Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX5657

Datum uitspraak2006-05-23
Datum gepubliceerd2006-05-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-011658-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 6, eerste lid, aanhef en onder f van de Politiewet 1993; Art. 50, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000; De staandehouding van verdachte vond plaats ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie door de wachtmeesters der Koninklijke Marechaussee. Het raadplegen van het opsporingsregister vond plaats ter controle van de identiteits- en documentgegevens van verdachte en derhalve ter uitoefening van de in art. 6 van de Politiewet opgedragen politietaak. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs, maar dat hij dat niet bij zich had. Omdat het rijden zonder rijbewijs een strafbaar feit oplevert, waren verbalisanten, toen zij constateerden dat verdachte geen rijbewijs bij zich had, bevoegd verdachte opdracht te geven zijn rijbewijs te komen tonen. Van een onrechtmatig optreden van verbalisanten is dan ook geen sprake. Het bewijs dat het door verdachte getoonde rijbewijs vals is, is derhalve rechtmatig verkregen.


Uitspraak

Parketnummer: 20-011658-05 Uitspraak : 23 mei 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 3 oktober 2005 in de strafzaak met parketnummer 04-816882-05 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen. Vonnis waarvan beroep Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen. Tenlastelegging Omwille van de leesbaarheid zal het hof de tenlastelegging verbeterd lezen, in die zin dat het hof de zinsnede 'immers was' vervangt door 'bestaande die valsheid hierin dat' en vóór 'aangebracht' de woorden 'was/waren' toevoegt. Voorts zal het hof deze verbeterde zin in zijn geheel verplaatsten vóór het woord 'terwijl'. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting door deze verbetering niet in enig rechtens te respecteren belang geschaad. Aan verdachte is met inachtneming daarvan ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 21 juli 2005 in de gemeente Venlo opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad een vals of vervalst (Grieks) rijbewijs ([rijbewijsgegevens]) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - bestaande die valsheid hierin dat op dit rijbewijs het watermerk onjuist en/of afwijkend was aangebracht, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verbalisanten niet bevoegd waren verdachte naar diens rijbewijs te vragen. Het hof verwerpt dit verweer. Voor een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in geval van een vormverzuim is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 21 juli 2005 in de gemeente Venlo opzettelijk voorhanden heeft gehad een vals (Grieks) rijbewijs ([rijbewijsgegevens]) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - bestaande die valsheid hierin dat op dit rijbewijs het watermerk onjuist of afwijkend was aangebracht, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Uit het proces-verbaal nr. PL276C/05-004438 van de Koninklijke Marechaussee, district Kmar NB/Lb Brigade Venlo (dossierpagina 3 van het dossier met nr. PL276C/05-004438), blijkt dat verdachte op grond van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden wachtmeester der Koninklijke Marechaussee Brigade Venlo, op 20 juli 2005 bij de grensovergang in de gemeente Venlo is staande gehouden ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, en dat verdachte vervolgens is verzocht om zijn reis- of identiteitspapieren te tonen. Voorts blijkt uit dit proces-verbaal dat verdachte aan de desbetreffende verbalisanten zijn op zijn naam gesteld Nederlands verblijfsdocument toonde, doch dat dit document slechts gebruikt kan worden als reisdocument indien het aangeboden wordt in combinatie met het nationale paspoort, hetwelk verdachte op dat moment niet bij zich had. Omdat verdachte het nationaal - Grieks - paspoort niet bij zich had, hebben de betreffende verbalisanten vervolgens het geautomatiseerd opsporingsregister gecontroleerd. Na controle bleek dat verdachte tweemaal in dat register stond geregistreerd. Verdachte gaf hierop als verklaring dat hij eerder was aangehouden terzake het aanbieden van een vals dan wel vervalst rijbewijs. Verdachte verklaarde voorts dat hij niet in het bezit was van een Nederlands, maar wel van een Grieks