Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA4572

Datum uitspraak2007-05-08
Datum gepubliceerd2007-05-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/089051-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling voor onder meer witwassen en opzettelijk overtreden van artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren. Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden waarvan 9 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Vrijspraak ter zake -kort gezegd- deelname aan criminele organisatie. Verdachte heeft aanzienlijke stortingen van vreemde valuta in Nederland gedaan. Deze bedragen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden teruggevoerd op exportverkopen van verdachte's autobedrijf. De rechtbank is van oordeel dat de geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig zijn.


Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/089051-03 Uitspraakdatum: 8 mei 2007 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende [adres] Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 en 24 april 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 december 2004. Van deze dagvaarding is een kopie aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 23 april 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van de wijziging tenlastelegging is aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 9 december 2003 in de gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, en/of in België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), (onder meer) op na te melden tijdstippen na te melden hoeveelheden geld verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, bestaande dat verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of omzetten uit het in ontvangst nemen en/of (vervolgens) het via of bij (een) bank(en) (doen of laten) omwisselen van vreemde valuta, te weten: a. in of omstreeks de periode van 19 december 2001 tot en met 15 oktober 2003 een aantal (ongeveer 132) ontvangsten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Engelse ponden 6.140.355,-- , en/of (in België) een aantal (ongeveer 9) ontvangsten en/of overdrachten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van Engelse ponden 488.340,--, in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Engelse ponden en/of b. op of omstreeks 9 december 2003 de ontvangst van (ongeveer) Engelse ponden 39.200,-- ,in ieder geval enige hoeveelheid Engelse ponden (delictsdossier 1; storting 2) en/of c. op of omstreeks 26 september 2003 de ontvangst en/of wisseltransactie voor een (totaal) bedrag van (ongeveer) Noorse Kronen 120.000,-- in ieder geval een of meer hoeveelheden Noorse Kronen (delictdossier 1; storting 15) en/of d. in of omstreeks de periode van 1 februari 2002 tot en met 22 mei 2003 een aantal (ongeveer 8) ontvangsten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Deense kronen 1.505.300,-- in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Deense kronen en/of e. in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 21 december 2001 een aantal (ongeveer 11) ontvangsten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Italiaanse lires 400.000.000,-- , in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Italiaanse lires en/of f. in of omstreeks de periode van 19 december 2001 tot en met 21 december 2001 een aantal (ongeveer 2) ontvangsten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Duitse marken 73.800,-- in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Duitse marken en/of g. in of omstreeks de periode van 8 februari 2002 tot en met 14 februari 2003 een aantal (ongeveer 7) ontvangsten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Zwitserse francs 821.630,-- , in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Zwitserse francs en/of h. in of omstreeks de periode van 1 maart 2002 tot en met 25 juni 2002 een aantal (ongeveer 3) ontvangsten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Schotse ponden 16.590,--in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Schotse ponden en/of (in België) een aantal (ongeveer 2) ontvangsten en/of overdrachten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van Schotse ponden 38.350,--, in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Schotse ponden en/of i. in of omstreeks de periode van 19 december 2001 tot en met 21 december 2001 een aantal (ongeveer 2) ontvangsten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Belgische francs 270.000,-- in ieder geval (telkens) een of meer hoeveelheden Belgische francs, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat geld en/of die valuta -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (artikel 420bis/420ter jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht)(delictsdossier 1) subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: A. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot 19 juli 2002 in de gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk (in strijd met artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren), als wisselkantoor werkzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en daar, beroepsmatig en/of bedrijfsmatig ten behoeve en/of op verzoek van een of meer (onbekende) ander(en), (onder meer) telkens (opzettelijk) a. een aantal (in totaal ongeveer 15) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Engelse ponden, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens en/of euro’s, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Engelse ponden 516.240--, althans enig totaalbedrag, en/of b. een aantal (in totaal ongeveer 11) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Italiaanse lires, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Italiaanse lires 400.000.000,-- althans enig totaalbedrag, en/of c. een aantal (in totaal ongeveer 2) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Duitse marken, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Duitse marken 73.800,-- althans enig totaalbedrag, en/of d. een aantal (in totaal ongeveer 5) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Zwitserse francs, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens en/of euro’s, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Zwitserse francs 769.030,-- althans enig totaalbedrag; (De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet inzake de wisselkantoren) (artikel 4 van de Wet inzake wisselkantoren juncto artikelen 1, sub 2, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten)(Delictsdossier 1) EN/OF B. