Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA1541

Datum uitspraak2007-02-14
Datum gepubliceerd2007-03-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers142982 / HA ZA 06-1098
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eisers stellen dat de basisschool, waar hun zoon 5 jaar onderwijs heeft gevolgd, tekort is geschoten in het bieden van een veilig schoolklimaat omdat hij stelselmatig fysiek en mentaal werd gepest . Zij vorderen in dat verband schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat de school tekort is geschoten in het bieden van veiligheid aan de kinderen die aan haar zijn toevertrouwd en wijst de vorderingen af.


Uitspraak

Vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 142982 / HA ZA 06-1098 Vonnis van 14 februari 2007 in de zaak van 1. [eiser sub 1], 2. [eiser sub 2], gezamenlijk handelend als wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [A], allen wonende te [woonplaats], eisers, procureur mr. M.A.E.A. Muurmans, tegen de stichting STICHTING VOOR ALGEMEEN TOEGANKELIJK ONDERWIJS EINDHOVEN E.O., handelend onder de naam STICHTING SALTO, gevestigd te Eindhoven, gedaagde, procureur mr. J.E. Lenglet. Partijen zullen hierna [de ouders] en Salto genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 22 november 2006 - de akte van [de ouders], waarbij de machtiging van de kantonrechter d.d. 18 december 2006 aan [de ouders] om als gemachtigden in rechte o[A]eden voor [A], is overgelegd. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De verdere beoordeling [A] [A] heeft vanaf groep 1 (schooljaar 1999/2000) tot in groep 6 (schooljaar 2005/2006) basisschool [de school] bezocht. Ook het andere, jongere kind van [de ouders] ging in die periode naar dezelfde school. Bij besluit van 26 september 2005 heeft de directeur van Salto de ouders van [A] en hun twee kinderen de toegang ontzegd tot [de school]. Sindsdien bezoeken de kinderen een basisschool in [plaats]. 2.2. De ouders van [A] hebben gesteld dat [de school] tekort is geschoten in het bieden van veiligheid aan de aan haar toevertrouwde kinderen. Zij hebben een uitgebreid relaas gegeven van de gebeurtenissen rond [A] in groep 3 tot en met 6 van [de school]. Kort gezegd komt dit relaas erop neer dat [A] in die jaren (met tussenpozen) fysiek en mentaal is gepest door medeleerlingen en dat [de school] onvoldoende daartegen is opgetreden. De ouders menen dat zij niet serieus zijn genomen door de school en dat [de school] ten onrechte voordeed alsof zij de situatie onder controle had. 2.3. Salto heeft daar tegenover ook uitgebreid verslag gedaan van de jaren dat [A] [de school] heeft bezocht. Uit dit verslag blijkt dat zich in de loop van de jaren vaak problemen hebben voorgedaan rond [A] en zijn ouders. [de school] vindt dat zij daarop adequaat heeft gereageerd, maar daarin vaak werd tegengewerkt door de opstelling van de ouders. Het probleem zat hem wat betreft [de school] niet zozeer in het gedrag van [A] als wel in de rol van de ouders in deze kwestie. 2.4. Het algemene en samenvattende verwijt van de ouders aan [de school] is dat zij niet de veiligheid heeft geboden aan [A] die verwacht mocht worden. Desgevraagd ter comparitie hebben de ouders van [A] aangegeven op welke punten de school naar hun mening concreet tekort is geschoten. Ten eerste had [de school] andere ouders erbij moeten betrekken, namelijk de ouders van de kinderen die bij het pesten betrokken waren. Ondanks hun verzoek daartoe en de toezegging van de school om dat te doen, is dat overleg met andere ouders er nooit gekomen. Ten tweede heeft de school op bepaalde momenten te weinig toezicht gehouden, waardoor incidenten konden plaatsvinden. Ten derde had [de school] een zorgkind, door wie [A] werd gepest, eerder naar het speciaal onderwijs moeten sturen. 