Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0578

Datum uitspraak2007-03-01
Datum gepubliceerd2007-03-15
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5535 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betrokkene bezit niet de hoedanigheid van rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding zodat hij tegen het onderhavige bestreden besluit niet rechtstreeks beroep kon instellen bij de Centrale Raad van Beroep.


Uitspraak

06/5535 AW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [betrokkene], (hierna: betrokkene), en het Bestuur van de Centrale Raad van Beroep (hierna: bestuur) Datum uitspraak: 1 maart 2007 I. PROCESVERLOOP Betrokkene heeft bij beroepschrift, dat op 13 september 2006 bij de Centrale Raad van Beroep is ingekomen, beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het bestuur van 16 augustus 2006. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 februari 2007. Partijen zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Betrokkene heeft bij zijn kennisgeving nog een nadere toelichting gegeven op zijn beroepschrift. II. OVERWEGINGEN 1. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van betrokkene, dat gericht was tegen de afwijzing van zijn sollicitatie naar de functie van gerechtsauditeur bij de Centrale Raad van Beroep, niet-ontvankelijk verklaard. Hoewel in dit besluit is aangegeven dat betrokkene daartegen beroep kan instellen bij de rechtbank ’s-Gravenhage, heeft hij rechtstreeks beroep ingesteld bij de Raad. In zijn beroepschrift heeft betrokkene aangegeven dat hij geen enkele objectieve rechtvaardigingsgrond ziet voor het onderscheid in bestuursrechtelijke rechtsbescherming tussen personen die wel en zij die niet evident voldoen aan artikel 47 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra). 2. De Raad overweegt als volgt. 2.1. In artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank. In artikel 47 van de Wrra is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit of een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een rechterlijk ambtenaar als zodanig of een rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn, beroep kan instellen bij de Centrale Raad van Beroep. 2.2. De Raad stelt vast dat betrokkene niet de hoedanigheid bezit van rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als bedoeld in artikel 47 van de Wrra, zodat hij tegen het door hem bestreden besluit niet rechtstreeks beroep kan instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Betrokkene dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:1 van de Awb en de vermelding in het bestreden besluit, beroep in te stellen bij de rechtbank. 2.3. Hetgeen betrokkene in zijn beroepschrift heeft aangevoerd met betrekking tot de voordelen die voor hem verbonden zijn aan het overslaan van een rechterlijke instantie, kan aan de bij wet geregelde bevoegdheidsverdeling niet afdoen. De stelling van betrokkene dat hij gediscrimineerd wordt ten opzichte van rechterlijke ambtenaren deelt de Raad niet. Rechtvaardiging voor de rechtstreekse toegang tot de Centrale Raad van Beroep voor rechterlijke ambtenaren (in opleiding) is blijkens de wetsgeschiedenis (van artikel 9a van de Wet op de bezoldiging van rechterlijke ambtenaren, Stb. 1993, 650) te vinden in het belang van de goede verhoudingen binnen de rechterlijke macht. Ook verder ziet de Raad geen aanknopingspunten voor het oordeel dat doorzending van het beroep tegen het bestreden besluit naar de rechtbank ’s-Gravenhage, in strijd zou komen met (een van) de door betrokkene genoemde artikelen van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. 2.4. Dit betekent dat het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad zal het beroepschrift van betrokkene met toepassing van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de rechtbank ’s-Gravenhage. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.J.W. Loots als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2007. (get.) K. Zeilemaker. (get.) P.J.W. Loots.