Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0392

Datum uitspraak2007-03-06
Datum gepubliceerd2007-03-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830228-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de verbalisant. Uit het slachtofferdossier van de verbalisant komt naar voren dat de geestelijke wonden nog niet geheeld zijn. Hij zit nog steeds vol van wat er gebeurd is. Het komt nog steeds voor dat hij in zijn slaap het voorval opnieuw beleeft. Ook heeft het voorval hem ertoe gebracht situaties waar geweld dreigt, anders te benaderen dan dat hij dat voorheen deed.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1982, wonende [adres verdachte], thans verblijvende in [verblijfplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 februari 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen. De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * 12 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest; * terbeschikkingstelling met daaraan te verbinden voorwaarden; * beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen. 1. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 16 september 2006 te Beilen, Midden Drenthe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, [naam opsporingsambtenaar] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam opsporingsambtenaar] met een ijzeren staaf, (althans een een hard en/of zwaar voorwerp meermalen tegen/op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 16 september 2006 te Beilen, gemeente Midden Drenthe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, [naam opsporingsambtenaar], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam opsporingsambtenaar] meermalen met een ijzeren staaf, althans met een hard en/of zwaar voorwerp tegen/op zijn hoofd geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 16 september 2006 te Beilen, gemeente Midden Drenthe, opzettelijk mishandelend een opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, [naam opsporingsambtenaar], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen met een ijzeren staaf, althans met een hard en/of zwaar voorwerp, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 2. hij op of omstreeks 16 september 2006 te Beilen, gemeente Midden Drenthe opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto staande aan de Paltz, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. 2. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte opzet had om [naam slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank acht wettig bewijs aanwezig dat verdachte [naam slachtoffer] meermalen met een staaf op het hoofd heeft geslagen. Bij verdachte ontstond echter op een gegeven moment het idee dat hij [naam slachtoffer] wel eens dood kon slaan en verdachte is toen gestopt. Verdachte geeft op pagina 68 van het dossier aan dat hij het gevoel had dat hij [naam slachtoffer] hartstikke dood zou slaan. De rechtbank legt die zinsnede uit als dat bij verdachte het besef ontstond dat als hij door bleef slaan, [naam slachtoffer] wel eens zou kunnen komen te overlijden. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de slagen op het hoofd van [naam slachtoffer] gering letsel hebben opgeleverd en dat mede door toedoen van [naam slachtoffer] verder ernstig letsel is voorkomen. De rechtbank leidt daaruit af dat de slagen niet dusdanig hard waren dat gesteld kan worden dat verdachte de aanmerkelijke kans aanvaardde dat [naam slachtoffer] door die slagen zou kunnen komen te overlijden. 3. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. 4. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 16 september 2006 te Beilen, gemeente Midden Drenthe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, [naam opsporingsambtenaar], gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam opsporingsambtenaar] meermalen met een ijzeren staaf op zijn hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 16 september 2006 te Beilen, gemeente Midden Drenthe, opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto staande aan de Paltz, toebehorende aan [naam benadeelde], heeft beschadigd; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. 5. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. 6. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 06 november 2006, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: " betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van de borderline persoonlijkheidsstoornis met tekortschietende afweermechanismen, een sterke verslavingsneiging, impulsregulatieproblematiek, versterkte angst- en depressiebeleving, hypochondere klachten, dwangfenomenen en betrekkingsgedachten. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. In verband met een en ander is betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten ". De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, maar in verminderde mate. 7. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 september 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld; Op 16 september 2006 beschadigt verdachte uit irritatie een bedrijfsauto die op de stoep stond en hem, verdachte, kennelijk op dat moment in de weg stond. Als verdachte thuiskomt heeft hij een woordenwisseling met zijn vriendin waarbij ook de politie betrokken wordt. Verdachte gaat later op verzoek van de politie naar het politiebureau in verband met de beschadiging van de bedrijfsauto. Als hij daar aankomt is hij al opgefokt en heeft ook een ijzeren staaf bij zich die hij -zo verklaart verdachte ter zitting- altijd bij zich heeft. Op het bureau wil verdachte bepalen hoe een en ander zal verlopen. Verbalisant [naam verbalisant], het latere slachtoffer, zegt op een gegeven moment dat verdachte is aangehouden. Verdachte gaat daarna helemaal door het lint. Hij pakt de staaf en slaat op [naam verbalisant] in. Na ongeveer 7 slagen drukt [naam verbalisant] verdachte tegen de wand en grijpt verdachte vast om hem het slaan te beletten. Verdachte blijft echter slaan met de staaf en [naam verbalisant] voelt hevige pijn op zijn achterhoofd en heeft het idee dat verdachte hem wil doodslaan. Een te hulp geschoten collega spuit verdachte pepperspray in het gezicht doch daar reageert verdachte nauwelijks op. Het lukt verdachte om het raam van de buitendeur in te slaan en door het vernielde raam te ontkomen. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van verbalisant [naam verbalisant]. Hoewel verdachte op een gegeven moment kennelijk tot inkeer kwam is het mede aan het optreden van verbalisant [naam verbalisant] te danken dat diens lichamelijke verwondingen beperkt zijn gebleven. Uit het slachtofferdossier van [naam verbalisant] komt naar voren dat de geestelijke wonden nog niet geheeld zijn. [naam verbalisant] zit nog steeds vol van wat er gebeurd is. Het komt nog steeds voor dat [naam verbalisant] in zijn slaap het voorval opnieuw beleeft. Ook heeft het voorval hem ertoe gebracht situaties waar geweld dreigt, anders te benaderen dan dat hij dat voorheen deed. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. Verdachte verblijft vanaf 16 september 2006 in voorarrest en is -volgens mededeling van de officier van justitie- op 18 december 2006 in de crisisopvang in [naam en vestiging opvangcentrum] geplaatst. Verdachte verblijft daar nog steeds en geeft aan dat de behandeling in feite al is aangevangen. Verdachte geeft aan van mening te zijn dat hij deze behandeling nodig heeft. Hij wenst deze ook te ondergaan. De rechtbank is van oordeel de behandeling van verdachte voorop moet staan en dat het gewenst is dat die behandeling kan blijven plaatsvinden op de plaats waar verdachte nu verblijft. De duur van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen op het aantal dagen dat verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts is gesteld dat verdachte een neurologisch onderzoek heeft ondergaan en dat de uitslag daarvan nog niet bekend is. De rechtbank zal dat resultaat niet afwachten nu, gelet op de beschikbare rapporten, naar verwachting de conclusie niet zo zal zijn dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. 8. MOTIVERING MAATREGELVAN TERBESCHIKKINGSTELLING. Door de gedragsdeskundigen, R. Vriesema, psychiater en G. de Jong, psycholoog, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is elk afzonderlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht. De conclusies in het advies van R. Vriesema, psychiater, d.d. 06 november 2006 luiden: betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van de borderline persoonlijkheidsstoornis met tekortschietende afweermechanismen, een sterke verslavingsneiging, impulsregulatieproblematiek, versterkte angst- en depressiebeleving, hypochondere klachten, dwangfenomenen en betrekkingsgedachten. Voor de kans op recidive zijn van belang alle factoren bovengenoemd, samenhangend met de borderline persoonlijkheidsstoornis. Centraal daarbij is een tekort aan innerlijke begrenzingsmogelijkheden. Gezien de ernst van de psychopathologie en ook omdat deze reeds langere tijd bestaat, wordt geadviseerd de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. In eerste aanzet een klinische behandeling in de FPK te Assen of een daarmee vergelijkbare setting en waarbij de behandeling gericht is op stabilisering door middel van medicatie, maar ook door middel van psychotherapie en psycho-educatie. Betrokkene zal moeten leren zich beter te begrenzen, waarbij tevens aandacht moet worden besteed aan de neiging tot verslaving. Een voortgezette behandeling is uitermate belangrijk om recidive te voorkomen. De conclusies in het advies van G. de Jong, psycholoog, d.d. 16 november 2006 luiden: er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van drugsverslaving en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Voor de kans op recidive zijn de volgende factoren (voortkomend uit de stoornis) van belang: controleverlies, agressieproblematiek en drugsafhankelijkheid. Er is bij betrokkene sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een reeds zeer lang bestaand patroon van agressieproblematiek en drugsverslaving. Gezien de ernst van de problematiek, de ernst van het tenlastegelegde en de kans op recidive is behandeling noodzakelijk. Een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden is te prefereren om de motivatie op peil te houden. De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare. Op grond van die conclusies en de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond. Het door de verdachte onder 1 begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van het onder 1 begane feit, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. De rechtbank zal nader te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden. De rechtbank zal aan Stichting Reclassering Nederland opdracht geven de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. 9. BENADEELDE PARTIJEN 1. [naam benadeelde partij]. De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. 2. [naam benadeelde partij]. De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk in zijn vordering, voor dit deel kan [naam benadeelde partij] zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank heeft geen rekening gehouden met de opgevoerde posten 'leenauto' en 'werkuren' omdat de auto nog niet gerepareerd is en [naam benadeelde partij] er ook voor kan kiezen de auto niet te laten repareren. Ook heeft de rechtbank de BTW niet meegerekend omdat [naam benadeelde partij] de bij hem in rekening gebrachte BTW kan verrekenen met door hem te betalen BTW. 3. Regiopolitie Drenthe. Verdachte wordt niet wegens het schadeveroorzakend feit vervolgd. Dat leidt ertoe dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 10. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers. 11. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 36f, 37a, 38, 38a en 57 van het Wetboek van Strafrecht. 12. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 171 DAGEN. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden: - de verdachte zal zijn medewerking verlenen aan een klinische behandeling in de [naam en vestigingsplaats instelling], dan wel een soortgelijke instelling, zolang dit door de behandelaars en reclassering noodzakelijk wordt geacht; - de verdachte zal na het beëindigen van de klinische fase, meewerken aan een ambulant vervolgtraject; - de verdachte zal zich behandelbaar en begeleidbaar opstellen; - de verdachte zal de hem voorgeschreven medicatie innemen; - de verdachte zal geen alcohol en drugs gebruiken en zijn medewerking verlenen aan urine- dan wel bloedcontroles ter naleving hiervan; - de verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen welke hem door de Stichting Reclassering Nederland worden gegeven. De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan. De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 500,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 274,75 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij Regiopolitie Drenthe niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 500,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 274,75 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 06 maart 2007, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.