2.5. De rechtbank merkt allereerst op dat zij niet zal ingaan op de vraag of [A] is gepest op [de school] (zoals de ouders stellen) of dat [A] zelf pestte en problemen veroorzaakte op school (zoals Salto stelt). Uit het relaas van beide zijden wordt in ieder geval duidelijk dat in de jaren dat [A] [de school] bezocht er meermalen vervelende situaties zijn voorgevallen waarbij [A] (en/of zijn ouders) betrokken was (waren). Het gaat er de rechtbank niet zozeer om hoe die situaties zijn ontstaan, maar veel meer om hoe de school (en de ouders) op die problemen hebben gereageerd en wat gedaan is om die situaties in de toekomst te voorkómen. Daarbij neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de school wat dat betreft een inspanningsverplichting en geen resultaatsverbintenis heeft. Van een school kan immers niet verlangd worden dat zij ervoor zorg draagt dat er zich in het geheel geen pesterijen of andere vervelende situaties voordoen. Wel moet een school alle redelijkerwijs te verwachten inspanningen plegen om die situaties zoveel mogelijk te voorkómen. 2.6. Om te beoordelen of [de school] in dit geval aan die inspanningsverplichting heeft voldaan, zal de rechtbank eerst kijken naar het algemene beleid dat zij in de praktijk hanteert. [de school] heeft de schoolgids 2005-2006 overgelegd die volgens de inleiding ervan is bedoeld "om u een indruk te geven van onze school, hoe we met de kinderen op onze school omgaan, wat we belangrijk vinden bij de vorming van de kinderen, hoe ons onderwijs georganiseerd is en waar we op school mee bezig zijn." Het betreft een schoolgids als bedoeld in artikel 13 van de Wet op het primair onderwijs. Over het pedagogisch klimaat van de school wordt in de schoolgids geschreven: "De sfeer in school dient zo te zijn, dat iedereen er zich lekker bij voelt: kinderen, ouders/verzorgers (...) en leerkrachten. (...) Zodra gesignaleerd wordt dat er iets hapert, neemt de leerkracht contact op met de ouders en brengt, indien nodig het kind onder de aandacht van de interne begeleidsters. Het Dienstencentrum Onderwijs Beroep en Arbeid (D.O.B.A.) is regelmatig op school aanwezig en geeft adviezen vanuit haar eigen deskundigheid." Onder het kopje "Kwaliteitszorg op [de school]" staat onder meer: "Normen en waarden: De wijze waarop kinderen zo nu en dan met elkaar omgaan, baart ons al een aantal jaren de nodige zorg. Begin dit schooljaar willen we als team besluiten op welke wijze we ons onderwijs op dit terrein willen versterken." En: "Een zeer belangrijke groepering zijn de ouders/verzorgers van onze kinderen. De schoolraad heeft in het schooljaar 2003-2004 middels een vragenlijst hun mening betreffende een groot aantal schoolzaken gevraagd. Na bestudering van deze informatie hebben we bepaald welke aanvullende aspecten we in ons s.o.p. opgenomen worden." In het hoofdstuk "De zorg voor kinderen" staat een procedure beschreven die gevolgd wordt indien er problemen met een kind zijn: "Met regelmaat worden er groepsbesprekingen gehouden. De leerkracht spreekt dan samen met de intern begeleider de kinderen van zijn/haar groep door. (...) Indien nodig wordt er een plan opgesteld op individueel en/of (sub)groepsniveau en wordt het kind door de leerkracht geholpen. De school kan ondersteuning krijgen van de coördinator leerlingenzorg van de Doba. In zeer beperkte mate kunnen we voor kinderen (na toestemming van de ouders) diepgaand onderzoek aanvragen." In hetzelfde hoofdstuk is onder het kopje "Antipest beleid" opgenomen: "Op onze school wordt door middel van kringgesprekken, projecten etc. regelmatig aandacht besteed aan het pesten. Ook tijdens het buitenspelen wordt erop gelet dat kinderen zich veilig voelen. In het kader van "normen en waarden" zal hier de komende jaren nog nadrukkelijker aandacht aan besteed worden." Tenslotte is er in de schoolgids een hoofdstuk besteed aan de ouders van kinderen, met name de (wijze van) contacten met ouders, de participatie van ouders en de mogelijkheid een klacht in te dienen. 