Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7651

Datum uitspraak2007-01-24
Datum gepubliceerd2007-02-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers75047 / HA ZA 06-183
Statusgepubliceerd


Indicatie

De HBO-instelling CHN is aansprakelijk voor door een voormalige studente geleden schade omdat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten tussen partijen in die zin dat zij deze studente onvoldoende heeft begeleid en haar beslissing om de stage negatief te beoordelen onzorgvuldig tot stand is gekomen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 75047 / HA ZA 06-183 Vonnis van 24 januari 2007 in de zaak van [eiseres], wonende te Amsterdam, eiseres, procureur mr. L.M. Ligtvoet-Van Tuijn, tegen 1. de stichting CHRISTELIJKE HOGESCHOOL NEDERLAND, gevestigd te Leeuwarden, gedaagde, procureur mr. I. van der Meer, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid START UITZENDBUREAU B.V., gevestigd te Almere, gedaagde, procureur mr. H. de Boer. Partijen zullen hierna [eiseres], de CHN en Start genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de conclusie van antwoord zijdens de CHN - de conclusie van antwoord zijdens Start - twee conclusies van repliek - de conclusie van dupliek zijdens de CHN - de conclusie van dupliek zijdens Start. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiseres] volgt de Hbo-opleiding Leisure Management aan de CHN. In het kader van haar opleiding loopt zij in het laatste studiejaar in de periode van 30 september 2002 tot en met 4 april 2003 stage bij een vestiging van Start te Leeuwarden (hierna: Start Leeuwarden). Hiertoe sluiten partijen stage-overeenkomsten met elkaar d.d. 7 en 21 oktober 2002. Op 9 april 2003 levert [eiseres] haar stageverslag in bij de CHN en zendt een kopie aan Start Leeuwarden. Daarop laat Start Leeuwarden aan de CHN weten dat zij niet zal deelnemen aan het op 14 mei 2003 geplande eindbeoordelingsgesprek. Op die dag vindt er wel een gesprek tussen de stagebegeleiders van Start Leeuwarden (mevrouw [stagebeleider A] en mevrouw [stagebegeleider B]) en de stagedocent van de CHN (de heer [stagedocent]) plaats. De bevindingen zijdens Start Leeuwarden worden neergelegd in een brief van [stagebeleider A] en [stagebegeleider B] aan de CHN d.d. 15 mei 2003. Zij schrijven onder meer: "Naast het feit dat wij ons beledigd voelen, heft het lezen van het stageverslag ons bevestigd in de overtuiging dat onze inspanningen ten aanzien van het [eiseres] laten inzien dat zij op een aantal gedragsmatige aspecten zichzelf zou moeten verbeteren/aanpassen geen resultaat hebben gehad. (...) Met elkaar hebben wij geconcludeerd dat [eiseres] voor wat betreft het verkrijgen van een professionele werkhouding zich onvoldoende heeft ontwikkeld om haar stage als voldoende te kunnen beoordelen.(...)" Vervolgens laat [stagedocent] aan [eiseres] weten dat haar stage niet als voldoende wordt beoordeeld. 2.2. [stagedocent] legt de kwestie van de beoordeling van de stage voor aan de examencommissie van de CHN-Vrije tijd & Arbeid (hierna: de examencommissie), die de stage van [eiseres] ook met een onvoldoende beoordeelt. De voorzitter en secretaris van de examencommissie bieden [eiseres] tijdens een gesprek op 19 augustus 2003 de mogelijkheid om een nieuwe stage onder voorwaarden te lopen. [eiseres] gaat op dit aanbod niet in en schrijft zich vervolgens per 1 september 2003 uit als studente aan de CHN. 2.3. Ondanks protesten van de zijde van [eiseres] blijft de examencommissie bij haar besluit, zo blijkt uit haar brief van 11 februari 2004. Tegen dit besluit tekent [eiseres] administratief beroep aan bij het College van Beroep voor de examens aan de Christelijke Hogeschool Nederland te Leeuwarden (hierna: College van Beroep). Het College van Beroep verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar beroep omdat [eiseres] geen processueel belang heeft bij haar administratief beroep nu zij ter zitting heeft aangegeven zich uitgeschreven te hebben bij de CHN en ook niet voornemens te zijn zich weer in te schrijven om haar studie af te ronden. 