Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5952

Datum uitspraak2007-01-03
Datum gepubliceerd2007-01-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002591-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verkrachting; bedreiging. Rechtbank legde, na eis van 8 jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging, een gevangenisstraf van 3 jaar op en TBS met voorwaarden. Het hof vernietigt het vonnis en legt een gevangenisstraf op van 7 jaar zonder TBS. Uit de rapporten leidt het hof af dat de deskundigen het gevaar voor herhaling slechts aanwezig achten binnen de eigen (inmiddels verbroken) gezinssituatie en dat er geen risico is dat verdachte zomaar kinderen van straat plukt. Het gevaar voor herhaling is derhalve relationeel en situationeel bepaald. De deskundigen achten voorts het risico op herhaling niet zo enorm groot dat een TBS met bevel tot verpleging aangewezen is. Hoewel de deskundigen kennelijk wel voldoende gevaar voor recidive aanwezig achten voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden met het oog op de situatie dat er in de toekomst weer kinderen onder de invloedssfeer van verdachte komen en het hof de noodzaak van een behandeling van verdachte onderkent, is het hof van oordeel dat daarmee niet is voldaan aan het gevaarscriterium dat geldt als basisvoorwaarde voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.


Uitspraak

Parketnummer: 20-002591-06 Uitspraak : 3 januari 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 juni 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-855118-05 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, verblijvende in P.I. Noord-de Grittenborgh te Hoogeveen. Hoger beroep De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een gedeelte van EUR 10.000,-- toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep -binnen de grenzen van haar eerste vordering - opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De vordering van de benadeelde partij in hoger beroep strekt derhalve tot het thans gevorderde bedrag. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met last dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met dwangverpleging voor de duur van 2 jaren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat haar vordering volledig zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van EUR 10.000,-- subsidiair 200 dagen hechtenis. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is, na wijzigingen van de tenlastelegging in eerste aanleg, ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 september 1993 tot en met 21 juni 2005 te Grave en/of Nijmegen, althans in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte (onder meer)(telkens) - zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - (een) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (onder meer) - zakelijk weergegeven - (telkens) - meermalen, althans eenmaal, heeft voorgehouden aan die [slachtoffer 1] dat hij, ook als hij vrij komt, haar weet te vinden als ze aangifte doet en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft voorgehouden dat gedetineerden die mensen seksueel hebben misbruikt apart worden gezet in de gevangenis en dat die gedetineerden het zwaar hebben in de gevangenis en/of - dat hij anderen de afspraken die hij op seksueel gebied aan die [slachtoffer 1] had opgelegd, door anderen zou laten uitvoeren als hij dat zelf na zijn aanhouding niet kon (daarbij kennelijk duidend op jarenlang seksueel misbruik van die [slachtoffer 1]) en/of - als vader van die [slachtoffer 1], misbruik heeft gemaakt van uit hun feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en (aldus) telkens voor die [slachtoffer 1] een (psychologische) druk, in elk geval een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waardoor zij gedwongen werd tot voornoemde seksuele handelingen; Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 september 1993 tot en met 31 augustus 1994 te Grave en/of Nijmegen, althans in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft hij, verdachte (telkens) - zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - (een) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] gebracht en/of hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 1994 tot en met 5 september 1997 te Grave en/of Nijmegen, althans in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft hij, verdachte (telkens) - zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - (een) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] gebracht en/of hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 1997 tot en met 31 december 1998 te Grave en/of Nijmegen, althans in Nederland (telkens) ontucht heeft gepleegd (telkens) met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1981, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte (telkens) - zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of - zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of - (een) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] heeft gebracht; en/of hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1999 tot en met 5 september 1999 te Grave en/of Nijmegen, althans in Nederland (telkens) ontucht heeft gepleegd (telkens) met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1981, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte (telkens) - zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of - zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of - (een) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] heeft gebracht; 2. hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juni 2005 tot en met 27 juli 2005 te Grave (telkens) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (e/v [verdachte]) (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) dreigend de woorden toegevoegd: - dat hij terug zou komen en dat zij het wel zouden merken (nadat hij in zijn auto met piepende banden was weggereden met de mededeling dat hij elders de pui van een woning zou inrijden), en/of - dat hij die [slachtoffer 1] iets aan zou doen als ze aangifte zou doen en/of - dat niemand zou weten wanneer hij die [slachtoffer 1] of die [slachtoffer 2] wat ging aandoen en/of als hij dat zelf niet kon, hij dan wel mensen had die dat voor hem zouden regelen en/of - dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich nooit meer veilig zouden voelen en dat zij nooit zouden weten wanneer er iemand aan de deur zou komen en wat er dan zou gebeuren, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij: 1. op tijdstippen in de periode van 1 januari 1996 tot en met 21 juni 2005 te Grave en/of Nijmegen, althans in Nederland, door feitelijkheden [slachtoffer 1] meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte telkens - zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of - (een) voorwerp(en) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer 1] meermalen heeft voorgehouden dat gedetineerden die mensen seksueel hebben misbruikt apart worden gezet in de gevangenis en dat die gedetineerden het zwaar hebben in de gevangenis en - als vader van die [slachtoffer 1], misbruik heeft gemaakt van uit hun feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en aldus telkens voor die [slachtoffer 1] een psychologische druk, in elk geval een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waardoor zij gedwongen werd tot voornoemde seksuele handelingen. 2. op tijdstippen in de periode van 22 juni 2005 tot en met 27 juli 2005 te Grave [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (e/v [verdachte]) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: - dat hij terug zou komen en dat zij het wel zouden merken (nadat hij in zijn auto met piepende banden was weggereden met de mededeling dat hij elders de pui van een woning zou inrijden), en/of - dat hij die [slachtoffer 1] iets aan zou doen als ze aangifte zou doen en/of - dat niemand zou weten wanneer hij die [slachtoffer 1] of die [slachtoffer 2] wat ging aandoen en/of als hij dat zelf niet kon, hij dan wel mensen had die dat voor hem zouden regelen en/of - dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich nooit meer veilig zouden voelen en dat zij nooit zouden weten wanneer er iemand aan de deur zou komen en wat er dan zou gebeuren, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Door de raadsvrouwe van verdachte is als verweer ten aanzien van feit 1 primair aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de tenlastegelegde handelingen reeds voor de zestiende verjaardag van het slachtoffer zijn aangevangen en dat de verklaringen van het slachtoffer daaromtrent te weinig betrouwbaar zijn. Ook is de raadsvrouwe van oordeel dat het opzet op de onvrijwilligheid niet wettig en overtuigend is bewezen. Het hof kan zich op hoofdpunten verenigen met de overwegingen van de rechtbank hieromtrent, maar zal deze op onderdelen aanvullen en nuanceren. De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster In navolging van de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaring die door [slachtoffer 1] in haar aangifte is afgelegd, zich kenmerkt door haar consistente en gedetailleerde karakter. De aangeefster verklaart daarin over incidenten die gedurende een grote tijdspanne hebben plaatsgevonden en koppelt deze incidenten aan gebeurtenissen, zoals vakanties. De verklaring van aangeefster wordt, ook qua plaatsing in de tijd, ondersteund door andere verklaringen. Anders dan de rechtbank acht het hof hierbij, naast de verklaring van de moeder van aangeefster, [slachtoffer 2] (pg. 63-81), ook de verklaring van de getuige [getuige] (pg. 98 t/m 104) van belang. Het hof oordeelt de verklaring van de aangeefster derhalve voldoende betrouwbaar om als uitgangspunt voor de vaststelling van de tenlastegelegde feiten te kunnen dienen. De bewezenverklaarde periode Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de seksuele contacten tussen aangeefster en verdachte vanaf de zomer van 1996 mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Uit de verklaring van aangeefster (pg. 43) blijkt dat toen zij rond de vijftien jaar was, tijdens de vakantie in Denekamp, seksuele handelingen tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden, die onder meer bestonden uit pijpen. Uit de verklaring van de getuige [getuige] blijkt dat deze vakantie heeft plaatsgevonden in de zomer van 1996. Gelet op het feit dat aangeefster is geboren op [geboortedatum] 1981 werd zij in [geboortemaand] van dat jaar 15, hetgeen overeenkomt met haar eigen verklaring. Voorts verklaart aangeefster op pagina 45 van het dossier dat zij de verdachte tussen haar vijftiende en zestiende levensjaar zo’n 2 á 3 keer per