Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX2475

Datum uitspraak2006-05-12
Datum gepubliceerd2006-05-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/601120-05 en 10/000022-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank overweegt dat op de voet van artikel 344 lid 1 Sv processen-verbaal van opsporingsambtenaren die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt en die mededeling van door henzelf waargenomen of ondervonden feiten en omstandigheden behelzen als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt. Op grond van lid 2 van artikel 344 Sv is het vervolgens mogelijk dat de bewezenverklaring enkel stoelt op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. De OVC-gesprekken die in de onderhavige zaak voor het bewijs gebezigd zijn, zijn in de wettelijke vorm opgemaakt. De inhoud van deze gesprekken laat geen ruimte voor een ander conclusie dan dat het i.c. gaat om (de handel in) cocaïne. Daarnaast geldt dat de korte tijdsspanne waarin deze gesprekken zijn gevoerd weinig ruimte laten voor een andere interpretatie.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummers: 10/601120-05 en 10/000022-04 Uitspraak : 12 mei 2006 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht heeft op grondslag van de (gewijzigde en nadere omschrijving) tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [Verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], verblijvende in de P.I. Haaglanden, P.C.S. Unit 2, Pompstationweg 32, 's-Gravenhage. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: Parketnummer 10/601120-05 1. hij, op of omstreeks 25 januari 2005, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 1 kilogram, in elk geval een (handels-) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij, in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 13 september 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 kilogram, in elk geval een (handels-) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en/of hij, op of omstreeks 13 september 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [medeverdachte 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet voornoemde [medeverdachte 1] vastgehouden in de woning van die [medeverdachte 1] en/of voornoemde [medeverdachte 1] meegevoerd in de auto, althans een zodanige druk op die [medeverdachte 1] uitgeoefend en/of die [medeverdachte 1] bedreigd, dat deze niet vrij was te gaan en/of staan waar hij wilde; 3. hij, in of omstreeks de maand augustus 2004, te Rotterdam en/of Amsterdam althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen en/of een ander althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad, een hoeveelheid van ongeveer 200.000, althans één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en), pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4. hij, op of omstreeks 9 september 2004, te Rotterdam en/of Amsterdam althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen en/of een ander althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad, een hoeveelheid van ongeveer 125.000 althans 100.000, in elk geval één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en), pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, subsidiair hij, op of omstreeks de periode van 9 september 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (ongeveer) 125.000 althans 100.000, in elk geval één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en), pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, althans één of meer aanzienlijke (handels-)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of - zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk: - één of meer (telefoon-) gesprekken gevoerd over het afhalen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of; - naar Amsterdam gereden om te onderhandelen over het verkrijgen en geleverd krijgen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of; - één of meer gesprekken gevoerd over het vervoeren en/of afleveren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen in Rotterdam of elders in Nederland en/of; - één of meer gesprekken gevoerd over het gewicht en/of de verpakking van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of; - afspraken gemaakt over de plaats waar voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen moesten worden afgeleverd; Parketnummer 10/000022-04 1. hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2004 tot en met 8 april 2005, te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Amsterdam