2.4. Van deze uitspraak gaat [eiseres] in beroep bij de rechtbank Groningen, sector bestuursrecht (hierna: de bestuursrechter). Daarbij verzoekt zij de bestuursrechter om een schadevergoeding toe te wijzen op grond van art. 8:73 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestuursrechter oordeelt dat het administratief beroep op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Voorts wijst de bestuursrechter reeds vanwege deze ongegrondverklaring het verzoek om schadevergoeding af. 2.5. Daarnaast wordt in een gesprek (eveneens) op 19 augustus 2003 met [stagedocent] en de heer de Vries (stagecoördinator van de CHN) tegenover [eiseres] het vermoeden uitgesproken dat zij met betrekking tot de inhoud van haar scriptie fraude heeft gepleegd omdat deze grote overeenkomsten vertoont met de inhoud van een andere scriptie. Ook dit vermoeden wordt voorgelegd aan de examencommissie. Deze oordeelt bij brief van 10 oktober 2003 dat er ondanks vele overeenkomsten (met een scriptie van een andere studente) geen sprake is van fraude als omschreven in het examenreglement. [eiseres] wordt voor een verdere behandeling van de scriptie verwezen naar [stagedocent]. [eiseres] neemt geen contact meer op met [stagedocent] of een collega van hem met betrekking tot de voltooiing van de scriptie. 3. Het geschil 3.1. [eiseres] vordert - samengevat - dat de rechtbank de stageovereenkomsten d.d. 7 en 21 oktober 2002 tussen haar, de CHN en Start en de onderliggende overeenkomst met de CHN ontbindt wegens tekortkoming in de nakoming. Voorts vordert [eiseres] veroordeling van de CHN en Start tot betaling van EUR 23.818,55, vermeerderd met rente alsook tot betaling van de kosten van dit geding. 3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de CHN en Start te kort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen voortvloeiende uit de stageovereenkomsten en wat de CHN betreft ook de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de studie Leisure Management studiejaar 2002-2003. 3.3. De CHN en Start voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling de vordering jegens de CHN: ontvankelijkheid 4.1. De CHN heeft primair het verweer gevoerd dat de rechtbank (sector civiel) [eiseres] niet ontvankelijk in haar vordering moet verklaren. Immers de beslissingen van de bestuursrechter hebben formele rechtskracht. Dit geldt zowel voor de beslissing dat het besluit van de CHN dat de stage van [eiseres] met een onvoldoende beoordeeld moet worden rechtsgeldig is, als de beslissing dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen. Dat er geen inhoudelijke toetsing heeft plaats gevonden doet daar niet aan af, aldus de CHN. 4.2. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. De bestuursrechter heeft niet inhoudelijk beslist over de vraag of de CHN tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen haar en [eiseres] gesloten overeenkomsten. Bovendien is aan de bestuursrechter de vraag voorgelegd of het College van beroep een juiste beslissing heeft genomen. De in die procedure gevorderde schadevergoeding had niet aan de CHN opgelegd kunnen worden. [eiseres] is te dezen dan ook ontvankelijk in haar vordering. wanprestatie van de CHN met betrekking tot de stage 4.3. [eiseres] heeft gesteld dat de CHN te kort geschoten is in de begeleiding van [eiseres], in de verslaglegging van de gesprekken en verbeterpunten en door het uitblijven van een beoordeling. De CHN heeft ten verwere aangevoerd dat in de stage-overeenkomsten niet wordt omschreven op welke wijze invulling gegeven moet worden aan de begeleiding. De CHN heeft [eiseres] zelfs uitvoeriger begeleid dan de gemiddelde student. Dat Start Leeuwarden niet heeft deelgenomen aan het eindbeoordelingsgesprek is de CHN niet te verwijten, aldus de CHN. 4.4. De rechtbank overweegt dat van een school verwacht mag worden dat deze in het geval van een stage de student begeleidt. Wanneer een stage moeizaam verloopt zal de begeleiding intensiever moeten zijn en moet de student, die immers in een leertraject zit, handvatten aangereikt krijgen om een negatieve beoordeling af te wenden. Voorts overweegt de rechtbank dat aangezien een negatieve beoordeling van een stage met zich brengt dat de leerling een nieuwe stage van zeven maanden moet doorlopen, deze beoordeling zorgvuldig tot stand moet komen. 