rijbewijs, welk rijbewijs hij echter niet kon tonen. Vervolgens hebben de betreffende verbalisanten aan verdachte een toonopdracht gegeven om zijn Grieks rijbewijs te komen tonen. Verdachte werd uitgelegd dat, indien hij niet aan deze toonopdracht zou voldoen of mocht blijken dat hij niet over een rijbewijs beschikte, hij alsnog een proces-verbaal voor het rijden zonder rijbewijs aangezegd zou krijgen. Toen verdachte op 21juli 2005 aan de toonopdracht voldeed, ontstond bij de verbalisanten het vermoeden dat het door verdachte getoonde en op zijn naam gestelde Grieks rijbewijs vals dan wel vervalst was. Uit nader onderzoek bleek dat het rijbewijs vals was. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. De staandehouding van verdachte ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie door de wachtmeesters der KMAR vond plaats in het kader van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, zijnde een van de aan de KMAR opgedragen politietaken als bedoeld in artikel 6 Politiewet 1993, te weten de politietaak als omschreven in het eerste lid, aanhef en onder f van bedoeld artikel. Het raadplegen van het opsporingsregister vond plaats ter controle van de identiteits- en documentgegevens van verdachte en derhalve ter uitoefening van voornoemde politietaak. Verdachte heeft vervolgens onder meer verklaard dat hij over een Grieks rijbewijs beschikte maar dat hij dat niet kon tonen. De stelling van de raadsman dat verdachte door de verbalisanten naar zijn rijbewijs zou zijn gevraagd, waarbij, zoals het hof de stelling van de raadsman begrijpt, de verbalisanten kennelijk tot doel hadden opsporingshandelingen te verrichten in het kader van het in het bezit hebben van een vals of vervalst rijbewijs, vindt geen steun in het voornoemde proces-verbaal. Omdat het rijden zonder rijbewijs een strafbaar feit oplevert, waren verbalisanten, toen zij constateerden dat verdachte geen rijbewijs bij zich had, bevoegd verdachte opdracht te geven zijn rijbewijs alsnog te komen tonen. Van een onrechtmatig optreden van verbalisanten is dan ook geen sprake. Het bewijs dat het door verdachte getoonde rijbewijs vals is, is derhalve rechtmatig verkregen. De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat verdachte niet wist dat het rijbewijs vals of vervalst was en dit ook niet hoefde te weten. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij het Grieks rijbewijs had verkregen via een vrachtwagenchauffeur die voor hem, verdachte, een rijbewijs kon regelen. Verdachte moest hem daartoe zijn persoonsgegevens en een foto geven. Verdachte heeft hem EUR 700,-- betaald voor het rijbewijs. Gelet op het voorgaande en met name gelet op de omstandigheid dat al eerder van verdachte een rijbewijs was ingenomen omdat dit vals zou zijn, heeft verdachte, toen hij zich via een vrachtwagenchauffeur tegen betaling van EUR 700,-- een Grieks rijbewijs verschafte, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hem een vals of vervalst rijbewijs zou worden verstrekt. Het hof overweegt voorts het volgende. Uit het proces-verbaal van bevindingen (dossier p. 11) blijkt dat bij aanstraling met een ultraviolette lichtbron het in het rijbewijs voorkomend watermerk zichtbaar werd, terwijl een origineel watermerk niet zichtbaar wordt bij aanstraling met ultraviolet licht. Hieruit leidt het hof af dat de valsheid van het rijbewijs hierin bestond dat het watermerk niet op de voorgeschreven wijze en derhalve onjuist of afwijkend was aangebracht. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat verdachte het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in van overheidswege verstrekte documenten heeft geschonden. De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat de verbalisanten niet bevoegd waren verdachte naar diens rijbewijs te vragen en dat dit dient te leiden tot het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf. Het hof verwerpt dit verweer op de gronden als vermeld bij de bijzondere overwegingen omtrent het bewijs. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: Opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken. Aldus gewezen door mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter, mrs. M.J.H.J. de Vries-Leemans en R.R. Katerberg, in tegenwoordigheid van mr. C.P.J. Scheele, griffier, en op 23 mei 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken. - 7 - 20-011658-05