Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA3998

Datum uitspraak2007-04-27
Datum gepubliceerd2007-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/552444-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte is aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettendheid, met zijn bedrijfsauto, een kruispunt op gereden en heeft daarbij een fietser aangereden. De fietser is door de aanrijding komen te overlijden. De rechtbank acht een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, op zijn plaats.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/552444-06 Uitspraak d.d.: 27 april 2007 Tegenspraak/ dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [adres en woonplaats] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 06 november 2006 te Oosterwolde, althans in de gemeente Oldebroek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Winterdijk, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, de kruising van de Winterdijk en/of de Oostendorperstraatweg en/of de Westerweg opgereden, -zonder daarbij te stoppen, terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising door middel van bord B7 en/of een stopstreep (als bedoeld in artikel 79 RVV 1990) was aangegeven dat hij, verdachte, moest stoppen, en/of -zonder zich ervan te vergewissen dat die kruising vrij was van verkeer en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van links komende, althans een op de Oostendorperstraatweg rijdende, bestuurder van een fiets, zijnde [slachtoffer], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van haaientanden (als bedoeld in artikel 80 RVV 1990)- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door [slachtoffer] bestuurde fiets, waardoor [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel (een schedelbasisfractuur en/of ernstig hersenletsel) heeft bekomen; art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 06 november 2006 in de gemeente Oldebroek, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee heeft gereden over de Winterdijk, althans enige weg, waarbij hij, verdachte, de kruising van de Winterdijk en/of de Oostendorperstraatweg en/of de Westerweg is opgereden, -zonder daarbij te stoppen, terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising door middel van bord B7 en/of een stopstreep (als bedoeld in artikel 79 RVV 1990) was aangegeven dat hij, verdachte, moest stoppen, en/of -zonder zich ervan te vergewissen dat die kruising vrij was van verkeer en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van links komende, althans een op de Oostendorperstraatweg rijdende, bestuurder van een fiets, zijnde [slachtoffer], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van haaientanden (als bedoeld in artikel 80 RVV 1990) was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door [slachtoffer] bestuurde fiets, waarbij [slachtoffer] is overleden, althans letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 06 november 2006 te Oosterwolde, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Winterdijk, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, de kruising van de Winterdijk en de Oostendorperstraatweg en de Westerweg opgereden, -zonder daarbij te stoppen, terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising door middel van bord B7 en een stopstreep (als bedoeld in artikel 79 RVV 1990) was aangegeven dat hij, verdachte, moest stoppen, en -zonder zich ervan te vergewissen dat die kruising vrij was van verkeer en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van links komende, althans een op de Oostendorperstraatweg rijdende, bestuurder van een fiets, zijnde [slachtoffer], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van haaientanden (als bedoeld in artikel 80 RVV 1990)- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen, waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door [slachtoffer] bestuurde fiets, waardoor [slachtoffer] werd gedood. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde Wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een werkstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting aansluiting gezocht bij door rechtbanken gehanteerde oriëntatiepunten. Zij heeft daarbij enerzijds in aanmerking genomen dat door de handelwijze van verdachte een persoon is komen te overlijden. Het onomkeerbare gevolg van het overlijden van het slachtoffer zal blijvend leed en gevoelens van onmacht bij de nabestaanden tot gevolg hebben. Een strafoplegging in welke vorm dan ook zal dat leed nimmer ongedaan kunnen maken. Anderzijds heeft de rechtbank in haar strafoplegging meegewogen dat verdachte nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest en het feit dat verdachte contact heeft gezocht met de nabestaanden. Het vorenstaande heeft geleid tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht, naast een werkstraf van na te melden duur, een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: - een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen. Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden. Bepaalt, dat deze van deze bijkomende straf een gedeelte groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 april 2007.