Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7290

Datum uitspraak2007-01-23
Datum gepubliceerd2007-01-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440215-06 en 07/630083-06.
Statusgepubliceerd


Indicatie

geen voorbedachte rade, poging doodslag


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Meervoudige strafkamer Parketnummer: 07/440215-06 en 07/630083-06. Uitspraak: 23 januari 2007 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. L.N. Stempher, heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde in de strafzaak met parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair en 2 en ten aanzien van het ten laste gelegde in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 wordt veroordeeld tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 2531,92 alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer tot voornoemd bedrag. - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 2500,- alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer tot voornoemd bedrag. - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 600,- alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer tot voornoemd bedrag. - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 450,- alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer tot voornoemd bedrag. - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 600,- alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer tot voornoemd bedrag. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS Ten aanzien van parketnummer 07/630083-06 (bedreiging te Diepenveen): Naar het oordeel van rechtbank kan hetgeen ten laste is gelegd wettig en overtuigend worden bewezen. Het feit dat de politierechter in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] om hem moverende redenen tot een vrijspraak is gekomen, doet daar niet aan af. De specifieke verklaringen van [benadeelde partij], [benadeelde partij] en [benadeelde partij], die evenzoveel bewijsmiddelen opleveren, ondersteunen elkaar op essentiële hoofdpunten en zijn als consistent aan te merken. Nu verdachte verkiest te zwijgen, kan de rechtbank in de onderhavige strafzaak haar oordeel slechts ontlenen aan de inhoud van het strafdossier en is er naar het oordeel van de rechtbank geen spoor van twijfel aanwezig dat ertoe leidt dat uitgegaan moet worden van de aannemelijkheid van een andere lezing van de feiten dan de lezing zoals die naar voren komt uit de voorhanden zijnde dossierstukken. Ten aanzien van parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair (schietincident te Deventer): Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van voorbedachte rade nodig dat komt vast te staan dat verdachte de tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Op grond van hetgeen naar voren komt uit het onderhavige strafdossier is niet uitgesloten dat de gedragingen van verdachte meer het voortvloeisel zijn van een opwelling dan van kalm beraad en rustig overleg in voormelde zin. Hierdoor bestaat er naar het oordeel van de rechtbank gerede twijfel omtrent de ten laste gelegde voorbedachte rade en dient verdachte van dit specifieke onderdeel vrijgesproken te worden. Wel kan er naar het oordeel van de rechtbank gesproken worden van opzet bij verdachte op de dood van beide aangevers. De rechtbank baseert haar oordeel op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte die naar haar oordeel direct waren gericht op de dood van beide aangevers nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte gericht met een scherp vuurwapen een aantal kogels heeft afgevuurd op beide aangevers. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de strafzaak met parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair en 2 en hetgeen in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het in de strafzaak met parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair en 2 en het in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: ten aanzien van parketnummer 07/440215-06, onder 1 primair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. ten aanzien van parketnummer 07/440215-06, onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. ten aanzien van parketnummer 07/630083-06: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met het feit dat verdachte op klaarlichte dag in een drukke woonwijk een op de openbare weg rijdende auto onder vuur heeft genomen. Verdachte heeft door op deze manier te handelen niet alleen op de koop toe genomen de mogelijkheid dat de inzittenden van de auto geraakt zouden kunnen worden door de kogels, maar ook willekeurige andere voorbijgangers. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 september 2006; De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte in de strafzaak met parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de aard van het feit en de inhoud van het ‘Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’ genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1500,- aan immateriële schade vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 1500,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte in de strafzaak met parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de aard van het feit, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1500,- aan immateriële schade vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 1500,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de aard van het feit en de inhoud van het ‘Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,- aan immateriële schade vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 600,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de aard van het feit en de inhoud van het ‘Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 450,- aan immateriële schade, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts terzake van [benadeelde partij] aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 450,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de aard van het feit en de inhoud van het ‘Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,-, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 600,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. BESLISSING Het in de strafzaak met parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair en 2 en het in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het in de strafzaak met parketnummer 07/440215-06 onder 1 primair en 2 en het in de strafzaak met parketnummer 07/630083-06 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], van een bedrag van € 1500,- (zegge: vijftienhonderd euro). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1500,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], van een bedrag van € 1500,- (zegge: vijftienhonderd euro). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1500,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], van een bedrag van € 600,- (zegge: zeshonderd euro). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 600,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], van een bedrag van € 450,- (zegge: vierhonderdvijftig euro). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 450,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], van een bedrag van € 600,- (zegge: zeshonderd euro). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 600,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mrs. H.P.H.I. Cleerdin en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. Pol als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2007. Mr. H.P.H.I. Cleerdin voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.