2.7. Uit de schoolgids kan niet worden afgeleid dat [de school] in het algemeen beleid tekort schiet in het bieden van een veilig schoolklimaat. Blijkens deze informatie is er op de school in zijn algemeenheid voldoende aandacht voor een goed pedagogisch klimaat, het tegengaan van pesten, het aanpakken van problemen bij kinderen en een goed contact met de ouders. [de school] heeft onderbouwd gesteld dat het beleid zoals dat in de schoolgids is opgeschreven, ook daadwerkelijk in de praktijk wordt gebracht. Ter zitting heeft de directeur van Salto uitgelegd dat het zorgteam van [de school] (bestaande uit leerkracht, directeur, onder- dan wel bovenbouwcoördinator en de intern begeleider) regelmatig de leerlingen bespreekt die naar hun oordeel extra zorg nodig hebben. [de ouders] hebben een en ander niet betwist (behoudens voor zover het hun zoon [A] betreft). Zij hebben niet aangevoerd dat en zo ja, op welke onderdelen, [de school] in zijn algemeenheid het in woord beleden beleid in de praktijk niet hanteert. Zij hebben wel erop gewezen dat [de school] niet over een pestprotocol beschikte, terwijl andere scholen dat normaal gesproken wel hebben. De directeur van Salto heeft er echter op gewezen dat er wel een actief antipestbeleid werd en wordt gevoerd op [de school]. Als er een pestprotocol was geweest, zou de handelwijze van het personeel daardoor niet anders zijn geweest, aldus de directeur. [de ouders] hebben daarop niet meer gereageerd en ook niet aangegeven wat er voor maatregelen in zo'n pestprotocol zouden (moeten) staan die anders zijn dan de inhoud van het algemene antipest beleid van [de school]. De rechtbank neemt dan ook aan dat de algemene handelwijze van [de school] ten aanzien van een veilig schoolklimaat voldoet aan hetgeen daarvan redelijkerwijs verwacht mag worden. 2.8. Dan moet worden beoordeeld of de school in het concrete geval van [A] heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting om een veilig schoolklimaat te creëren en te handhaven. De rechtbank stelt overigens voorop dat de omstandigheid dat het [A] en zijn ouders goed gaat op de nieuwe school, niet zonder meer betekent dat [de school] verantwoordelijk is voor de problemen die [A] en zijn ouders daar ondervonden. Problemen kunnen immers worden veroorzaakt door een veelheid aan factoren, waarop de school slechts voor een deel invloed kan uitoefenen. Bovendien verliep de schooltijd van het andere kind van [de ouders] op [de school] zonder problemen. Hetgeen overigens omgekeerd de school niet automatisch vrijpleit van de problemen rond [A]. 2.9. Naar aanleiding van de in september 2005 ontstane situatie rond [A] heeft Salto door D.O.B.A. een onderzoek laten doen naar het pedagogisch klimaat in groep 6 van [de school], waarin [A] tot voor kort zat. "De resultaten van het onderzoek beogen een objectief beeld te geven van de huidige stand van zaken betreffende sociale interacties, attitudes, (sub)groepsvorming en pedagogisch handelen", aldus de onderzoeker. Daartoe heeft de onderzoeker de leerkracht geïnterviewd, groep 6 geobserveerd en de leerlingen een vragenlijst laten invullen. Onder het kopje "Conclusies" is het volgende te lezen: "De voorliggende resultaten van het uitgevoerde onderzoek geven geen aanleiding te veronderstellen dat er sprake is van een structurele problematiek betreffende pestgedrag, ongewenste of negatief uitwerkende subgroepsvorming dan wel geïsoleerde leerlingen. Er zijn geen indicaties van basaal ervaren gevoelens van onveiligheid bij leerlingen." (...) In het algemeen voelen de leerlingen zich veilig in deze groep, ze hebben het gevoel dat ze invloed kunnen uitoefenen en dat ze persoonlijk contact kunnen realiseren. De leeromgeving is in voldoende mate voorspelbaar. Het ontwikkelen van leerlingen tot autonome persoonlijkheden wordt aldus gestimuleerd." Uit dit rapport blijkt dus op geen enkele wijze dat er in de toenmalige groep van [A] in zijn algemeenheid een onveilig klimaat heerste. Daarbij moet uiteraard in aanmerking worden genomen dat [A] ten tijde van het onderzoek niet meer in de groep was en dus zelf ook geen input daaraan heeft kunnen leveren. Aan de andere kant heeft het onderzoek relatief kort (10 dagen) na zijn vertrek plaatsgevonden, zodat het de rechtbank niet erg aannemelijk voorkomt dat de uitslag van het onderzoek radicaal anders zou zijn geweest indien [A] nog deel had uitgemaakt van de groep. 