Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY4189

Datum uitspraak2006-06-27
Datum gepubliceerd2006-07-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700178-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met enig misdrijf tegen het kleven gericht door het slachtoffer opzettelijk de woorden toe te voegen: "Kom maar mee naar buiten, ik steek die spuit in je nek."


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/700178-06 Datum uitspraak: 27 juni 2006 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2006 op tegenspraak ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboortedatum en plaats verdachte], wonende te [adres verdachte], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 19 maart 2006 in de gemeente Heerlen [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar mee naar buiten, ik steek die spuit in je nek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 19 maart 2006 in de gemeente Heerlen [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar mee naar buiten, ik steek die spuit in je nek”. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf die beperkt wordt tot de duur van het voorarrest. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving en met de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte een zeer actieve veelpleger is, die reeds meerdere malen terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER maanden; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis -waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld- gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2006.