aan [rechtspersoon 3] of aan [rechtspersoon 4], en dat 2. [rechtspersoon 8] factuurbedragen terzake leveringen van goederen (geheugenmodules) diende te betalen aan [rechtspersoon 6] en dat 3. [rechtspersoon 6] of [rechtspersoon 5] goederen (geheugenmodules) bestelden bij [rechtspersoon 1] of [rechtspersoon 2] of [rechtspersoon 11] of [rechtspersoon 12] of [rechtspersoon 13], als was er sprake van tussen 1. [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 10] enerzijds en [rechtspersoon 3] of [rechtspersoon 4] anderzijds en tussen 2. [rechtspersoon 8] enerzijds en [rechtspersoon 6] anderzijds en tussen 3. [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 11] en [rechtspersoon 12] en [rechtspersoon 13] enerzijds en [rechtspersoon 6] of [rechtspersoon 5] anderzijds overeengekomen transacties, zoals gebruikelijk in het handelsverkeer, zulks - terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van door of namens 1. [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 10] enerzijds en [rechtspersoon 3] of [rechtspersoon 4] anderzijds en 2. [rechtspersoon 8] enerzijds en [rechtspersoon 6] anderzijds en 3. [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 11] en [rechtspersoon 12] en [rechtspersoon 13] enerzijds en [rechtspersoon 6] of [rechtspersoon 5] anderzijds overeengekomen transacties, zoals gebruikelijk in het handelsverkeer en - terwijl er in werkelijkheid sprake was van door of namens 1. [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 10] enerzijds en [rechtspersoon 3] of [rechtspersoon 4] ([rechtspersoon 4]) anderzijds en 2. [rechtspersoon 8] enerzijds en [rechtspersoon 6] anderzijds en 3. [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 11] en [rechtspersoon 12] en [rechtspersoon 13] enerzijds en [rechtspersoon 6] of [rechtspersoon 5] anderzijds opgezette schijntransacties met het vooropgezette doel om in het kader van een zogenaamde BTW-carrousel de Nederlandse Staat financieel te benadelen op het terrein van de omzetbelasting en om henzelf financieel te bevoordelen ten koste van de Nederlandse Staat en - op facturen 17,5% of 19% BTW vermeld, zulks terwijl in werkelijkheid het vooropgezette doel was om geen BTW aan te geven en af te dragen. 3. [rechtspersoon 4] op 25 februari 2002 te Apeldoorn opzettelijk als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, 22 facturen, blijkens opdruk afkomstig van [rechtspersoon 4] en gericht aan [rechtspersoon 1], in valse vorm voor dit doel aan de Belastingdienst Ondernemingen Apeldoorn beschikbaar heeft gesteld, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de werkelijkheid opzettelijk op die 22 facturen melding is gemaakt van "geen BTW in rekening gebracht. Transactie cf Wet OB 1968, Tabel 2, Post A1" zulks terwijl geen sprake was van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd en/of terwijl er sprake was van goederen die zich in het vrije verkeer van de Europese Unie bevonden, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs B1 De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. B2 De raadsman heeft de bewijsuitsluiting bepleit van een document te weten naar het hof begrijpt een e-mail van de [medeverdachte 1], gericht aan verdachte van 9 september 2001 (D 1192), aangezien bij de doorzoeking waarbij het betreffende document zou zijn aangetroffen, niet werd voldaan aan het vereiste van aanwezigheid of leiding op afstand door een rechter-commissaris. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de inbeslagname is geschied op basis van artikel 81 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen. Het betreffende document is aangetroffen in een door de onderneming [betrokkene 1] aan verdachte tweetal verhuurde boxen [AH/24/05 d.d. 15 mei 2004]. Uit het proces-verbaal van ambtshandeling met codenummer AH/24/01, d.d. 19 januari 2004, blijkt voorts dat de door de verdachte gehuurde opslagruimten werden geopend met een sleutel die tijdens een doorzoeking in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek tegen verdachte onder leiding van een rechter-commissaris in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden [proces-verbaal AH/22/01]. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het door de verdediging bedoelde document op rechtmatige wijze is verkregen en dat het voor het bewijs kan worden gebezigd. Het hof verwerpt het verweer. C1 De raadsman heeft de vrijspraak van de verdachte bepleit op de gronden als vervat in de door hem overgelegde pleitnotities. De raadsman heeft onder meer gesteld dat: i. er geen sprake is van een BTW-carrousel of minstgenomen van een a-typische variant, waarbij verdachte niet als katvanger kan worden aangemerkt; ii. er geen sprake was van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van strafrecht; iii. er geen sprake is van valsheid in geschrifte, aangezien er geen naheffing heeft plaatsgevonden bij [rechtspersoon 2] als afnemer terzake in aftrek gebrachte omzetbelasting (op facturen van [rechtspersoon 3] en [rechtspersoon 4]) alsmede aangezien er geen naheffing heeft plaatsgevonden terzake het hanteren van het nul-tarief bij leveringen van [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1] aan [rechtspersoon 5/6] en in verband daarmee dat het beginsel van formele rechtskracht zich zou verzetten tegen de valsheid van de facturen en bestelbonnen; iv. er geen sprake is van valsheid in geschrifte, aangezien de aan de facturen ten grondslag liggende leveringen daadwerkelijk hebben plaatsgehad. Voorts en subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat: v. er geen sprake is geweest van medeplegen terzake het tenlastegelegde onder 2; vi. terzake de facturen van [rechtspersoon 4] en [rechtspersoon 3], artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht ten onrechte niet ten laste is gelegd. Ook terzake het tenlastegelegde onder 3, heeft de raadsman de vrijspraak van verdachte bepleit, zulks op de gronden als vervat in de door hem overgelegde pleitnotities. Het hof zal de verweren bespreken onder C2 tot en met C8. C2 Het hof overweegt dat - zoals uit de bewijsmiddelen blijkt - de rechtspersoon [rechtspersoon 4] handelde onder de naam [rechtspersoon 4], welke naam op de hiervoor als zodanig benoemde facturen werd gebruikt. In het navolgende zal deze rechtspersoon worden aangeduid als '[rechtspersoon 4]'. Het hof begrijpt het hof dat met [rechtspersoon 2] telkens wordt bedoeld de rechtspersoon [rechtspersoon 2], in het navolgende zal worden gesproken over '[rechtspersoon 2]'. Voorts begrijpt het hof dat de facturen van [rechtspersoon 5] afkomstig waren of werden gezonden op naam van de rechtspersoon [rechtspersoon 5], hetzij [rechtspersoon 6]. In het navolgende zullen beide rechtspersonen worden aangeduid als '[rechtspersoon 5/6]'. Ten aanzien van de rechtspersonen [rechtspersoon 10] of [rechtspersoon 11], [rechtspersoon 12] en [rechtspersoon 13], is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat kunnen worden aangemerkt als rechtsvoorgangers van [rechtspersoon 1]. Het hof zal in het navolgende spreken over '[rechtspersoon 1]'. De rechtspersonen [rechtspersoon 8] en [rechtspersoon 9], zullen kortweg worden aangeduid als [rechtspersoon 8] respectievelijk [rechtspersoon 9]. C3 Met de eerste rechter acht het hof bewezen dat aan de facturen en bestelbonnen betreffende in- en verkoop van geheugenmodules door [rechtspersoon 3]/[rechtspersoon 4], [rechtspersoon 2]/[rechtspersoon 1], [rechtspersoon 9]/[rechtspersoon 8] en [rechtspersoon 5/6] geen reële overeenkomsten tot levering van goederen ten grondslag hebben gelegen, maar dat deze transacties enkel tot doel hadden BTW-fraude mogelijk te maken. Uit dien hoofde waren de facturen en bestelbonnen zoals genoemd in de tenlastelegging onder 2 vals. Het hof acht voorts bewezen dat verdachte wist dat er in alle schakels van de BTW-fraude sprake was van schijntransacties en dat de ondernemingen [rechtspersoon 4] en [rechtspersoon 3], [rechtspersoon 9] en [rechtspersoon 8], waarvan verdachte zich al dan niet middellijk bediende, onderdeel daarvan uitmaakten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij de uitvoering van de BTW-fraude nauw betrokken was en daaromtrent contact onderhield met zijn [medeverdachte 1]. Uit de bewijsmiddelen volgt onder meer dat: - medeverdachte [medeverdachte 2] door [medeverdachte 1] werd gevraagd om medewerking te verlenen aan een BTW-carrousel; - de medewerking van [medeverdachte 2] er uit bestond dat hij zijn positie binnen [rechtspersoon 1] gebruikte om de verkoop van geheugenmodules van [rechtspersoon 1] aan [rechtspersoon 5/6] te realiseren, terwijl [rechtspersoon 1] deze modules inkocht van de bedrijven [rechtspersoon 3] en later van [rechtspersoon 4]. [medeverdachte 2] ontving hiervoor van [medeverdachte 1] een geldelijke vergoeding; - met tussenkomst van [medeverdachte 3] werden geheugenmodules verkocht door [rechtspersoon 3] aan [rechtspersoon 5/6] via het bedrijf [rechtspersoon 2]; - [medeverdachte 1] bepaalde wie de leverancier was van de geheugenmodules, welke modules het precies betrof, alsmede in welke aantallen en tegen welke prijzen bestellingen moesten worden gedaan. Van de wetenschap van verdachte blijkt onder meer uit een aan hem gerichte e-mail van [medeverdachte 1] van 9 september 2001 (D 1192). De e-mail heeft als titel "een nieuwe ronde." In de e-mail worden voor drie leveringen die in die week plaats zouden moeten vinden (en blijkens de facturen bestelbonnen en bankafschriften die zich in het dossier bevinden ook hebben plaatsgevonden) de aantallen, type geheugenmodules en de prijzen genoemd voor alle schakels in de keten. Onder meer hieruit kan worden afgeleid dat goederen (geheugenmodules) rondgingen van [rechtspersoon 3] naar [rechtspersoon 1], van [rechtspersoon 1] naar [rechtspersoon 5/6] en van [rechtspersoon 5/6] naar [rechtspersoon 8], een indirect door verdachte bestuurd bedrijf. Bovendien blijkt hieruit dat verdachte bekend was met alle transacties binnen de keten en de inhoud van de transacties mede bepaalde. Voorts blijkt uit de verklaringen van de ingeschakelde vervoersbedrijven, dat de in dozen verpakte geheugenmodules veelal zonder enige controle werden doorgezonden naar de volgende afnemer. Ook in hoger beroep heeft verdachte niet kunnen aangeven wat de grondslag was in het economische verkeer voor de schijnbaar nodeloze en omslachtige leveringen van de geheugenmodules door [rechtspersoon 3] aan [rechtspersoon 5/6] via derden, in casu [rechtspersoon 1]/[rechtspersoon 2], hetgeen immers slechts prijsverhogend werkte. Aan de overtuiging van het gerechtshof dat er sprake is geweest van een carrousel, draagt voorts bij de wijze waarop het betalingsverkeer plaatsvond tussen de onderlinge schakels. Hieromtrent is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat er: - betalingen plaatsvonden van [rechtspersoon 2] respectievelijk [rechtspersoon 1] aan rekeningen op naam van '[rechtspersoon 7]' inzake [rechtspersoon 3] c.q. [rechtspersoon 4], terzake leveringen van goederen (geheugenmodules) door [rechtspersoon 3] en [rechtspersoon 4], zulks inclusief gefactureerde omzetbelasting; - van de rekening van [rechtspersoon 7] inzake [rechtspersoon 3] c.q. [rechtspersoon 4] betalingen plaatsvonden aan [rechtspersoon 5] en [rechtspersoon 6], ten aanzien waarvan uit het onderzoek ter terechtzitting op geen enkele wijze is gebleken van een onderliggende grondslag in het economisch verkeer; - van de rekeningen [rechtspersoon 5] en [rechtspersoon 6] betalingen plaatsvonden aan [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2], terzake leveringen van goederen (geheugenmodules), zulks exclusief omzetbelasting; - van de rekening van [rechtspersoon 7] inzake [rechtspersoon 3] c.q. [rechtspersoon 4] betalingen plaatsvonden naar [betrokkene 2], ten aanzien waarvan uit het onderzoek ter terechtzitting op geen enkele wijze is gebleken van een onderliggende grondslag in het economisch verkeer - de betalingen terzake van de doorleveringen door [rechtspersoon 5] en [rechtspersoon 6] aan [rechtspersoon 9] en [rechtspersoon 8] werden verricht van de [rechtspersoon 7]-rekeningen inz. [rechtspersoon 3]/[rechtspersoon 4]. Het hof leidt hieruit af dat de rekeningen van [rechtspersoon 7] inz. [rechtspersoon 3]/[rechtspersoon 4]. geen enkel ander doel hadden dan het faciliteren van het betalingsverkeer van de opeenvolgende transacties tussen schakels van de keten. C4 Meer in het bijzonder ten aanzien van de verweren onder C1, onder i. en ii. overweegt het hof dat uit de gebezigde bewijsmiddelen en uit hetgeen onder C3 wordt overwogen volgt dat verdachte met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], alsmede met de rechtspersonen [rechtspersoon 3], [rechtspersoon 4], [rechtspersoon 5], [rechtspersoon 6], [rechtspersoon 7], [rechtspersoon 8] en [rechtspersoon 9] een criminele organisatie vormde. Tot de wezenskenmerken van de BTW-fraude behoort dat er meerdere partijen zijn die onderling goederen of diensten leveren, dat in ieder geval één van de transacties intracommunautair plaatsvindt waarbij kan worden geleverd met gebruikmaking van het zogeheten nultarief alsmede dat bij één van de schakels in de keten (telkens) geen verschuldigde BTW wordt afgedragen. Een dergelijke fraude vergt bij alle schakels van de keten terzake van alle aspecten van de fraude per definitie een hoge mate van afstemming tussen de betrokkenen, zoals zich