2.10. Verder constateert de rechtbank dat er in de loop der jaren veel contact is geweest tussen de ouders van [A] en de school en dat tijdens die contacten werd gesproken over de incidenten die zich recent hadden voorgedaan. Bij die contacten was niet alleen de betreffende leerkracht betrokken, maar ook de onderbouwcoördinator en de directeur, aldus de vader van [A] ter zitting. Dat die contacten niet alleen werden geïnitieerd door de school maar ook door de ouders van [A], acht de rechtbank in dit verband niet relevant. Salto heeft immers onweersproken gesteld dat na voorvallen op school [A] dit thuis meteen vertelde en zijn ouders vlot daarna zich meldden op school om een en ander te bespreken. Tijdens de gesprekken werden, zo blijkt uit de stellingen van partijen, vaak afspraken gemaakt over het afhandelen van problemen dan wel het vervolg ervan. Gelet op deze contacten acht de rechtbank de mate van communicatie tussen ouders en school aan de maat. Dat [de ouders] niet tevreden waren met de inhoud van de gesprekken en de daarop volgende (of ontbrekende) acties, is een andere kwestie waarop de rechtbank hierna zal ingaan. Voorts blijkt uit de verslagen van [de school] dat de school in de gesprekken met de ouders meermalen heeft gevraagd of zij nog vertrouwen hadden in de school. Desgevraagd hebben de ouders dat vertrouwen meermalen uitgesproken. [de ouders] heeft beaamd dat 'de vertrouwenskwestie' een aantal maal aan de orde is geweest en dat zij toen hebben uitgesproken dat ze achter de school stonden. 2.11. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [de school] van de ontwikkelingen van en rond [A] in voldoende mate verslag heeft gedaan. Bij de stukken bevindt zich een journaal van gebeurtenissen van groep 3 tot en met 6, een chronologisch overzicht van de directeur van [de school] en een rapportage van de leerkracht van groep 4. In deze overzichten beschrijft de school de incidenten die zich rond [A] en zijn ouders hebben voorgedaan en de wijze waarop die incidenten zijn afgedaan. 2.12. Toen [A] in groep 3 zat, heeft zijn leerkracht de ouders geadviseerd om hem te laten onderzoeken door c.q. praten met kinderpsycholoog Van den Nieuwendijk vanwege extreem boos gedrag in de klas. Ook in dit opzicht kan niet gezegd worden dat de school tekort is geschoten. Bij het opmerken van negatief gedrag op school is een advies om het kind te laten praten met een psycholoog immers een passend advies te noemen. 2.13. In een brief van 23 september 2004 schrijft psycholoog Van den Nieuwendijk (onder meer) het volgende: "[A] is verwezen naar aanleiding van allerlei kleine incidenten op school die hebben geleid tot escalerende en uit de hand lopende strijd tussen ouders en school. De kern van zijn probleem op school is dat hij niet met autoriteit kan omgaan en gefocusseerd is op willen scoren. (...) De ouders herkennen [A] niet in deze beschrijving, willen overleg met de leerkracht en er is dien tengevolge een onontwarbare kluwen van misverstanden ontstaan. Uit mijn onderzoek blijkt dat zowel het beeld van school als het beeld van de ouders klopt en wel omdat zijn gedrag samenhangt met de setting waarin hij zich op dat moment bevindt. (...) Het is voor hem moeilijk afstand te doen van de voorbeeldige en exclusieve positie die hij thuis heeft en te verdragen dat hij op school één van de velen is. Zijn positie is thuis veel centraler en het gegeven dat zijn ouders op basis van zijn verhaal naar de leerkracht gaan bevestigt en versterkt (onbedoeld overigens door de ouders) zijn illusie dat hij zich boven de autoriteit van school kan verheffen. Hier ligt dan ook de kern van het conflict met school. (...) Zijn gedrag en functioneren echter behoeven wel een bepaalde aanpak. De ouders zullen explicieter naar [A] moeten zijn dat de dingen die op school gebeuren (soms terecht en soms misschien wel onterecht) nu eenmaal dingen van het leven zijn en dat hij op die momenten zijn plaats en de plaats van anderen zal moeten accepteren. Zij moeten ervoor waken het verlengstuk van zijn kwetsing te zijn." 2.14. In deze brief, die beide partijen onderschrijven, maakt de psycholoog naar het oordeel van de rechtbank een belangrijke constatering. Zowel het beeld van [de school] als het beeld van de ouders, die - zoals hiervoor beschreven - niet met elkaar overeenstemmen, klopt en wel omdat [A]s gedrag samenhangt met de setting waarin hij zich op dat moment bevindt. Het is dan ook zeer voorstelbaar dat de ouders andere acties geraden achtten dan de school en andersom. Tegen die achtergrond moeten de concrete verwijten van [de ouders] aan [de school] worden beoordeeld. 