4.5. De CHN heeft aangevoerd dat [eiseres] intensiever dan de gemiddelde student is begeleid. Zij heeft voorts uiteengezet dat stagebegeleider [stagedocent] deze begeleiding waarschijnlijk telefonisch heeft gegeven, alhoewel [stagedocent] zelf heeft verklaard dat hij zich dat niet meer kan herinneren. De rechtbank stelt vast dat van enige begeleiding van [eiseres] niet blijkt uit administratie van de CHN. Ook van waarschuwingen aan het adres van [eiseres] dat zij afstevende op een negatieve beoordeling is niet gebleken. Dat Start weigerde om een gesprek met [eiseres] aan te gaan, kan de CHN niet aangerekend worden. Dit is een verplichting die Start jegens [eiseres] is aangegaan. Het had wel op de weg van de CHN gelegen om van [eiseres] een reactie te vragen op het oordeel van Start zoals verwoord in de brief van Start Leeuwarden aan de CHN d.d. 15 mei 2003 alvorens zij tot een negatieve beoordeling zou komen en om in een eindgesprek de beoordeling te motiveren. Dit klemt te meer nu [stagebeleider A] en [stagebegeleider B] van Start Leeuwarden in hun brief van 15 mei 2003 hebben aangegeven dat zij beledigd zijn door het stageverslag van [eiseres] en dat hun kritiek op [eiseres] gelegen is in ''gedragsmatige aspecten''. Een eindgesprek met [eiseres] heeft niet plaatsgevonden zoals de CHN in haar conclusie van dupliek zelf aangeeft (zie punt 4). Overigens heeft de rechtbank geen inzicht gekregen in de motieven van de CHN om te beslissen om de stage van [eiseres] met een onvoldoende te beoordelen. Op grond hiervan heeft de CHN haar verweren onvoldoende gemotiveerd. 4.6. Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de CHN tekort is geschoten in haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten tussen partijen jegens [eiseres] in die zin dat zij [eiseres] onvoldoende heeft begeleid en haar beslissing om de stage negatief te beoordelen onzorgvuldig tot stand is gekomen. 4.7. De CHN heeft aangevoerd dat ook wanneer [eiseres] wel zou hebben deelgenomen aan het eindbeoordelingsgesprek dat de beoordeling van haar stage alsnog negatief geweest zou zijn. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de stellingen van Start Leeuwarden bevestigd worden door het stageverslag van [eiseres] zelf, aldus de CHN. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de CHN op grond van het hiervoor in r.ov. 4.5 overwogene die stelling echter onvoldoende feitelijk onderbouwd, zodat haar verweer op dat punt faalt. gevorderde ontbinding 4.8. [eiseres] vordert de ontbinding van een drietal overeenkomsten gesloten met de CHN en Start. Tussen partijen staat vast dat deze overeenkomsten inmiddels zijn beëindigd en dat partijen derhalve over en weer reeds bevrijd zijn van de verbintenissen voortvloeiende uit deze overeenkomsten. De gevorderde schadevergoeding heeft het karakter van aanvullende schadevergoeding. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [eiseres] bij haar vordering tot ontbinding van de drie overeenkomsten geen belang heeft en zal deze onderdelen van de vordering afwijzen. gevorderde schadevergoeding 4.9. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit: - kosten in verband met het feit dat [eiseres] haar gelijk moet halen bij de rechter; - kosten van haar vader, onder meer in verband met de door hem aan deze zaak gespendeerde tijd; - kosten die [eiseres] heeft moeten maken om haar opleiding bij een andere Hogeschool af te ronden; en - gederfd loon nu zij pas later op de arbeidsmarkt kwam. Een proceskostenveroordeling wordt geacht de eerstgenoemde kosten te vergoeden. De kosten van de vader van [eiseres] komen niet voor vergoeding in aanmerking. [eiseres] heeft immers niet gesteld dat zij deze kosten aan haar vader heeft moeten vergoeden, hetgeen de rechtbank binnen een vader-dochter verhouding ook zeer ongebruikelijk acht. De rechtbank