Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2083

Datum uitspraak2006-11-14
Datum gepubliceerd2006-11-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830338-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij verminderd bewustzijn gaat het om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1950, wonende te [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 4 juli en 31 oktober 2006. De verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen. De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert, met toepassing van artikel 1, tweede lid Sr, dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 24 maanden gevangenisstraf waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op een of meerdere moment(en) in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 februari 2005 te Valthermond, althans in de gemeente Borger-Odoorn,, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1990, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en/of van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] (door het gebruik van drugs en/of sterke drank) in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) (buiten echt) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit - het (over de kleding) betasten/aanraken van de penis van die [naam slachtoffer] en/of - het vastpakken van de penis van die [naam slachtoffer] en/of - het aftrekken van de penis van die [naam slachtoffer]; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op meer momenten in de periode van 1 juni 2004 tot en met 24 februari 2005 te Valthermond met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1990, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit - het over de kleding betasten/aanraken van de penis van die [naam slachtoffer] en - het vastpakken van de penis van die [naam slachtoffer]. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen dat [naam slachtoffer] tijdens het plegen van de ontuchtige handelingen door verdachte, in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Bij verminderd bewustzijn gaat het om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander (nota n.a.v. het Verslag, Kamerstukken II 2001/02, 27 745, nr. 6, p. 22). Onder lichamelijke onmacht moet worden verstaan "een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in een bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen" (HR 28 februari 1989, NJ 1989, 658; herhaald in HR 24 maart 1998, NJ 1998, 533 waarin het lichamelijk onvermogen bij het gehypnotiseerde slachtoffer een psychische oorzaak had). [Naam slachtoffer] heeft op 24 juli 2006 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij meestal softdrugs van [naam verdachte] kreeg. Hij is naar hem toegegaan voor de drugs. In het begin heeft hij wel tegen [naam verdachte] gezegd dat hij dat seksuele gedoe niet wilde. Later heeft hij het gewoon toegelaten. Hij weet bijna wel zeker dat hij door de seksuele handelingen gratis drugs van [naam verdachte] kreeg. Hij is echter, zo verklaart hij, nooit klaargekomen. [Naam slachtoffer] weet zich de toedracht van de feiten in juli 2006 dus nog goed te herinneren. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank bezwaarlijk worden volgehouden dat bij het slachtoffer ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen door verdachte sprake was van een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht. Voorts acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte (de penis van) [naam slachtoffer] heeft afgetrokken. Aftrekken immers is, naar algemeen spraakgebruik, het seksueel bevredigen (tot een orgasme brengen) met de hand. Tijdens zijn verhoor op 24 juli 2006 heeft [naam slachtoffer] desgevraagd verklaard dat [naam verdachte] wel de beweging heeft gemaakt maar dat hij, [naam slachtoffer], nooit is klaargekomen. Verdachte heeft ter terechtzitting een- en andermaal verklaard [naam slachtoffer] nooit te hebben afgetrokken. KWALIFICATIE Het bewezen verklaarde levert op: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 13 oktober 2006, opgemaakt door J. Buschman, GZ psycholoog, geregistreerd kinder- en jeugdpsycholoog te Groningen. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en aan een verstoring van de persoonlijkheid. Er is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken bij een cognitief beperkt functionerende man. Ten tijde van het tenlastegelegde was er al sprake van een gebrekkige ontwikkeling en verstoring van de persoonlijkheid. Het delictgedrag kan betrokkene enkel in verminderde mate worden toegerekend, omdat zijn zelfregulatie sterk wordt beïnvloed door zijn borderline persoonlijkheidstructuur, zijn angst om in de steek gelaten te worden en zijn problematische middelengebruik (multipele middelen). De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 november 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte heeft gedurende een periode van bijna negen maanden met enige regelmaat ontuchtige handelingen gepleegd met [naam slachtoffer] die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De handelingen bestonden uit het over de kleding betasten van de penis van [naam slachtoffer] en het vastpakken van diens penis. Van seksueel binnendringen van het lichaam van [naam slachtoffer] of van ontuchtige handelingen van ingrijpender aard, zoals aftrekken of het in de mond nemen van diens penis is geen sprake geweest. Niettemin zijn de feiten, mede door de lange duur, zonder meer als ernstig te kwalificeren. Maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van dezelfde duur, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, acht de rechtbank voor deze feiten toch te zwaar. Dit geldt te meer nu verdachte blijkens het psychologisch rapport dat omtrent zijn persoonlijkheid is opgemaakt, als verminderd toerekenbaar moet worden aangemerkt. Anderzijds vindt de rechtbank het buitengewoon verwerpelijk dat verdachte de minderjarige [naam slachtoffer], een kind nog, met de verstrekking van alcoholhoudende drank en softdrugs tot het dulden van de ontuchtige handelingen heeft gebracht. Ook dit dient naar het oordeel van de rechtbank in de bestraffing van verdachte tot uitdrukking te komen. Vorenstaande overwegingen hebben de rechtbank dan ook gebracht tot het opleggen van na te noemen straffen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio Noord Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich ter behandeling van zijn problematiek zal laten opnemen in een kliniek, zolang genoemde reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, echter maximaal voor de tijd van één jaar, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. Een taakstraf bestaande uit 200 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen. Dit vonnis is gewezen door J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 14 november 2006.-