week moest pijpen. Nu het begrip “zomer” moeilijk in een specifieke periode te vatten is zal het hof de bewezenverklaarde periode laten ingaan op 1 januari 1996. Het opzet op de onvrijwilligheid Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat tussen verdachte en aangeefster niet alleen sprake was van een functioneel overwicht voortkomende uit de familierechtelijke verhouding tussen verdachte en aangeefster als zijnde vader en dochter. Onder andere is, op basis van de verklaringen van aangeefster, van haar moeder, [slachtoffer 2] en van de verdachte komen vast te staan dat naast de familierechtelijke band de navolgende factoren aan de afhankelijkheidsrelatie hebben bijgedragen, welke gedragingen en overige omstandigheden het hof als dwingende feitelijkheden aanmerkt (zie HR 10 oktober 2006; NJ 2006,624): - de tirannieke en dwingende persoonlijkheid van verdachte; - de opbouw van het misbruik, doordat de verdachte aangeefster vanaf jonge leeftijd seksueel heeft benaderd en daarin steeds verder ging; - het door tijdsverloop ontstane overwicht van verdachte door de stelselmatigheid en lange duur van het seksueel misbruik van aangeefster; - het ontremde gedrag van verdachte tengevolge van alcoholconsumptie; - de wetenschap bij verdachte dat aangeefster bang voor hem was en zijn verzoeken niet zou kunnen weerstaan; - de beperkte weerbaarheid van het slachtoffer zoals uit de bewijsmiddelen blijkt; - het afdwingen van seksueel gedrag door middel van het belonen en straffen van aangeefster; - het schetsen van de gevolgen van het eventueel bekend worden van de seksuele contacten tussen verdachte en aangeefster; - de inhoud en wijze van totstandkoming van de “seksafspraken”, zowel gedurende het misbruik als ook voor de toekomst. Op basis van de voornoemde factoren, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof, in navolging van de rechtbank, sprake geweest van een zodanig samenstel van feitelijkheden en een zodanige geestelijke, fysieke en sociale ongelijkheid tussen aangeefster en verdachte dat het voor aangeefster niet mogelijk was zich aan de seksuele contacten met verdachte te onttrekken. Gelet op de relatie tussen verdachte en het slachtoffer en gelet op de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij wist dat het slachtoffer bang van hem was en zijn verzoeken niet zou kunnen weerstaan is het hof van oordeel dat van vrijwilligheid bij het slachtoffer geen sprake kon zijn en dat verdachte dit heeft beseft. Derhalve is sprake van opzet op de onvrijwilligheid. Voorzover er door de raadsvrouwe nog andere bewijsverweren zijn gevoerd dan wel uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zijn geformuleerd dan hiervoor besproken, acht het hof deze door de bewijsmiddelen verworpen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen verklaarde onder 1 primair is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde onder 2 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 (oud), eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de lange periode waarover de feiten zich hebben afgespeeld; verdachte heeft ruim 8 jaar lang zijn dochter zeer frequent (soms wel 2 tot 3 keer per week) ernstig misbruikt en verkracht; - de verstrekkendheid in variatie van de seksuele handelingen die verdachte met het slachtoffer heeft verricht, waaruit blijkt dat hij het slachtoffer puur als lustobject heeft gebruikt; - het ernstige misbruik dat verdachte heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer, zijn dochter, in hem stelde; in plaats van steun en veiligheid te bieden aan zijn opgroeiend kind heeft hij haar tot voorwerp van zijn eigen lustbeleving gemaakt; - de afhankelijke positie waarin het slachtoffer zich bevond ten opzichte van verdachte en het feit dat verdachte wist dat zij weinig weerbaar was; - de manipulatie door verdachte, waarbij gezinsleden en vrienden van het slachtoffer buitenspel werden gehouden, zodat verdachte het slachtoffer voor zichzelf behield; - de mate van het leed dat aan het slachtoffer is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van haar lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer; verdachte heeft zich volstrekt niets aangetrokken van de zeer ernstige en waarschijnlijk onherstelbare schade die hij door zijn handelen heeft aangericht bij het slachtoffer; - de vernederingen die verdachte het slachtoffer zowel tijdens de tenlastegelegde handelingen als daarbuiten heeft aangedaan. Bij deze veelheid aan ernstige feiten past, naar het oordeel van het hof, slechts een gevangenisstraf van na te melden duur. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid: - verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar, zoals blijkt uit de conclusies in de rapporten van psychiater I.M. Smoktunowicz van 13 januari 2006 en psycholoog F.C.M. de Laat van 10 januari 2006, welke conclusies het hof overneemt en tot de zijne maakt; - verdachte is niet eerder terzake een strafbaar feit veroordeeld; - verdachte heeft zich vanaf het begin van het strafrechtelijk onderzoek coöperatief opgesteld. Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank ziet het hof geen redenen tot het geven van een last tot terbeschikkingstelling, in welke vorm dan ook. Op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is het geven van een last tot terbeschikkingstelling, ongeacht of dit gepaard gaat met een bevel tot dwangverpleging als bedoeld in artikel 37b of met het stellen van voorwaarden als bedoeld in artikel 38, slechts mogelijk indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Uit de genoemde rapporten van I.M. Smoktunowicz, psychiater en F.C.M. de Laat, psycholoog, alsmede uit de door deze deskundigen ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaringen, leidt het hof af dat de deskundigen het gevaar voor herhaling slechts aanwezig achten binnen de eigen gezinssituatie en dat er geen risico is dat verdachte zomaar kinderen van straat plukt. Het gevaar voor herhaling is derhalve relationeel en situationeel bepaald. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat van een gezinssituatie op dit moment geen sprake is en dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de gezinssituatie waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld zich zal herstellen. Verdachte is inmiddels gescheiden van de moeder van het slachtoffer. Het slachtoffer woont in bij de ouders van haar vriend, door wie zij bij het bekend worden van de feiten ter bescherming uit het huis van verdachte is gehaald. De andere dochter van verdachte (het jongste kind van verdachte, dat inmiddels 17 jaar is) woont zelfstandig op kamers. De deskundigen achten voorts het risico op herhaling niet zo enorm groot dat een TBS met bevel tot verpleging aangewezen is. Hoewel de deskundigen kennelijk wel voldoende gevaar voor recidive aanwezig achten voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden met het oog op de situatie dat er in de toekomst weer kinderen onder de invloedssfeer van verdachte komen en het hof de noodzaak van een behandeling van verdachte onderkent, is het hof van oordeel dat daarmee niet is voldaan aan het gevaarscriterium dat geldt als basisvoorwaarde voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. Schadevergoeding De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 10.642,49, waarvan EUR 10.000,-- bij wijze van voorschot, te vermeerderen met de wettelijke rente ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 10.000,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor een bedrag van EUR 10.000,-- bij wijze van voorschot op de immateriële schade en een bedrag van EUR 275,-- voor de kosten van rechtsbijstand, alles te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsvrouwe heeft ten aanzien van deze vordering aangevoerd dat er onvoldoende medische gegevens zijn om de immateriële schade te kunnen vaststellen en heeft het hof verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren en te verwijzen naar de burgerlijke rechter. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van het hof, in navolging van de rechtbank, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag, bij wijze van voorschot, van € 10.000,-- aan immateriële schade. Deze schade is het gevolg van jarenlang structureel en zeer verstrekkend seksueel misbruik van de benadeelde partij door haar vader. Bovendien heeft dit misbruik deels plaatsgehad in een fase van het leven van de benadeelde partij waarin zij door haar jeugdige leeftijd bijzonder kwetsbaar was. Het kan niet anders dan dat door dit misbruik groot psychisch letsel bij de benadeelde partij is ontstaan. Op geen enkele wijze is gebleken dat de thans aanwezige schade door andere gebeurtenissen is veroorzaakt. Anders dan de rechtbank acht het hof tevens de verzochte kosten van rechtsbijstand ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage voor toewijzing vatbaar en zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij als na te melden. Ook de gevorderde wettelijke rente acht het hof met betrekking tot voornoemd bedrag van EUR 10.000,-- voor toewijzing vatbaar met ingang van de datum waarop de vordering is ingediend, te weten 1 november 2005. Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, nu verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair bewezenverklaarde feiten is toegebracht. Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd zal het hof, conform de daarvoor geldende richtlijnen, een vervangende hechtenis vaststellen van 185 dagen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 242, 285 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert: 1. Verkrachting, meermalen gepleegd. 2. Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1], p/a [advocaat], [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 185 (honderdvijfentachtig) dagen hechtenis. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe voor een bedrag van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), bij wijze van voorschot op de immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2005. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd bij wijze van voorschot te betalen een bedrag van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2005. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt ten behoeve van dit deel van haar vordering en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op EUR 275,-- (tweehonderd vijfenzeventig euro). Aldus gewezen door mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter, mr. J.M.W.M. van den Elzen en mr. W.E.C.A. Valkenburg, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier, en op 3 januari 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.