en/of Zaanstad, althans (elders) in Nederland, meermalenn, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of - zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk: - contacten gelegd met personen werkzaam op Schiphol ten behoeve van het verkrijgen van informatie benodigd voor de invoer van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - informatie verzameld en/of verstrekt en/of verkocht en/of aangeboden ten behoeve van de invoer van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - vervoerders aangezocht en/of een betaling in het vooruitzicht gesteld voor het transporteren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen vanaf de luchthaven Schiphol en/of - zich als vervoerder aangeboden (al dan niet tegen betaling) van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen vanaf de luchthaven Schiphol en/of - als proefzending een boek verzonden verstopt tussen de vracht van een vliegtuig om zo de lijn voor voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen te testen en/of - verpakkings- en/of vervoersmogelijkheden en/of methodieken met betrekking tot het invoeren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen ter beschikking gesteld en/of aangedragen en/of daarover (een) telefoongesprek(ken) gevoerd en/of; - één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of verkopen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of; - één of meer (telefoon) gesprek(ken) gevoerd met betrekking tot invoeren en/of afleveren en/of verkopen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en)verdovende middelen; 2. hij, in of omstreeks de periode van 23 februari 2005 tot en met 24 februari 2005, te Rotterdam en/of Dordrecht en/of Almere, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 69000 tabletten, in elk geval één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 3,4-Methyleendioxymetamfetamine (MDMA), 3,4-methyleendioxyamfetamine (MDA), N-ethyl-3,4-methyleendioxy-amfetamine (N-ethyl-MDA), 3,4-methyleendioxethylamfetamine (MDEA) zijnde 3,4-Methyleendioxymethamfetamine (MDMA), 3,4-methyleendioxyamfetamine (MDA), N-ethyl-3,4-methyleendioxy-amfetamine (N-ethyl-MDA), 3,4-methyleendioxethylamfetamine (MDEA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij, in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 8 april 2005, in elk geval op 8 april 2005, te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21.000 tabletten, in elk geval één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 3,4-Methyleendioxymetamfetamine MDMA, en/of N-ethyl-3,4-methyleendioxyamfetamine, N-ethyl-MDA en/of 2,5-dimethoxy-amfetamine, DMA, 3,4-methyleendioxethylamfetamine (MDEA), zijnde 3,4-Methyleendioxymethamfetamine MDMA en/of N-ethyl-3,4-methyleendioxyamfetamine, N-ethyl-MDA en/of 2,5-dimethoxy-amfetamine, DMA 3,4-methyleendioxethylamfetamine (MDEA), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 4. hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 26 april 2005, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of - zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk: - (grote) bedragen ter beschikking gesteld en/of geïnvesteerd ten behoeve van de invoer van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - contacten gelegd met personen werkzaam in of rondom de haven van Rotterdam ten behoeve van het verkrijgen van informatie benodigd voor de invoer van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - informatie verzameld en/of verstrekt en/of verkocht en/of aangeboden ten behoeve van de invoer van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - personen aangezocht en/of een betaling in het vooruitzicht gesteld voor het vanaf het haven- en/of douane-terrein transporteren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of verkopen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - één of meer (telefoon) gesprek(ken) gevoerd met betrekking tot invoeren en/of afleveren en/of verkopen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen; 5. hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 24 mei 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland en/of Venezuela en/of Frankrijk, ter uitvoer van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 7,5 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk een of meer van de navolgende handeling(en) heeft/hebben verricht: - [medeverdachte 2] in contact gebracht met de importeur(s) en/of afnemer(s) van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gefinancierd