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 19 juli 2002 tot en met 9 december 2003 in de gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk (in strijd met artikel 3 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren) als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en aldaar beroepsmatig en/of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van (een) derde(n) (onder meer) (opzettelijk) a. een aantal (in totaal ongeveer 117) geldtransactie(s) uitgevoerd van/met Engelse ponden, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden euro’s, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Engelse ponden 5.624.115,-- , althans enig totaalbedrag, en/of b. een aantal (in totaal ongeveer 6) geldtransactie(s) uitgevoerd van/met Deense kronen, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden euro’s, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Deense kronen 914.500-- , althans enig totaalbedrag en/of c. een geldtransactie uitgevoerd van/met Noorse kronen, bestaande uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden euro’s, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Noorse kronen 120.000-- , althans enig totaalbedrag (delictsdossier 1, storting 15) en/of d. een aantal (in totaal ongeveer 2) geldtransactie(s) uitgevoerd van/met Zwitserse francs, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden euro’s, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Zwitserse francs 52.600-- , althans enig totaalbedrag; (De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet inzake de geldtransactiekantoren) (artikel 3 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren juncto artikelen 1, sub 2, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten) (Delictsdossier 1) 2. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot 14 december 2001 in de gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk (in strijd met artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren), als wisselkantoor werkzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en daar, beroepsmatig en/of bedrijfsmatig ten behoeve en/of op verzoek van een of meer (onbekende) ander(en), (onder meer) (opzettelijk) a. een aantal (in totaal ongeveer 32) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Engelse ponden, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Engelse ponden 1.148.630.--, althans enig totaalbedrag, en/of b. een aantal (in totaal ongeveer 17) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Deense kronen, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Deense kronen 7.289.650.--, althans enig totaalbedrag, en/of c. een aantal (in totaal ongeveer 53) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Italiaanse lires, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Italiaanse lires 1.780.200.000,--, althans enig totaalbedrag, en/of d. een aantal (in totaal ongeveer 30) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Duitse marken, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, in elk geval tegen enige hoeveelheid valuta, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Duitse marken 1.133.100--, althans enig totaalbedrag; (artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren juncto artikelen 1, sub 2, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten) (delictsdossier 1) 3. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 21 september 2004, in de gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten het/de voertuig(en): - Opel Corsa (kenteken [kentekennummer])(hoofdstuk 2, feit 1, pag. 18-28 en pag. 146 -266) en/of - Audi A4 cabriolet (kenteken [kentekennummer])(hoofdstuk 2, feit 1a, pag. 29-46 en 267-444) en/of - Mercedes type S320 (kenteken [kentekennummer])(hoofdstuk 2, feit 2a, pag. 71-76 en 628-670) en/of - Audi, type S8 (kenteken [kentekennummer]) (hoofdstuk 2, feit 2b, pag. 77-81 en 671-713) en/of - Porsche, type Carrera, (kenteken [kentekennummer])(hoofdstuk 2, feit 3, pag. 83-91 en 714-776) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vervreemding heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) van dat/die voertuig(en) was/waren terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf, zulks terwijl hij verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt; (artikel 420bis/420ter jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht) (delictsdossier 3) 4. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 21 september 2004 in de gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad een of meer vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) , -zijnde -telkens- (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen-, te weten - een (kopie)overeenkomst (gedateerd 9 juli 2001) betreffende de verhuur van een auto (Porsche, kenteken [kentekennummer]) aan [huurder] bestaande die valsheid of vervalsing hierin –zakelijk weergegeven - dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat die auto op die dag is verhuurd aan die [huurder] voor een periode van een jaar zulks terwijl de verhuur toen niet heeft plaatsgevonden (delictdossier 3, feit 3, pag. 83-91 en pag. 714-776) en/of - een (kopie)verkoopfactuur (gedateerd 25 november 2002) betreffende de verkoop van een auto (Mercedes S320, kenteken [kentekennummer]) aan [koper], bestaande die valsheid of vervalsing hierin –zakelijk weergegeven - dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat die auto aan voornoemde [naam koper] is verkocht en/of afgeleverd zulks terwijl die verkoop en/of aflevering toen niet heeft plaatsgevonden aan die [naam koper] (delictsdossier 3, feit 2a, pag 