Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW1791

Datum uitspraak2006-04-12
Datum gepubliceerd2006-04-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/715224-05 en 12/706772-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

N.v.t.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector strafrecht meervoudige kamer Parketnummers: 12/715224-05 en 12/706772-05 (gevoegd) Datum uitspraak: 12 april 2006 Tegenspraak ------------------------------------------------ Datum inverzekeringstelling: 8 juli 2005 Datum voorlopige hechtenis: 11 juli 2005 ------------------------------------------------ V O N N I S van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaken tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Noordsingel te Rotterdam. ter terechtzitting verschenen. Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2006. De rechtbank heeft ter terechtzitting de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde van parketnummer 12/715224-05, het tenlastegelegde onder parketnummers 12/707176-05 en 12/707177-05 (al eerder gevoegd bij parketnummer 12/715224-05) en het tenlastegelegde onder parketnummer 12/706772-05 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal worden opgelegd. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen. De rechtbank heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden. Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat: (parketnummer 12/715224-05) 1. hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 06 juli 2005 en/of 7 juli 2005 in de gemeente [woonplaats], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik hoor in mijn hoofd dat ik jou ga dood maken" en/of "Als je nog een keer wat doet dan sla ik je met je hoofd tegen de muur, ik ga je hoofd dan gek maken" en/of "Wacht maar, ik kom je dood maken', althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 30 juni 2005 in de gemeente Vlissingen, opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans op en/of tegen het hoofd, en/of tegen en/of op de linker bovenarm, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 304 lid 1 Wetboek van Strafrechtart 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 07 juli 2005 in de gemeente Vlissingen, opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 08 juli 2005 in de gemeente Vlissingen, [slachto[slachtoffer 2] [functie] en/of [slachtoffe[slachtoffer 3] [functie] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kraak jullie hoofden stuk voor stuk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 5.hij op of omstreeks 08 juli 2005 in de gemeente Vlissingen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht of artikel 2 van de Politiewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [slachtoffer 2] [functie], die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem (meermalen) had bevolen, althans van hem had gevorderd de (voor)tuin (behorende bij [adres] te [woonplaats]) te verlaten, althans weg te gaan bij deze woning, geen gevolg gegeven aan dit bevel/deze bevelen of die vordering(en); (parketnummer 12/707176-05) 6. hij op of omstreeks 05 juli 2005 in de gemeente Vlissingen wederrechtelijk vertoevende op/in een besloten erf gelegen aan [adres] (behorende bij pand/woning nummer [nummer]) en in gebruik bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd; art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht (parketnummer 12/707177-05) 7. hij op of omstreeks 04 mei 2005 in de gemeente Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning/pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan L'Escaut Woningbouwvereniging (gevestigd aan de Spuistraat te Vlissingen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht (parketnummer 12/706772-05) 8. hij op of omstreeks 26 april 2005, te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen op 06 juli 2005 en/of 7 juli 2005 in de gemeente Vlissingen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik hoor in mijn hoofd dat ik jou ga dood maken" en "Als je nog een keer wat doet dan sla ik je met je hoofd tegen de muur, ik ga je hoofd dan gek maken" en "Wacht maar, ik kom je dood maken'. 2. hij op 30 juni 2005 in de gemeente Vlissingen, opzettelijk mishandelend zijn moeder, (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, in het gezicht en tegen de linker bovenarm heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden. 3. hij op 07 juli 2005 in de gemeente Vlissingen, opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield. 4. hij op 08 juli 2005 in de gemeente Vlissingen, [slachtoffer 2] [functie] en [slachtoffer 3] [functie] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kraak jullie hoofden stuk voor stuk". 5. hij op 08 juli 2005 in de gemeente Vlissingen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht of artikel 2 van de Politiewet, gedaan door [slachtoffer 2] [functie], die was belast met de uitoefening van enig toezicht, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem (meermalen) had bevolen, de (voor)tuin (behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]) te verlaten, geen gevolg gegeven aan deze bevelen of die vordering(en). (parketnummer 12/707176-05) 6. hij op 05 juli 2005 in de gemeente Vlissingen wederrechtelijk vertoevende op een besloten erf gelegen aan de [adres] (behorende bij pand/woning nummer [nummer]) en in gebruik bij [slachtoffer 1], zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd. (parketnummer 12/707177-05) 7. hij op 04 mei 2005 in de gemeente Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]), toebehorende aan L'Escaut Woningbouwvereniging (gevestigd aan de Spuistraat te Vlissingen), heeft vernield. (parketnummer 12/706772-05) 8. hij op 26 april 2005, te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan [slachtoffer 4] heeft vernield. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Bewijsvoering De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. 1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. 2. Mishandeling, begaan tegen zijn moeder. 3. Vernieling. 4. Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd. 5. Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht. 6. Wederrechtelijk vertoeven op een besloten erf en zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen. 7. Vernieling. 8. Vernieling. Strafbaarheid van de verdachte Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is gerapporteerd door gedragsdeskundigen van verschillende disciplines. De rapportage d.d. 27 september 2005 van drs. B.J. van Eijk, psychiater, bevat als conclusie onder meer - zakelijk weergegeven -: Betrokkene maakt voor zijn leeftijd (18 jaar) een veel jongere indruk (13, 14 jaar). Hij geeft aan dat hij geen behoefte heeft aan een psychiater en dat hij niet geholpen hoeft te worden. Wanneer de rapporteur alle gegevens op een rij zet dan is er in de eerste plaats een grote onduidelijkheid over de diagnose en zelfs of er überhaupt sprake is van een psychiatrische aandoening. Wel wordt deze steeds benoemd en wel wordt er steeds gesproken van een zorgelijke situatie. Er is sprake van een dwingende jongen die elke vorm van contact afwimpelt, die geen inzicht heeft in eigen functioneren, zodat men ook geen beeld krijgt over de dieperliggende achtergronden. Het gehele beeld is echter niet duidelijk te onderbouwen met een psychiatrische diagnose. De rapportage d.d. 24 februari 2006 van dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, bevat als conclusie onder meer – zakelijk weergegeven – : Betrokkene maakt een veel jongere indruk dan zijn kalenderleeftijd. Bij betrokkene bestaat een pervasieve ontwikkelingsstoornis, die eigenlijk zijn hele gedrag regeert. Een stoornis als deze is zo ernstig dat deze ten laste gelegde feiten er geheel door verklaard kunnen worden en daarom aan betrokkene ook niet zijn toe te rekenen. Als men te nabij komt bij betrokkene, kan hij niet anders reageren dan of door terugtrekking of door zodanig onvermogen tot hanteren van de gebeurtenissen, dat angst en agressie gaan overheersen. Aangezien het gedrag van iemand met een pervasieve ontwikkelingsstoornis eigenlijk in de contacten altijd door deze symptomen wordt belast, zal ook in de interacties met betrokkenes moeder dit de besturende factor in het gedrag geweest zijn. De rapportage d.d. 12 maart 2006 van drs. L. van Rens, psycholoog, bevat als conclusie onder meer – zakelijk weergegeven – : Gedurende de onderzoeksperiode heeft onderzoeker éénmaal een kortdurend gesprek. Hij gaf aan niet mee te willen werken aan het onderzoek. Betrokkene is een redelijk verzorgde [leeftijd] van origine [afkomst] jongeman die jonger oogt dan zijn kalenderleeftijd. Hij zou 14 jaar kunnen zijn. Betrokkene maakt een dwingende en koppige indruk. Hij verkeert in een zeer zorgelijke situatie, maar toont geen enkel inzicht in zijn situatie en weigert alle hulpverlening. Psychotische symptomen worden volledig ontkend door betrokkene, hoewel de schichtige, angstige en achterdochtige indruk wel hieraan doen denken. Er wordt bizar en oninvoelbaar gedrag gezien in de vorm van lachen op momenten dat dit niet gepast is en vreemde uitspraken over zijn gezondheid (dat hij kokend water in zijn hoofd heeft, zijn hoofd gaat ontploffen). Ondanks de weigering van betrokkene om mee te werken aan het onderzoek kan vanwege de hetero-anamnestische informatie en de observatiegegevens samenvattend gesteld worden dat er sprake is van ernstige tekortkomingen op het gebied van sociale vaardigheden en verbale en non-verbale communicatie, gedragsproblemen en misbruik van middelen bij een matig begaafde [afkomst] jongeman met mogelijk een pervasieve ontwikkelingsstoornis, die disfunctioneert op vrijwel alle levensgebieden en alle noodzakelijke begeleiding en hulpverlening weigert. De problematiek lijkt een chronisch karakter te hebben en was naar alle waarschijnlijkheid ook aanwezig tijdens de delicten. Dit geldt tevens voor de forse oordeels- en kritiekstoornissen, die voortvloeien uit de problematiek. De problematiek van betrokkene beïnvloedt het denken, voelen en doen van betrokkene in zo’n ernstige mate, naar alle waarschijnlijkheid ook tijdens de delicten, dat hij voor wat betreft de delicten als ontoerekeningsvatbaar zou moeten worden beschouwd. De rechtbank overweegt dat Van Eijk geen uitspraak heeft gedaan over de toerekenbaarheid van de feiten aan verdachte en dat verdachte volgens Van Rens waarschijnlijk ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de gepleegde feiten. Volgens Van Panhuis zijn de tenlastegelegde feiten te verklaren uit de stoornis van verdachte. De rechtbank overweegt dat uit dit laatste naar haar oordeel niet volgt dat de feiten in het geheel niet aan verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank kan uit de adviezen niet de conclusie afleiden dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank neemt op grond van deze adviezen wel aan dat de feiten aan de verdachte in een verminderde