Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7527

Datum uitspraak2007-02-01
Datum gepubliceerd2007-02-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/885054-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

2 jaar cel voor medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan door dusdanig geweld dat dit de dood van het slachtoffer tengevolge heeft gehad.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/885054-06 en 01/885061-06 (gev.ttz 7 nov.'06) Uitspraakdatum: 1 februari 2007 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1981, wonende te [adres], thans verblijvende te [woonplaats] [adres]. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 januari 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 oktober 2006. De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01/885054-06 is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 19 januari 2007 gewijzigd. Na deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat: 1. zij op of omstreeks 7 juni 2006 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, in elk geval een of meer bankpasje(s) en/of geld en/of hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of op het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of twee, in elk geval een of meerdere schoten heeft/hebben gelost op en/of in de richting van die [slachtoffer], welk feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad; art. 312 Wetboek van Strafrecht Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [mededader1] en/of [mededader2] op of omstreeks 7 juni 2006 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen twee, in elk geval een of meer bankpasje(s) en/of geld en/of hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [mededader1] en/of [mededader2] en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [mededader1] en/of [mededader2] een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of op het lichaam heeft/hebben gericht en/of twee, in elk geval een of meerdere schoten heeft/hebben gelost op en/of in de richting van die [slachtoffer], welk feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad, tot het plegen van welk misdrijf verdachte - in of omstreeks de periode van 5 juni 2006 tot en met 7 juni 2006 te Eindhoven, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door een vuurwapen in haar woning te bewaren en/of beschikbaar te houden voor die [mededader1] en/of [mededader2] terwijl zij wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [mededader1] en/of [mededader2] voornemens waren om een overval (ripdeal) uit te gaan voeren op voormeld slachtoffer en/of - op of omstreeks 7 juni 2006 te Eindhoven, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door - bij [betrokkene] telefonisch te informeren tot hoe laat die [slachtoffer] normaalgesproken nog weed verkocht en/of vervolgens aan die [mededader1] en/of mededader 2] mede te delen dat de deur van de woning van die [slachtoffer] altijd open was als hij wakker was en/of - door aan die [mededader1] en/of mededader 2] mede te delen dat er kilo's weed in huis zouden zijn bij die [slachtoffer] en/of - door die [mededader1] en/of mededader 2] mondeling en/of schriftelijk te duiden hoe zij zich van Eindhoven naar de woning van die [slachtoffer] te Beek en Donk moesten verplaatsen en/of door voor die [mededader1] en/of [mededader 2]een tekening en/of plattegrond te maken met daarop de route van Eindhoven naar de woning van die [slachtoffer] te Beek en Donk; art. 312 jo. 48 Wetboek van strafrecht 2. zij op of omstreeks 8 juni 2006 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 750 Euro en/of 250 Euro, in elk geval enig geldsbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten met (een) door misdrijf verkregen bankpasje(s); art. 311 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafrecht Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [mededader1] en/of [mededader2] op of omstreeks 8 juni 2006 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 750 Euro en/of 250 Euro, in elk geval enig geldsbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [mededader1] en/of [mededader 2] en / of aan verdachte, waarbij die [mededader] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder haar / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel, te weten met (een) door misdrijf verkregen bankpasje(s), tot het plegen van welk misdrijf, verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door aan voormelde [mededader1] en/of [mededader2] middelen ter vermomming en/of middelen ter voorkoming van herkenning, te weten een pet (een baseball-cap) en/of shawl, ter beschikking te stellen; art. 311 lid 1 sub 5 jo. 48 Wetboek van strafrecht meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij op of omstreeks 8 juni 2006, in elk geval in de maand juni 2006 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, 150 Euro, in elk geval een bedrag aan geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die 150 Euro en/of dat geldsbedrag wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; art. 416 lid 1 onder a Wetboek van strafrecht Ten aanzien van parketnummer 01/885061-06 is aan verdachte tenlastegelegd dat: zij op of omstreeks 30 juni 2006, in elk geval in of omstreeks de maand juni 2006, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool, en/of munitie van categorie III, te weten 2 patronen voorzien van bodemstempels "25 auto CBC" en/of 2 patronen voorzien van bodemstempels "6,35 S & B", voorhanden heeft/hebben gehad; Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. Partiële vrijspraak feit 1 primair en 2 primair. Vast staat dat verdachte niet persoonlijk aanwezig is geweest bij het plegen van de feiten en dat zij (dus) ook geen feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht. Niet is bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de planvorming en evenmin dat hetgeen verdachte heeft gedaan in een zodanig nauwe samenwerking met [mededader1] en [mededader2] plaatsvond dat haar rol als de rol van medepleger moet woren aangemerkt. Uit de bewijsmiddelen komt immers naar voren, dat het feit is gepleegd op initiatief van [mededader1] en dat de rol van verdachte er uit bestond dat zij kort voor de overval bepaalde inlichtingen heeft verschaft, zonder dat zij betrokken is geweest bij de planvorming en de uitwerking daarvan. De omstandigheid dat verdachte niets heeft gedaan om de overval niet te laten plaatsvinden maakt haar niet tot medepleger van de overval. Ten aanzien van feit 2 primair geldt evenzeer dat de rol van verdachte beperkt was, te weten tot het ter beschikking stellen van de shawl. Verdachte was bij de diefstal niet aanwezig, heeft niet (mede) het plan opgevat voor die diefstal en ook overigens niet nauw met [mededader1] en [mededader2] samengewerkt. Partiële vrijspraak feit 1 subsidiair (eerste gedachtestreepje). Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het tijdens de overval gebruikte vuurwapen in de woning van verdachte is bewaard, doch niet is bewezen dat zij dit wapen bewaarde dan wel beschikbaar hield voor [mededader1] en/of [mededader2] met het doel hen op die manier in staat te stellen om een overval te plegen. Het vuurwapen was reeds geruime tijd voordat de overval werd gepleegd in de woning aanwezig en was niet aangeschaft met het oog op het plegen van een overval. Het initiatief om het vuurwapen mee te nemen naar de woning van [slachtoffer] kwam van medeverdachte [mededader1]. Bijzondere overweging omtrent het bewijs. Ten aanzien van het onder parketnummer 01/885054-06 onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat zij niet op de hoogte was, dan wel zich niet bewust was van het feit dat de overval de avond van 7 juni 2006 plaats zou vinden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Voor bewezenverklaring van deelneming aan de overval is niet nodig dat verdachte precies wist wanneer de overval plaats zou vinden. De enkele wetenschap dat verdachte wist dat op enig moment die overval plaats zou vinden, zoals door verdachte ter terechtzitting is verklaard, is voldoende. Voorts heeft de raadsman -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de uitleg/beschrijving van de route naar de woning van het slachtoffer in Beek en Donk door verdachte aan de uitvoerders van de overval in het geheel geen betekenis heeft gehad en verdachte om die reden niet kan worden aangemerkt als medeplichtige aan de overval. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Het enkele feit dat de door de verdachte gemaakte tekening niet door de uitvoerders van de overval is meegenomen ter uitvoering van het misdrijf, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat verdachte geen hulp heeft verleend aan de overval. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen staan dat verdachte voorafgaand aan het misdrijf de uitvoerders van de overval de tekening van de route heeft overhandigd en hen mondeling heeft geïnformeerd over de route. Deze omstandigheid maakt dat de uitvoerders van de overval de tekening en de mondelinge informatie tot zich hebben genomen en verdachte derhalve behulpzaam is geweest voorafgaand aan de overval. Ten aanzien van het onder parketnummer 01/885061-06 tenlastegelegde feit heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken omdat zij niet op de hoogte was, dan wel zich niet bewust was van de aanwezigheid van een vuurwapen in de woning. Dit zou blijken uit de omstandigheid dat het wapen is aangetroffen in een zak hondenvoer in de keuken en derhalve niet op een direct zichtbare plaats. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat er een vuurwapen in de keuken van haar woning lag, maar dat zij niet wist dat [mededader1] het wapen in een zak hondenvoer had verborgen. Het enkele feit dat verdachte niet exact wist waar het vuurwapen lag, brengt echter niet met zich mee dat zij hierover geen (enkele) beschikkingsmacht had. Het medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool en de munitie acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte (1 subsidiair) [mededader1] en [mededader2] op 7 juni 2006 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een bankpasje en geld toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [mededader1] en [mededader2] een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer] hebben gericht en twee schoten hebben gelost op die [slachtoffer], welk feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad, tot het plegen van welk misdrijf verdachte - op of omstreeks 7 juni 2006 te Eindhoven opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door - bij [betrokkene] telefonisch te informeren tot hoe laat die [slachtoffer] normaal gesproken nog weed verkocht en vervolgens aan die [mededader1] en [mededader2] mede te delen dat de deur van de woning van die [slachtoffer] altijd open was als hij wakker was en - door die [mededader1] en [mededader2] mondeling te duiden hoe zij zich van Eindhoven naar de woning van die [slachtoffer] te Beek en Donk moesten verplaatsen en door voor die [mededader1] en [mededader2] een tekening te maken met daarop de route van Eindhoven naar de woning van die [slachtoffer] te Beek en Donk. (2 subsidiair) [mededader1] en [mededader2] op 8 juni 2006 te Eindhoven tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen 750 Euro en 250 Euro, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij die [mededader1] en [mededader2] de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten met een door misdrijf verkregen bankpasje, tot het plegen van welke misdrijven, verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door aan voormelde [mededader2] een middel ter vermomming/ter voorkoming van herkenning, te weten een shawl, ter beschikking te stellen; Ten aanzien van parketnummer 01/885061-06 acht de rechtbank, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte op 30 juni 2006 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool en munitie van categorie III, te weten 2 patronen voorzien van bodemstempels "25 auto CBC" en 2 patronen voorzien van bodemstempels "6,35 S & B", voorhanden heeft gehad. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Over de persoon van verdachte is op 1 september 2006 gerapporteerd door de klinisch psycholoog Chr. W.M. Hoefnagel. Hij concludeert dat de tenlastegelegde feiten -indien bewezen- volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusie over. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op de aanwezigheid van psychische overmacht. De rechtbank deelt deze stelling niet. Een beroep op psychische overmacht kan slechts slagen indien er sprake is van een zodanige van buiten komende drang dat de verdachte daaraan redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Uit het door de psycholoog drs. Chr.W.M. Hoefnagel omtrent verdachte uitgebrachte rapport kan worden afgeleid dat verdachte beschikt over een bovengemiddelde intelligentie en is staat is om de consequenties van haar gedrag te overzien. Uit het onderzoek ter terechtzitting, mede bezien tegen de achtergrond van voornoemd rapport, is niet gebleken dat verdachte ten tijde van de delicten geen handelingsalternatieven had. Hierbij heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat noch uit de stukken, noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat er op de avond van de overval enige druk op verdachte is uitgeoefend teneinde haar ertoe te bewegen medewerking te verlenen aan de (voorbereiding van de) overval en de daaropvolgende gekwalificeerde diefstallen. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk geworden dat verdachte onder een sterke drang van [mededader1] tot het feit is gekomen. Voorts diende verdachte hoe dan ook aan een eventuele drang weerstand te bieden, gelet op de aard en ernst van het door [mededader1] voorgenomen feit. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 47, 48, 57, 310, 311, 312. Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van 01/885054-06 feit 1 primair en feit 2 primair en 01/885060-06: - een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van voorarrest. - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], tot een bedrag van ? 8.185,37, hoofdelijk opgelegd, met daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Voor het overige, de schadepost 'Primeline nog te betalen' (bijlage 9) van ? 200,- en de schadepost 'via pas opgenomen bij de bank ... (bijlage 15) van ? 1.000,- , dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard omdat deze niet eenvoudig van aard is. De op te leggen straf. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen: - verdachte is medeplichtig aan een gewapende overval waarbij een jonge man het leven heeft verloren. Daarmee is aan het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen waar de mens over beschikt, te weten het recht op leven. Aldus is aan de nabestaanden van het slachtoffer een onherstelbaar verlies en groot verdriet toegebracht; - de grote maatschappelijke verontrusting die de zeer gewelddadige overval met zich heeft meegebracht; - verdachte heeft niets ondernomen om het plegen van de overval te belemmeren, noch getracht [mededader1] en [mededader2] ervan te weerhouden een vuurwapen mee te nemen; - verdachte heeft zich om het lot van het slachtoffer volstrekt niet bekommerd, ook niet nadat zij ermee bekend was geraakt dat er tijdens de overval op het slachtoffer was geschoten en dat hij daarbij was geraakt. Integendeel: zij heeft een van de plegers van de overval helpen voorzien van een vermomming, zodat hij kon gaan pinnen met de buitgemaakte bankpas en pincode; - verdachte heeft, ook nadat zij wist dat het slachtoffer was komen te overlijden, meegeprofiteerd van de buit van de gewapende overval en de daaropvolgende diefstallen. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Anderzijds betrekt de rechtbank nadrukkelijk in haar oordeel de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en met name de omstandigheid dat verdachte 2 jonge kinderen heeft. Dat heeft de rechtbank ertoe gebracht de vrijheidsstraf te beperken tot 2 jaar. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]. De rechtbank acht van de vordering toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 8.185,37. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het overige gedeelte van de vordering, bestaande uit de schadeposten 'Primeline nog te betalen' (bijlage 9) van € 200,- en 'via pas opgenomen bij de bank ... (bijlage 15) van € 1.000,- , is niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat zij dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat verdachte als medeplichtige de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu zij samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. 01/885054-06 feit 1 subsidiair: Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit de dood tengevolge heeft, gepleegd door twee of meer verenigde personen. T.a.v. 01/885054-06 feit 2 subsidiair: Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd. T.a.v. 01/885061-06: Medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (munitie). Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. DE BESLISSING: T.a.v. 01/885054-06 feit 1 primair, feit 2 primair: - Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. T.a.v. 01/885054-06 feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, 01/885061-06: - Gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. T.a.v. 01/885054-06 feit 1 subsidiair: - Maatregel van schadevergoeding van € 8.185,37, subsidiair 70 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van € 8.185,37 (zegge: achtduizend- eenhonderdvijfentachtig euro en zevenendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een) medeverdachte(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. - Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 8.185,37 (zegge: achtduizendeenhonderdvijfentachtig euro en zevenendertig cent). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een) medeverdachte(n) is betaald. Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover zij of haar medeverdachte(n) heeft/hebben voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.A. Bik, voorzitter, mr. I.L.P. Crombeen en mr. P.H.P.H.M.C. van Kempen, leden, in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier en is uitgesproken op 1 februari 2007. Parketnummer: 01/885054-06 pag. 7 [verdachte]