2.15. Wat betreft de contacten met ouders van andere kinderen overweegt de rechtbank het volgende. Uit de door [de school] overgelegde verslagen (hiervoor genoemd) blijkt dat leerkrachten op verschillende momenten contact hebben gezocht met ouders van andere kinderen die bij incidenten betrokken waren c.q. zouden zijn. Die ouders meldden [de school] dat ze moeite hebben met de opstelling van [A] en zijn ouders, aldus de verslagen. [de ouders] hebben ter zitting verklaard dat de school nooit is gaan praten met ouders van andere kinderen. In dat opzicht staan de stellingen van partijen tegenover elkaar. Vaststaat in ieder geval dat [de ouders] zelf meermalen contact hebben gezocht met de ouders van kinderen die bij [A] in de groep zaten en dat zij de kwestie op een algemene ouderavond aan de orde hebben gesteld, zodat aangenomen moet worden dat andere ouders in ieder geval van een en ander op de hoogte waren. Verder staat vast dat de directeur van Salto naar aanleiding van de geëscaleerde situatie in september 2005 contact heeft gehad met vier ouders van diverse kinderen uit de groep van [A]. Dit betroffen namen en telefoonnummers die [de ouders] aan hem hadden opgegeven van ouders die zouden kunnen bevestigen dat [A] vaak slachtoffer van pesterijen en agressief gedrag van andere kinderen zou zijn. Volgens het verslag van de directeur, dat niet is betwist door [de ouders], kreeg hij een vrijwel identieke reactie van deze ouders: dat [A] degene op school was die de zaak terroriseerde en hun kinderen stelselmatig pestte en dat de ouders van [A] dat niet wilden horen en zien. Gelet op deze - onweersproken - reactie van die ouders, die overeenkomt met de in de verslagen beschreven reacties van ouders, acht de rechtbank het aannemelijk dat de school wel degelijk contact heeft gehad met ouders van andere kinderen. Voorts is niets gebleken van de zorgen die de andere ouders volgens [de ouders] zouden delen ten aanzien van het gestelde onveilige schoolklimaat. Al met al vindt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken dat de school tekort is geschoten in haar zorgplicht om andere ouders erbij te betrekken. 2.16. [de ouders] verwijt [de school] dat zij op bepaalde momenten onvoldoende toezicht heeft gehouden, waardoor incidenten konden plaatsvinden. Als voorbeeld hebben zij genoemd dat [A] is geslagen door andere kinderen toen zij op weg waren naar de gymzaal. Met Salto is de rechtbank van oordeel dat van een school redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat zij continue toezicht houdt op alle kinderen van een groep. Ook [de ouders] zelf hebben erkend dat permanent toezicht door een school op het gedrag van leerlingen onmogelijk is. Het is onvermijdelijk dat op bepaalde momenten geen toezicht op een kind is, bijvoorbeeld - zoals de directeur van Salto heeft aangehaald - wanneer een leerkracht door een val van een kind even ergens anders moet zijn. [de ouders] hebben niet gesteld dat het toezicht op [de school] structureel tekort schiet en dat is ook nergens uit gebleken. Zo heeft Salto gesteld dat er op vrije momenten altijd twee tot drie leerkrachten als pleinwacht toezicht houden, hetgeen niet is betwist door [de ouders]. Zij hebben, behoudens het hiervoor genoemde voorbeeld, geen andere situaties genoemd waarin volgens hen eveneens te weinig toezicht bestond. [de ouders] hebben dan ook onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [de school] onvoldoende toezicht heeft gehouden. 