en/of bemiddeld bij deze financiering en/of - voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gekocht en/of doen kopen en/of afgenomen en/of doen afnemen in Venezuela en/of - die [medeverdachte 2] en/of andere personen benaderd voor en/of opdracht gegeven tot het invoeren in Nederland van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen vanuit Venezuela en/of - voor die [medeverdachte 2] en/of andere personen vliegtickets gekocht en/of doen kopen ten behoeve van de reis van uit Nederland naar Venezuela en terug en/of - het transport en/of vervoer van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen naar Nederland georganiseerd en/of geregeld en/of begeleid en/of - één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of uitvoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair hij, op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 24 mei 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland en/of Venezuela, en/of in Frankrijk, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of vervoeren van (ongeveer) 7,5 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, althans één of meer aanzienlijke (handels-)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of - zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk: - [medeverdachte 2] in contact gebracht met de importeur(s) en/of afnemer(s) van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gefinancierd en/of bemiddeld bij deze financiering en/of - voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gekocht en/of doen kopen en/of afgenomen en/of doen afnemen in Venezuela en/of - die [medeverdachte 2] en/of andere personen benaderd voor en/of opdracht gegeven tot het invoeren in Nederland van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen vanuit Venezuela en/of - voor die [medeverdachte 2] en/of andere personen vliegtickets gekocht en/of doen kopen ten behoeve van de reis van uit Nederland naar Venezuela en terug en/of - het transport en/of vervoer van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen naar Nederland georganiseerd en/of geregeld en/of begeleid en/of - één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of - één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of uitvoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaardingen T.a.v. het onder 4 tenlastegelegde (parketnummer 10/000022-04) Ambtshalve merkt de rechtbank op dat hoewel het bij de verschillende voorbereidingshandelingen zoals ten laste gelegd in de zaak Zuid-Amerika om (soort)gelijke activiteiten gaat, voldoende duidelijk en concreet is gemaakt dat de verdenking ziet op de voorbereiding van verschillende transporten. Zo is ook het dossier opgebouwd. Ingevolge het dossier gaat het in de zaak Zuid-Amerika om voorbereidingshandelingen tot invoer van cocaïne door middel van een tweetal containers met glaswerk, afkomstig uit de zaak Peru. Daarnaast gaat het om de voorbereidingshandelingen tot invoer van cocaïne door middel van een container met sardines, afkomstig uit Venezuela (zaak Zaïre). Een en ander brengt met zich dat de tenlastelegging van de feiten onder 3 niet alleen kwalificatieve termen bevat, maar ook feitelijke termen en derhalve voldoende duidelijkheid biedt aan verdachten waartegen zij zich moeten verweren. Daarnaast heeft de officier van justitie ter zitting aangegeven dat de tenlastelegging tevens ziet op zogenaamde overige voorbereidingshandelingen, dat zijn voorbereidingshandelingen die niet vallen onder de zaken containers Peru en Zaïre. Deze verdenking wordt echter niet nader aangeduid dan dat er ook door verdachte gesproken zou worden over andere manieren om verdovende middelen in te voeren. Nu ten aanzien van deze overige voorbereidingshandelingen niet uit het dossier blijkt -en dit naar het oordeel van de rechtbank ook overigens niet ter zitting duidelijk is geworden-, op welk deel van het dossier deze handelingen betrekking hebben, zal de rechtbank de tenlastelegging aldus uitleggen dat deze slechts de zaaksdossiers containers Peru en Zaïre omvat. Bij het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde (parketnummer 10/601120-05) en het onder 1 tot en met 4 en 5 primair ten laste gelegde (parketnummer 10/000022-04) bewezen achtend - gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie als volgt gerekwireerd: onttrekking aan het verkeer van: - (E1701-1) tas met blauwe pillen 3.2 De verdediging De verdediging heeft bewijsverweren en een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde (parketnummer 10/000022-04) Voor wat betreft het plegen van voorbereidingshandelingen ter zake van het Zaïre-onderzoek is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze voorbereidingshandelingen heeft (mede) gepleegd. Wel valt op dat verdachte en zijn medeverdachten opmerkelijk goed op de hoogte zijn van de gang van zaken rond dit transport. Zo weet verdachte dat de container op 14 juni 2004 is ontdekt in de Rotterdamse haven, dat deze daarna is leeggehaald door de Rotterdamse politie en wie en onder welke omstandigheden in verband daarmee drie maanden later zijn aangehouden. Alhoewel deze wetenschap de gedachte kan doen postvatten dat verdachte bij deze invoer betrokken is, stelt de rechtbank vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden die als wettig bewijs voor deze betrokkenheid kunnen dienen. Verdachte dient derhalve van dit gedeelte van de te laste gelegde feiten te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde (parketnummer 10/601120-05) Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte op bovengenoemde dagvaarding onder 2 ten laste is gelegd ten aanzien van de levering van een kilo cocaïne, nu op grond van de stukken en hetgeen daaromtrent ter terechtzitting naar voren is gekomen, de betrokkenheid van verdachte bij dit feit onvoldoende is komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, nu op grond van de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [medeverdachte 1], voldoende naar voren is gekomen dat hij uiteindelijk vrijwillig met verdachte is meegegaan. Er is dan ook geen sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte T.a.v. parketnummer 10/601120-05 1. op 25 januari 2005, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, (ongeveer) 1 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. omstreeks de maand augustus 2004, in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd of verstrekt, een hoeveelheid van ongeveer 200.000 pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4. op 9 september 2004, te Rotterdam en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 125.000 pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; T.a.v. parketnummer 10/000022-04 1. in de periode van 1 januari 2004 tot en met 8 april 2005, in Nederland, meermalen, (telkens), tezamen en in vereniging met (een) ander of ander(en), om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van één of meer handels- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, - een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en - zich en een ander of anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, immers hebben hij, verdachte, en een of meer mededaders tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk: - contacten gelegd met personen werkzaam op Schiphol ten behoeve van het verkrijgen van informatie benodigd voor de invoer van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen en - informatie verzameld en verstrekt ten behoeve van de invoer van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen en - vervoerders een betaling in het vooruitzicht gesteld voor het transporteren van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen vanaf de luchthaven Schiphol en - zich als vervoerder aangeboden (al dan niet tegen betaling) van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen vanaf de luchthaven Schiphol en - verpakkings- en vervoersmogelijkheden en methodieken met betrekking tot het invoeren van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen aangedragen en daarover telefoongesprekken gevoerd en - één of meer ontmoetingen gehad met betrekking tot het invoeren van handels- hoeveelheden verdovende middelen en - één of meer (telefoon) gesprekken gevoerd met betrekking tot invoeren van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen; 2. in de periode van 23 februari 2005 tot en met 24 februari 2005, te Rotterdam en Dordrecht en Almere, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, ongeveer 69000 tabletten, van een materiaal bevattende 3,4-Methyleendioxymetamfetamine (MDMA), 3,4-methyleendioxyamfetamine (MDA), N-ethyl-3,4-methyleendioxy-amfetamine (N-ethyl-MDA), zijnde 3,4-Methyleendioxymethamfetamine (MDMA), 3,4-methyleendioxyamfetamine (MDA), N-ethyl-3,4-methyleendioxy-amfetamine (N-ethyl-MDA), middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. op 8 april 2005, te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21.000 tabletten, van een materiaal bevattende 3,4-Methyleendioxymetamfetamine MDMA en