mate kunnen worden toegerekend als gevolg van diens stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Een verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit. Motivering van de op te leggen maatregel Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende: - de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich met name begin juli 2005 schuldig gemaakt aan het bedreigen, mishandelen en anderszins lastigvallen van zijn moeder en toen daarbij op 8 juli 2005 de politie betrokken werd heeft hij ook de verbalisanten bedreigd. Daarnaast heeft hij een brievenbus van zijn moeder en een ruit van de woning van zijn moeder en van een coffeeshop vernield. Het gedrag van verdachte zorgt voor veel overlast, met name voor zijn moeder, die in de periode dat verdachte de feiten pleegde bijna dagelijks door hem werd lastiggevallen. Dergelijke misdrijven getuigen van een ernstig gebrek aan respect van verdachte voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van andere mensen en hun materiële bezittingen, met name de misdrijven die hij heeft begaan tegen zijn moeder. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 13 juli 2005; - het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 11 juli 2005 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg; - het rapport d.d. 17 september 2005, opgemaakt door drs. L.C.M. Franck-Schaekens, psycholoog te Breda; - het rapport d.d. 27 september 2005, opgemaakt door drs. B.J. van Eijk, psychiater te Breda; - het rapport d.d. 24 februari 2006, opgemaakt door dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater; - het rapport d.d. 12 maart 2006, opgemaakt door drs. L. van Rens, psycholoog. Uit het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte, naast de thans bewezenverklaarde feiten, nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Volgens het reclasseringsrapport was verdachte voorafgaand aan zijn detentie werkloos en heeft hij geen uitkering. Door gebrek aan inkomsten is hij uit zijn kamer gezet en sindsdien is hij zwervende geweest. Hij had moeite met overleven en gebruikte af en toe xtc, omdat dat de honger verdreef. Vanaf zijn dertiende jaar heeft hij in verschillende internaten verbleven. Hij wil de aangeboden hulp niet accepteren en legt de problemen waarmee hij te maken heeft geheel buiten zichzelf. De reclassering acht de kans op recidive hoog. Ook volgens de rapporterende gedragsdeskundigen is het recidivegevaar hoog. Geconstateerd is reeds dat verdachte lijdende is aan een stoornis, die van invloed is geweest op het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Van Panhuis en Van Rens adviseren een opname in een structurerende omgeving om recidive te voorkomen. Een dergelijke opname dient langdurig te zijn, om nader onderzoek te verrichten, zodat een op maat gesneden traject uitgestippeld kan worden. Gelet op de geconstateerde stoornis is verdachte aangewezen op langdurige begeleiding op diverse levensgebieden, aldus Van Rens. De gedragsdeskundigen adviseren allen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt dat de gedragsdeskundigen in hun rapporten allen hebben opgemerkt dat verdachte een jongere indruk maakt dan zijn kalenderleeftijd. De rechtbank heeft dit ook waargenomen op de terechtzitting. De rechtbank zal, gelet op de persoon van de verdachte, overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdsanctierecht toepassen, hoewel verdachte ten tijde van het plegen van de feiten de leeftijd van 18 jaar al had bereikt. Op grond van de rapportages van de gedragsdeskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijkheid van de verdachte alsmede de ernst van de begane feiten bepaaldelijk vorderen dat wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), als bedoeld in de artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt hierbij dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van voornoemde maatregel is voldaan. De onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De veiligheid van anderen, met name de moeder van verdachte, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereisen het opleggen van deze maatregel, en de maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Voorts is de rechtbank, op grond van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, van oordeel dat bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond toen hij de bewezenverklaarde feiten pleegde. De rechtbank overweegt dat bij de plaatsing bijzondere aandacht besteed dient te worden aan de aard van de stoornis van verdachte. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat er binnen PIJ-instellingen, maar ook binnen reguliere GGZ-instellingen – waaronder de Groote Beek in Eindhoven, waar verdachte ter observatie heeft verbleven –, PIJ-plaatsen beschikbaar zijn op afdelingen die zijn toegespitst op personen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77h, 77s, 77gg, 138, 184, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan. Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Zij bepaalt dat het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar. Zij legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Zij adviseert de maatregel ten uitvoer te leggen in een voor verdachte daartoe geschikte gesloten inrichting. Dit vonnis is gewezen door: mr. R.C.M. Reinarz, voorzitter, mrs. M.J.M. Klarenbeek en F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Hengst als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2006.