2.17. Volgens [de ouders] had [de school] een zorgkind, dat samen met [A] in groep 3 zat, eerder naar het bijzonder onderwijs moeten sturen. Salto wijst erop dat een school de verplichting heeft om zorgkinderen, zogenaamde rugzakkinderen, zoveel mogelijk het normale onderwijs te laten volgen. Pas als geconstateerd wordt dat het niet meer gaat, wordt besloten om het kind naar het speciaal onderwijs te laten gaan. Dan krijg je te maken met wachtlijsten, in deze regio ongeveer acht maanden, aldus Salto. [de ouders] hebben niet weersproken dat een school de verplichting heeft om een rugzakkind zo lang mogelijk te handhaven en dat bij overplaatsing naar het bijzonder onderwijs sprake is van wachtlijsten in deze orde van grootte. Nu de ouders van [A] vermelden dat de problemen met het betreffende kind zich afspeelden in groep 3 en het kind nog voor het volgende schooljaar naar het bijzonder onderwijs is gegaan, kan [de school] naar het oordeel van de rechtbank niet worden verweten dat zij niet eerder tot overplaatsing is overgegaan. Overigens constateert de rechtbank dat de problemen rond [A] zich ook na groep 3 hebben voorgedaan, zodat het rugzakkind in ieder geval niet als enige oorzaak kan gelden. 2.18. De rechtbank concludeert dat [de school] enerzijds en [A] en zijn ouders anderzijds geen goede 'match' zijn geweest en dat het wellicht voor beide partijen beter zou zijn geweest indien hun wegen zich eerder hadden gescheiden. Zoals [de school] zelf in haar evaluatie heeft geconstateerd, is het jammer dat deze situatie zo lang heeft geduurd. De rechtbank vindt echter niet dat [de school] daarom een verwijt kan worden gemaakt. Van de zijde van zowel de school als de ouders is immers keer op keer geprobeerd de situatie te verbeteren en (hernieuwde) afspraken daarover te maken. Daarbij hebben de ouders desgevraagd meermalen het vertrouwen in de school uitgesproken. Dat de situatie langer heeft voortgeduurd dan, achteraf bezien, wenselijk was, is mede te begrijpen vanuit de insteek van de ouders en [de school] om [A] op de school te handhaven waar de meeste buurtkinderen onderwijs volgen. En hoewel, zoals gezegd, de schooltijd van [A] op [de school] niet altijd een onverdeeld succes is geweest, terwijl het nu wél goed gaat met [A] op zijn nieuwe school, kan niet gezegd worden dat [de school] tekort is geschoten. 2.19. De rechtbank vindt het veeleer aannemelijk dat de ouders en [de school] elk een andere perceptie hadden van de situatie. Naar het oordeel van de rechtbank waren beide partijen ook gerechtigd tot hun eigen perceptie gelet op de tot hun beschikking staande informatie(bronnen) en de constatering van Van den Nieuwendijk dat het gedrag van [A] afhing van de setting waarin hij zich bevond. Dat die verschillende percepties hebben geleid tot miscommunicatie, woordenwisselingen en uiteindelijk een sterk verstoorde verhouding tussen ouders en school is dan ook begrijpelijk. Gelet op die verschillende percepties oordeelt de rechtbank, tegen de hiervoor geschetste achtergrond van het algemene beleid van de school en het specifieke optreden van de school ten aanzien van [A] en zijn ouders, dat onvoldoende is gebleken dat [de school] tekort is geschoten in het bieden van de veiligheid aan de kinderen die aan haar zijn toevertrouwd. Hoezeer de rechtbank het ook begrijpelijk vindt dat [de ouders] achter hun zoon staan en opkomen voor zijn belangen; in deze procedure is niet gebleken dat [de school] verwijtbaar heeft gehandeld. Daarmee is de gestelde toerekenbare tekortkoming dan wel het gestelde onrechtmatig handelen van Salto niet komen vast te staan, zodat de vorderingen van [de ouders] worden afgewezen. 2.20. [de ouders] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Salto worden begroot op: - explootkosten EUR 0,00 - vast recht 335,00 - getuigenkosten 0,00 - deskundigen 0,00 - overige kosten 0,00 - salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00) Totaal EUR 1.239,00 3. De beslissing De rechtbank 3.1. wijst de vorderingen af, 3.2. veroordeelt [de ouders] in de proceskosten, aan de zijde van Salto tot op heden begroot op EUR 1.239,00. Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2007.