N-ethyl-3,4-methyleendioxyamfetamine, N-ethyl-MDA en 2,5-dimethoxy-amfetamine, DMA, 3,4-methyleendioxethylamfetamine (MDEA), zijnde 3,4-Methyleendioxymethamfetamine MDMA en N-ethyl-3,4-methyleendioxyamfetamine, N-ethyl-MDA en 2,5-dimethoxy-amfetamine, DMA 3,4-methyleendioxethylamfetamine (MDEA), middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4. in de periode van 1 januari 2004 tot en met 26 april 2005, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van één of meer handels- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, - een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe inlichtingen te verschaffen, en - zich en een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en - voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader(s) wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers hebben hij, verdachte, en een of meer mededaders tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk: - contacten gelegd met personen (werkzaam in of rondom de haven van Rotterdam) ten behoeve van het verkrijgen van informatie benodigd voor de invoer van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen en - informatie verzameld en verstrekt en aangeboden ten behoeve van de invoer van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen en - één of meer ontmoetingen gehad met betrekking tot het invoeren van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen en - één of meer (telefoon) gesprekken gevoerd met betrekking tot invoeren van voornoemde handels- hoeveelheden verdovende middelen; 5. in de periode van 1 april 2004 tot en met 24 mei 2004, te Amsterdam en Rotterdam en elders in Nederland en Venezuela en Frankrijk, ter uitvoer van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 7,5 kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk een of meer van de navolgende handelingen hebben verricht: - voornoemde handels- hoeveelheid verdovende middelen gekocht en doen afnemen in Venezuela en - die [medeverdachte 2] en andere personen benaderd voor en opdracht gegeven tot het invoeren in Nederland van voornoemde handels- hoeveelheid verdovende middelen vanuit Venezuela en - voor die [medeverdachte 2] en andere personen vliegtickets gekocht ten behoeve van de reis van uit Nederland naar Venezuela en terug en - het transport en vervoer van voornoemde handels- hoeveelheid verdovende middelen naar Nederland georganiseerd en geregeld en begeleid en - één of meer ontmoetingen gehad met betrekking tot het verstrekken en vervoeren en afleveren en verkopen en financieren van voornoemde handels- hoeveelheid verdovende middelen en - telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot het verstrekken en vervoeren en uitvoeren en afleveren en verkopen en financieren van voornoemde handels- hoeveelheid verdovende middelen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.4 Nadere bewijsoverwegingen Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 (parketnummer 10/601120-05) Door de raadsman van verdachte is het verweer gevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen nu het bewijs uitsluitend bestaat uit zogenaamde OVC-gesprekken. De rechtbank overweegt dat op de voet van artikel 344 lid 1 Sv. processen-verbaal van opsporingsambtenaren die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt en die mededeling van door henzelf waargenomen of ondervonden feiten of omstandigheden behelzen als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt. Op grond van lid 2 van artikel 344 Sv. is het vervolgens mogelijk dat de bewezenverklaring stoelt enkel op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. De regel unus testis nullus testis geldt in deze situatie, in tegenstelling tot hetgeen is bepleit, derhalve niet. De rechtbank heeft op grond van de gedetailleerde en concrete inhoud van de OVC-gesprekken, die geen andere conclusie mogelijk maakt dan dat wordt gesproken over het aanwezig hebben, vervoeren en de levering van één kilo cocaïne van Argentijnse afkomst, bovendien de overtuiging bekomen dat de verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan het feit zoals ten laste gelegd. Daarnaast geldt dat de gesprekken over deze partij cocaïne zich in een zeer kort tijdsbestek hebben afgespeeld, namelijk één dag. De gesprekken laten ook daarom weinig ruimte over voor een andere interpretatie. Resumerend overweegt de rechtbank dat de OVC-gesprekken, die in onderhavige zaak voor het bewijs gebezigd zijn, in de wettelijke vorm zijn opgemaakt. Nu deze OVC-gesprekken als zodanig daarnaast geen ruimte voor andere interpretatie overlaten, kunnen zij, naar het oordeel van de rechtbank als wettig bewijs dienen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 5 (parketnummer 10/000022-04) Door de verdediging is het verweer gevoerd dat de verklaringen van de getuige [medeverdachte 2] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat zijn verklaringen niet betrouwbaar zijn, nu deze verklaringen in de loop van het vooronderzoek op meerdere punten wisselend en tegenstrijdig zijn geweest. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die de getuige [medeverdachte 2] bij de Franse justitie en de rechter-commissaris heeft afgelegd inderdaad op meerdere punten wisselend en tegenstrijdig zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit echter met name de eigen rol van verdachte in de onderhavige strafzaak (heeft hij de drugs vervoerd vanwege de bedreiging van zijn ouders door medeverdachten?) en de rol van verdachte [medeverdachte 3] (was [medeverdachte 3] de organisator en financier van het drugstransport?). Voor wat betreft het doel van de reis van verdachte en [medeverdachte 4] naar Venezuela is de getuige [medeverdachte 2] echter steeds duidelijk geweest. Het was beide medeverdachten er volgens [medeverdachte 2] om te doen hem in Venezuela van cocaïne te voorzien die hij vervolgens naar Nederland zou moeten smokkelen. Omdat de getuige [medeverdachte 2] in dit opzicht steeds consistent en duidelijk heeft verklaard en dit deel van zijn verklaringen ook door ander bewijsmateriaal wordt ondersteund, bijvoorbeeld door de verklaring van de getuige [x] waaruit volgt dat verdachte hem heeft verteld dat het de bedoeling was van de reis naar Venezuela dat [medeverdachte 2] voor hem cocaïne zou smokkelen, alsmede door de verklaring van de getuige [medeverdachte 5] waarin de verklaring van verdachte dat hij schoenen zou hebben overhandigd aan haar dochter niet wordt bevestigd, acht de rechtbank dit deel van de verklaringen van de getuige [medeverdachte 2] voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te worden gebezigd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer. T.a.v. feiten 3 en 4 onder parketnummer 10/601120-05 De raadsman heeft er op gewezen dat er in casu geen partij xtc-pillen is aangetroffen en dat er geen rapport is van het Nederlands Forensisch Instituut waaruit blijkt om welke pillen het gaat en wat de inhoud daarvan is. Uit niets blijkt derhalve dat in de betreffende partij pillen de stof MDMA zou hebben gezeten, dan wel een andere stof voorkomende op lijst I, behorende bij de Opiumwet. Aangezien de in het spraakgebruik als xtc-pillen aangeduide pillen, behalve aan MDMA, MDA of MDAA, ook aan andere al dan niet op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermelde stoffen haar werking kan ontlenen, kan niet worden vastgesteld om welke middelen het in casu gaat. Derhalve dient verdachte, aldus de raadsman, hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Verdachte [medeverdachte 6] verklaart tegenover verbalisanten dat verdachte spullen van iemand had genomen en verkocht had aan persoon X. Het bleek later rotzooi te zijn en nu zat deze persoon X achter verdachte aan. Met spullen bedoel ik, zegt [medeverdachte 6], xtc-pillen. Voorts verklaart [medeverdachte 6] dat verdachte hem had verteld dat iemand hem 200 nieuwe 180-ers moet geven. Desgevraagd zegt [medeverdachte 6] dat daarmee bedoeld is 200.000 pillen met 180 inhoud. verdachte zei ook, aldus [medeverdachte 6], dat de eerder geleverde xtc niet was wat hij dacht. In een gesprek tussen [medeverdachte 6] en verdachte zegt verdachte dat hij niet nog een keer rotzooi durft te sturen en dat, als die erkies goed waren geweest, ze al doekoe hadden gehad. Ook verklaart [medeverdachte 6] dat verdachte de pillen heeft opgehaald bij de flat waar ze eerder waren geweest. In een gesprek tussen [medeverdachte 6] en verdachte zegt verdachte voorts dat hij die boy die hem die erkies heeft gegeven een aardige gozer vindt. De rechtbank merkt op dat uit de diverse verklaringen in onderlinge samenhang bezien, het versluierd taalgebruik en de omstandigheden waarin dat wordt gebezigd, kan worden afgeleid dat daar waar sprake is van erkies, xtc-pillen worden bedoeld. Voor wat betreft de vraag of de betreffende xtc-pillen de werkende stof MDMA bevatten overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat het dossier geen NFI-rapport bevat waaruit zou kunnen blijken wat de samenstelling was van de