ook in het onderhavige geval heeft voorgedaan. Naar het oordeel van het hof kan dan ook worden gezegd dat er sprake is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, waaraan verdachte willens en wetens heeft deelgenomen, met gebruikmaking van rechtspersonen alwaar geen afdracht plaatsvond van verschuldigde omzetbelasting. De eis dat er daarnaast altijd sprake zou moeten zijn van een hiërarchische structuur, een intern sanctiesysteem, het plegen van meer dan één vorm van ernstige delict en van corruptie en fysiek geweld, vindt geen steun in het recht. Het hof verwerpt de verweren in zoverre. C5 Meer in het bijzonder ten aanzien van de verweren onder C1 en onder iii. overweegt het hof nog als volgt. De gestelde omstandigheid - wat daar ook van zij - dat er thans geen naheffingsaanslagen zijn opgelegd aan [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1], doet naar het oordeel van het hof geenszins af aan de valsheid van de met die leveringen verband houdende facturen en/of bestelbonnen. Het hof overweegt daaromtrent dat het aan de ontvanger is een beslissing te nemen over de vraag of er terecht aftrek van voorbelasting heeft plaatsgevonden die verband houdt met leveringen waarvan de ondernemer - in casu [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1] - stelt te goeder trouw te zijn geweest en waarvan (achteraf) blijkt dat de betreffende transacties een schakel hebben gevormd in een BTW-carrousel. De strafrechter komt ten aanzien van de valsheid van de met die leveringen verband houdende facturen en/of bestelbonnen een eigen oordeel toe. In zijn algemeenheid kan dan ook niet worden gezegd dat indien dat de omstandigheid dat aan [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1] terzake de intracommunautaire leveringen (thans) geen naheffing zou zijn opgelegd, daarmee de echtheid van de met die leveringen verband houdende facturen en bestelbonnen zou zijn gegeven. Het hof verwerpt het verweer. C6 In het overwogene onder C3 ligt de verwerping van het onder C1, iv. en v. gestelde besloten. C7 Meer in het bijzonder ten aanzien van het verweer onder B1, onder vii overweegt het hof als volgt. De raadsman heeft zich ten aanzien van deze facturen van [rechtspersoon 3] en [rechtspersoon 4] op het standpunt gesteld dat 'de tenlastelegging van deze feiten niet tot een veroordeling kunnen leiden, om reden dat daarin geen recht wordt gedaan aan de feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier blijken'. Het hof verstaat het verweer als zijnde gericht tegen een bewezenverklaring en derhalve strekkende tot vrijspraak. Het hof stelt bij de bespreking van het verweer dat artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht geenszins dwingt tot de uitleg die de raadsman kennelijk daaraan geeft, te weten dat de verdachte zonder meer dient te worden aangemerkt als feitelijk leidinggever of opdrachtgever van door een rechtspersoon begane strafbare feiten, als door de rechtspersoon kan worden beschikt over diens gedragingen alsmede dat deze gedragingen door de rechtpersoon werden aanvaard. Het staat de steller van de tenlastelegging in zoverre vrij met voorbijgaan aan het bepaalde in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht, het strafrechtelijk verwijt zodanig te formuleren als zou de verdachte zelfstandig feitelijk hebben gehandeld. In de bewezenverklaring ligt het oordeel van het hof besloten dat verdachte zich zelfstandig schuldig heeft gemaakt aan de door de raadsman bedoelde strafbare feiten. Daartoe ontleent het hof steun aan de omstandigheid dat verdachte zich tezamen met anderen, van deze rechtspersonen heeft bediend. Zo heeft de verdachte over [rechtspersoon 4] verklaard dat dit een 'leeg bv-tje van hem was'. Ook heeft hij in dat verband gesproken over een 'plank-bv' [V/03/03 en V/03/04]. Ten aanzien van de rechtspersoon [rechtspersoon 3] heeft verdachte verklaard dat hij met anderen bij deze rechtspersoon was betrokken, dat hij handelsregister-technisch de verantwoording daarvoor had en dat waneer derden hem inzake [rechtspersoon 3] wensten te spreken het kantoor werd gebeld en dat hij dan meestal de telefoon opnam. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de facturatie van [rechtspersoon 3] aan [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1] verzorgde en dat hij soms een kracht inhuurde om dat te doen [V03/03]. Alsdan is de maatschappelijke werkelijkheid beslissend en kan verdachte worden aangemerkt als degene die, zij het op naam van [rechtspersoon 3] en [rechtspersoon 4], deze handelingen feitelijk zelfstandig heeft verricht. Dit laat onverlet dat verdachte daarnaast als feitelijk leidinggever had kunnen worden aangemerkt. Het hof verwerpt het verweer. C8 In het bijzonder ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 3, overweegt het hof als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat op de in de bewezenverklaring onder 3 bedoelde facturen het opschrift '[rechtspersoon 4]' stond vermeld. Uit het proces-verbaal van ambtshandeling inzake [rechtspersoon 4], codenummer AH/11/03, blijkt dat de besloten vennootschap [rechtspersoon 4] handelt onder de handelsnaam '[rechtspersoon 4]'. Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat verdachte voor 22 februari 2002 [rechtspersoon 4] formeel aan derden heeft overgedragen, niet eraan in de weg staat dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde handelen van [rechtspersoon 4]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zelf de facturen aan de belastingdienst heeft doen toekomen, nu het handschrift op de envelop waarin de facturen zijn verzonden immers van verdachte zelf is, hetgeen verdachte ook heeft erkend. Voorts heeft verdachte terzake verklaard dat op 25 februari 2002 de administratie van [rechtspersoon 4] nog was niet overgedragen. Het door de raadsman gestelde doet daaraan op geen enkele wijze af, zodat het verweer in zoverre reeds dient te worden verworpen. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat het handelen ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven. Het hof verwerpt dit verweer, overwegende dat in de administratie van [rechtspersoon 1] facturen met overeenkomstige gegevens werden aangetroffen, met als enige verschil de vermelding van het tarief van 19% aan omzetbelasting. Nu er geen sprake was van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd en/of terwijl er sprake was van goederen die zich in het vrije verkeer van de Europese Unie bevonden is het hof van oordeel dat de facturen valselijk zijn opgemaakt, ertoe strekkende dat geen of te weinig belasting werd geheven. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid van het Wetboek van strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde. Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid in verbinding met artikel 47 eerste lid aanhef en onder 1 van het Wetboek van strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 69, tweede lid (oud), van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, in verbinding met artikel 51, tweede lid aanhef en onder 2 van het Wetboek van strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel D1 Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd alsmede met de mate waarin het bewezen verklaarde schade teweeg heeft gebracht. Het hof rekent verdachte in het bijzonder aan dat hij zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een grootschalige BTW-fraude. Verdachte heeft met gebruikmaking van valse bestelbonnen en facturen valsheid in geschrift gepleegd met de enkele bedoeling het systeem van de heffing van de omzetbelasting te misbruiken. Dit handelen vond plaats in het verband van een criminele organisatie. De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting is afhankelijk van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van facturen. Indien facturen worden opgesteld dan wel gebruikt, die niet stroken met de werkelijkheid, wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting ondergraven. Voorts wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting, welke belasting op aangifte dient te worden voldaan, ernstig aangetast als aangiften worden gedaan op basis van facturen, die niet overeenkomstig de werkelijkheid zijn opgesteld. Bij de heffing van belastingen dient de rijksbelastingdienst erop te kunnen vertrouwen dat de aangifte duidelijk, volledig en zonder voorbehoud geschiedt. Verdachte heeft het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze misbruikt en van dit stelsel op grove wijze geprofiteerd. Daarmee heeft hij de Staat der Nederlanden en de Europese Unie benadeeld. D2 De raadsman heeft op de gronden als vervat in de door hem overgelegde pleitnoties zich op het standpunt gesteld dat - kort gezegd - het tijdsverloop in de onderhavige strafzaak in nadelige zin is beïnvloed doordat het openbaar ministerie onduidelijkheid heeft laten bestaan over de vraag of de rechtspersoon [rechtspersoon 1] en aldaar werkzame natuurlijke personen zouden worden vervolgd, en in verband daarmee dat aan getuigen een verschoningsrecht toekwam. Voorts heeft de raadsman gesteld dat de doorzoeking bij [rechtspersoon 1] door de wijze waarop zij is geschied, zinloos is geweest en tot verdere vertraging in de strafzaak tegen verdachte heeft geleid. De raadsman is van mening dat het voorgaande een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel met zich brengt hetgeen moet worden aangemerkt als een verzuim van vormen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van strafvordering. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Met de raadsman constateert het hof dat het uitblijven van een vervolgingsbeslissing betreffende [rechtspersoon 1], tot gevolg heeft gehad dat de bij [rechtspersoon 1] werkzame natuurlijke personen, een beroep konden doen en hebben gedaan op het wettelijk verschoningsrecht als bedoeld in artikel 219 van het Wetboek van Strafvordering. Naar het oordeel van het hof is evenwel op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat het openbaar ministerie zich, bij het uitblijven van een vervolgingsbeslissing inzake [rechtspersoon 1], doelbewust en met veronachtzaming van de belangen van de verdachte, heeft laten leiden door motieven die waren gelegen buiten de strafzaak tegen [rechtspersoon 1]. Dit oordeel treft ook de door de raadsman als zinloos aangeduide doorzoeking bij [rechtspersoon 1]. Het hof verwerpt het verweer. D3 De raadsman heeft zich op de gronden als in de door hem overgelegde pleitnotities vervat, op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen geldboete kan worden opgelegd, nu de draagkracht daartoe ontbreekt. In dat verband heeft de raadsman in het bijzonder verwezen naar de omstandigheid dat verdachte aansprakelijk wordt gehouden voor de omzetbelastingschuld van [rechtspersoon 4] en [rechtspersoon 3], alsmede dat hij ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting een schuld van ruim één miljoen euro heeft, tengevolge van de onderhavige strafbare feiten. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit de door de raadsman overgelegde producties blijkt dat verdachte persoonlijk aansprakelijk is gesteld terzake opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting op naam van [rechtspersoon 3] [/rechtspersoon 4] zoals bedoeld in artikel 36 van de Invorderingswet 1990. Voorts liggen er (navorderings)aanslagen Inkomstenbelasting en Premie volksverzekeringen over de jaren 2000, 2001 en 2002. Bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 19 januari 2006 is gebleken dat tegen de opgelegde aanslagen bezwaarschriften zijn ingediend alsmede dat aansprakelijkstelling voor de omzetbelasting wordt bestreden. De procedure daaromtrent zou thans aanhangig zijn bij de rechtbank Breda. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting op geen enkele wijze is gebleken dat de aanslagen en aansprakelijkstellingen een definitief karakter hebben, ziet het hof daarin geen reden aan de verdachte geen geldboete op te leggen. Op grond van hetgeen onder D1 werd overwogen, acht het hof naast het opleggen van een gevangenisstraf een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Door het handelen van verdachte heeft verdachte tezamen met de [medeverdachte 1] een bedrag van ongeveer EUR 6.000.000,- aan niet betaalde omzetbelasting aan de Staat der Nederlanden onttrokken. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof acht geslagen op de draagkracht van verdachte, voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 5, 23, 24, 24c, 27, 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde onder 1 oplevert: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Verklaart dat het bewezenverklaarde onder 2 oplevert: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Verklaart dat het bewezenverklaarde onder 3 oplevert: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onvolledig doen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan het feit feitelijk leiding heeft gegeven. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 500.000,00 (vijfhonderdduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) jaar hechtenis. Aldus gewezen door mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter, mr. J.W.J. Huige en mr. A. de Lange, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Kempen, griffier, en op 28 februari 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken. ?? ?? ?? ?? - 16 - 20-008270-05