acht de kosten die verband houden met het extra studiejaar als kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, toewijsbaar, te weten EUR 1.445,-- collegegeld, EUR 34,95 en EUR 10,00 voor boeken (totaal EUR 1.489,50). Ook de post gederfd arbeidsloon is toewijsbaar nu [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt anders eerder werk te hebben gevonden en de hoogte van het loon heeft onderbouwd met loonstroken. De rechtbank zal gederfd loon over een periode van 7 maanden toewijzen nu de stage 7 maanden in beslag neemt en dat vaststellen op een bedrag van EUR 9.800,-- (uitgaande van een netto maandloon van EUR 1.400,--). De totale toe te wijzen schadevergoeding bedraagt derhalve EUR 11.289,50. wanprestatie van de CHN met betrekking tot de scriptie 4.10. [eiseres] verwijt daarnaast de CHN dat zij onvoldoende scriptiebegeleiding heeft gegeven, dat zij haar valselijk heeft beschuldigd van fraude en dat zij nà de beslissing van 10 oktober 2003 van de examencommissie dat er geen sprake was van fraude, niet alsnog over is gegaan tot een inhoudelijke beoordeling van de scriptie. Nu de rechtbank van oordeel is dat de CHN in haar verplichtingen jegens [eiseres] tekort is geschoten, behoeft dit onderdeel geen bespreking meer. Immers vast staat dat [eiseres] doordat zij haar stage opnieuw moest doen reeds een extra schooljaar moest volgen om haar studie af te ronden. 4.11. De CHN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, stelt de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiseres] vast op basis van het toegewezen bedrag op: - dagvaarding EUR 71,32 - betaald vast recht 131,25 - in debet gesteld vast recht 393,75 - salaris procureur 1.158,00 (2,0 punt × tarief EUR 579,00) Totaal EUR 1.754,32 de vordering jegens Start: 4.12. [eiseres] heeft aan haar vordering op Start eveneens ten grondslag gelegd dat deze niet aan haar verplichtingen uit de stage-overeenkomst heeft voldaan. Ook Start is in de begeleiding, de verslaglegging en de beoordeling tekort geschoten, onder meer door niet deel te nemen aan het eindbeoordelingsgesprek, aldus [eiseres]. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat haar schade voortvloeit uit de schending van de verplichtingen uit de stageovereenkomst door Start, onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft zich op dit punt wel uitgelaten maar dan in de zin dat wanneer Start geen negatieve beoordeling had gegeven, de CHN haar stage goedgekeurd zou hebben. Zij verliest daarbij echter uit het oog dat het niet in macht van Start lag om te beslissen of [eiseres] al dan niet haar stage over moest doen. Deze beslissing is uiteindelijk een beslissing van de CHN. De schade die voor [eiseres] voortvloeit uit deze beslissing kan Start dan ook niet toegerekend worden. Daarmee kan de beoordeling van de vordering jegens Start voor het overige achterwege blijven. 4.13. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Start worden vastgesteld op: - vast recht EUR 525,00 - salaris procureur 1.158,00 (2,0 punt × tarief EUR 579,00) Totaal EUR 1.683,00 5. De beslissing De rechtbank 5.1. veroordeelt de CHN om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 11.289,50 (elf duizend tweehonderd negenentachtig euro vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling, 5.2. veroordeelt de CHN in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden vastgesteld op EUR 1.754,32, veroordeelt mitsdien de CHN tot betaling aan: A. de griffier van deze rechtbank voor: - het in debet gesteld vast recht EUR 393,75 - het salaris procureur EUR 1.158,00 - dagvaardingskosten EUR 71,32 derhalve totaal EUR 1.623,07 met welk bedrag de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, B. [eiseres] voor: - het niet in debet gestelde vastrecht EUR 131,25 5.3. wijst het meer of anders gevorderde jegens de CHN af 5.4. wijst de vorderingen jegens Start af, 5.5. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Start tot op heden vastgesteld op EUR 1.683,00, 5.6. verklaart dit vonnis ten aanzien van 5.1 en 5.2 uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.?