partijen xtc-pillen. Wel zijn er verklaringen in het dossier die betrekking hebben op de samenstelling van de xtc-pillen en werkzame stoffen daarin. Zo heeft verdachte het volgens [medeverdachte 6] over 120 mg die de pillen van de eerste levering zouden moeten inhouden, terwijl de afnemers van deze pillen zeiden dat het nog niet eens 70 was. Ik denk, aldus verklaart [medeverdachte 6], dat hij daarmee bedoelde de hoeveelheid MDMA in een xtc-pil. Verdachte zei ook tegen [medeverdachte 6] dat hij die deal had gesloten zonder de xtc te testen. Ook zei verdachte tegen [medeverdachte 6] dat iemand hem 200 nieuwe 180-ers moet geven. In een gesprek tussen verdachte, [xx] en een onbekend gebleven persoon wordt gezegd dat verdachte nieuwe pillen krijgt als er geen 140 in zit. In een gesprek tussen verdachte en een onbekend gebleven persoon zegt verdachte die nieuwe 200.000 ook op krediet te hebben genomen en dat die anderen als 100 waren geslagen, maar uitkwamen op 78/76 en dat hij nu toppers heeft. De rechtbank overweegt voorts dat in het ambtsedig proces verbaal d.d. 4 april 2005 (nr. PL 1509/2004/147-N) van Bureau Recherche Expertise Wapens, Explosieven en Narcotica van Politie Haaglanden door de rapporterend inspecteur van politie wordt opgemerkt dat het hem bekend is dat met aanduidingen als 46, 68, 76, 140, 160, 180, 200 milligram wordt gedoeld op de werkzame stof in xtc-pillen. Deze aanduidingen geven de sterkte van de xtc-pillen aan. De verschillen worden veroorzaakt door de hoeveelheid die toegevoegd wordt als werkzame stof (MDMA). De rapporterend inspecteur wijst er bovendien op dat de in de gesprekken tussen verdachten in deze zaak genoemde bedragen overeenkomen met de hem bekende bedragen in de handel van MDMA. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat het in casu ging om xtc-pillen met als werkzame stof MDMA. Het verweer van de raadsman dient derhalve te worden verworpen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezen verklaarde levert op: T.a.v. parketnummer 10/601120-05 1. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; 3. OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; 4. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; T.a.v. parketnummer 10/000022-04 1. MEDEPLEGEN VAN: OM EEN FEIT, BEDOELD IN HET VIERDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET, VOOR TE BEREIDEN EN TE BEVORDEREN: - EEN ANDER TRACHTEN TE BEWEGEN OM DAT FEIT TE PLEGEN, MEDE TE PLEGEN EN EEN ANDER TRACHTEN TE BEWEGEN OM DAARBIJ BEHULPZAAM TE ZIJN OF OM DAARTOE GELEGENHEID, MIDDELEN EN INLICHTINGEN TE VERSCHAFFEN EN - ZICH EN EEN ANDER GELEGENHEID, MIDDELEN EN INLICHTINGEN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT TRACHTEN TE VERSCHAFFEN, MEERMALEN GEPLEEGD; 2. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; 3. OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; 4. MEDEPLEGEN VAN: OM EEN FEIT, BEDOELD IN HET VIERDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET, VOOR TE BEREIDEN EN TE BEVORDEREN: - EEN ANDER TRACHTEN TE BEWEGEN OM DAT FEIT TE PLEGEN, MEDE TE PLEGEN EN EEN ANDER TRACHTEN TE BEWEGEN OM DAARBIJ BEHULPZAAM TE ZIJN OF OM DAARTOE INLICHTINGEN TE VERSCHAFFEN EN - ZICH EN EEN ANDER INLICHTINGEN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT TRACHTEN TE VERSCHAFFEN EN - VOORWERPEN VOORHANDEN HEBBEN, WAARVAN HIJ WEET DAT ZIJ BESTEMD ZIJN TOT HET PLEGEN VAN DAT FEIT; 5. MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER A VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD. 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de opzettelijke invoer van grote hoeveelheden harddrugs via Schiphol en de haven van Rotterdam. Verdachte en zijn mededaders hebben daartoe velerlei gesprekken gevoerd, onder meer omtrent de wijze en het tijdstip van invoer, maar ook omtrent de verschillende landen in Zuid-Amerika waarvandaan de harddrugs getransporteerd zouden kunnen worden. Daarbij werd gebruik gemaakt van medewerkers van Schiphol, danwel van havenarbeiders, om verdachte en zijn mededaders van de benodigde inlichtingen te voorzien danwel de drugs verder in te voeren. Verdachte heeft zich daarnaast tezamen met een ander of anderen meerdere malen schuldig gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en pogen in te voeren van aanzienlijke hoeveelheden middelen voorkomend op lijst I van de Opiumwet. Ter uitvoering van één van genoemde feiten is verdachte naar Venezuela geweest. Daar heeft verdachte een persoon betrokken bij het invoeren van een hoeveelheid cocaïne vanuit Venezuela en hem vervolgens via een bepaalde route terug laten vliegen om vervolgens zelf via een andere route veilig te kunnen terugreizen. Bovendien zijn in de woning van verdachte ongeveer 21.000 pillen met hiervoor genoemde middelen aangetroffen. Vermeldenswaard is dat het totale aantal (xtc-)pillen dat verdachte in deze periode tot zijn beschikking heeft gehad, hiermee de 300.000 overstijgt. Verdachte heeft aldus deelgenomen aan de grootschalige handel in XTC en cocaïne. Ook heeft verdachte gehandeld met als doel harddrugs in te voeren. Hij levert op deze wijze een belangrijke bijdrage aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs en de instandhouding van een markt voor harddrugs in Europa, in het bijzonder in Nederland, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd en waardoor het plegen van vermogensdelicten door de gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Derhalve verdient de handel in harddrugs een harde aanpak. De activiteiten van verdachte, zoals hierboven genoemd, vormen een ernstig gevaar voor de maatschappij en hebben daarop een ondermijnende werking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zonder meer passend is. De rechtbank houdt bij haar oordeelsvorming omtrent de duur daarvan rekening met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting gebleken, alsmede met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte d.d. 26 april 2004, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar nooit voor zoveel en zo bijzonder ernstige feiten als onderhavige. De rechtbank betrekt bij haar oordeelsvorming voorts de prominente rol van verdachte bij de bewezen verklaarde feiten. Deze rol kan worden aangemerkt als initiërend en organiserend. Verdachte is degene die contacten legt met afnemers, de onderhandelaar, de bedenker van cocaïnesmokkelsystemen en de planner van de verschillende handelingen gericht op de invoer van harddrugs. Ook was het verdachte die steeds verschillende mensen bij zijn daden betrok of opdracht gaf hen erbij te betrekken. Concluderend acht de rechtbank de significante rol van verdachte van fundamenteel belang voor het totstandkomen van alle bewezen verklaarde feiten, hetgeen de rechtbank hem zeer kwalijk neemt. Het gegeven dat verdachte één van de transporten feitelijk heeft laten uitvoeren door een ander en hem op die wijze heeft blootgesteld aan een veel groter risico op betrapping en detentie, dan hij zelf liep, is daarbij tekenend. Zij acht daarbij nog van belang dat verdachte tot deze feiten welbewust is overgegaan uit winstbejag en hebzucht. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank overweegt dat de op te leggen straf lager is dan door de officier van justitie is geëist. Deze beslissing houdt niet alleen verband met de beoordeling van de rechtbank van de ernst van het feit en de persoon van de verdachte, maar is tevens gelegen in het streven van de rechtbank naar een juiste verhouding in de strafoplegging tussen verdachte en medeverdachten in het Venex-onderzoek, van welk onderzoek de strafzaak van verdachte deel uitmaakt. Voorts heeft de rechtbank gelet op de straffen die in den lande in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte wel vele voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot de invoer van cocaïne, maar dat niet is gebleken dat verdachte op grote schaal daarover kon beschikken, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank aangeeft dat verdachte niet een drugshandelaar van het grootste kaliber is. De rechtbank zal voorts, ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten op de parallelle dagvaarding, de gevangenneming van verdachte bevelen, welk bevel afzonderlijk zal worden geminuteerd. 7.2.1 De onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel, dat het onder verdachte in beslag genomen voorwerp, te weten: - tas met blauwe pillen (E1701-1) aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard, op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 45, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2. (parketnummer 10/601120-05) ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZES JAREN; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart onttrokken aan het verkeer - tas met blauwe pillen (E1701-1). Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. P.L. van Dijke en mr. dr. C.J. van der Wilt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.K. Magnin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2006.