71-76 en pag. 628-670) en/of - een (kopie)verkoopfactuur ten name van [bedrijf]. (gedateerd 10 juli 2002) betreffende de verkoop van een auto (Toyota Landcruiser), bestaande die valsheid of vervalsing hierin –zakelijk weergegeven - dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de verkoopprijs van die auto een bedrag van € 90.756,04 bedroeg, zulks terwijl die verkoopprijs mede omvatte andere geleverde diensten (waaronder de verhuur van een of meer andere auto’s) (delictsdossier 4 ; feit 1; pag 5-9) en/of - een (kopie)verkoopfactuur ten name van [naam koper] (gedateerd 22 juli 2003) betreffende de verkoop van een auto (Ferrari), bestaande die valsheid of vervalsing hierin –zakelijk weergegeven – dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de verkoopprijs van die auto een bedrag van € 100.000,-- bedroeg zulks terwijl de werkelijke verkoopprijs hoger was (ongeveer € 116.500,--) en/of –tevens- omvatte de inruil van een quad en/of aanhangwagen (delictsdossier 4 ; feit 5; pag 26-31 en pag.242-342) terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd waren/was voor gebruik als ware zij/het echt en onvervalst; (artikel 225, lid 2 Wetboek van Strafrecht) ( delictsdossier 3 en 4) 5. hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2003 tot en met 21 september 2004 in de gemeente Sint Michielsgestel en/of 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en een of meer natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk, - het opzettelijk overtreden van artikel 3 lid 1 onder B (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) en/of C van de Opiumwet en/of - het overtreden van de/het artikel(en) 420bis (witwassen) en/of 420ter (gewoontewitwassen) ten aanzien van valuta en/of voertuigen en/of - het overtreden van artikel 3 van de Wet inzake de Geldtransactiekantoren en/of - een of meer andere misdrijven; (artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht) (delictsdossier 7) De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. De raadsman heeft ter terechtzitting gesteld dat het opsporingsonderzoek tegen verdachte is begonnen toen er nog onvoldoende aanwijzing was voor het vermoeden van schuld. De door verdachte gedane stortingen bij de Rabobank konden, op het moment dat het opsporingsonderzoek is geopend, uit het normale bedrijfsresultaat van de onderneming van verdacht worden verklaard. Er was op dat moment geen of onvoldoende aanleiding om [verdachte] als verdachte aan te merken en het opsporingsonderzoek te openen. Volgens de raadsman betekent dit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het navolgende. Op 17 november 2002 is er mondelinge CIE-informatie verstrekt inhoudende “dat [verdachte] van het [bedrijf] te Berlicum zich bezig houdt met het witwassen van drugsgeld. Hiervoor gebruikt hij zijn bedrijf. [verdachte] wisselt Engelse, Schotse en Ierse ponden en Canadese dollars. [verdachte] pakt 10% van het gewisselde geld. [verdachte] laat het geld op zijn rekening storten en zegt dat een klant een auto gekocht heeft”. Hierna volgde een inventariserend onderzoek van de politie onder andere naar meldingen in het kader van de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties (Wet MOT). Het Meldpunt MOT berichtte vervolgens dat er tot 19 december 2002 zeven ongebruikelijke transacties van [verdachte] bekend zijn. Uit het inventariserend onderzoek bleek onder meer dat er door [verdachte] grote bedragen aan Engelse ponden werden gewisseld, welke bedragen niet verklaard konden worden uit de handel in Europese auto’s. Dit deed de officier van justitie op 12 juni 2003 besluiten tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek. Op 27 mei 2003 werd de mondelinge CIE-informatie in een proces-verbaal vastgelegd. Deze gedetailleerde en concrete informatie werd door de chef van de CIE als betrouwbaar aangemerkt. Het bovenstaande is volgens de rechtbank voldoende om [verdachte] op 12 juni 2003 als verdachte aan te merken en om een strafrechtelijk onderzoek te openen. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer van de raadsman. De raadsman heeft tevens de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit omdat het opsporingsonderzoek is geleid door een familielid van [verdachte]. Volgens de raadsman was er hierdoor geen sprake van een behoorlijke en rechtmatige vervolging. De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het navolgende. Het eindproces-verbaal in de onderhavige zaak is mede opgemaakt en ondertekend door verbalisant [naam verbalisant] Volgens de raadsman is deze [verbalisant] de partner van een nicht van verdachte. De stelling van de raadsman dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk behoort te worden verklaard nu een familielid het proces-verbaal mede heeft opgemaakt en ondertekend, vindt geen steun in het recht. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat verbalisant [verbalisant] als teamleider/hoofd tactische recherche onzorgvuldig en/of vooringenomen aan het onderzoek heeft meegewerkt. Overigens berustte de leiding van het opsporingsonderzoek bij de officier van justitie en niet bij een teamleider. Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank ook dit verweer van de raadsman. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd - onder verwijzing naar zijn brief van 27 februari 2007 – dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de onderhavige strafzaak tezamen met de fiscale fraudezaak had moeten worden behandeld en afgedaan. Ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige strafzaak geen feiten ten laste zijn gelegd inzake fiscale fraude. De tenlastelegging heeft geen betrekking op feiten of een zelfde feitencomplex als waarvoor de Belastingdienst verdachte een administratieve boete heeft opgelegd. Van schending van het una via beginsel ex artikel 67o van de AWR is derhalve geen sprake. Dat de Belastingdienst ervoor heeft gekozen de fiscale fraude niet bij de strafrechter aan te brengen is een beslissing die het Openbaar Ministerie niet kan worden tegengeworpen, temeer niet nu blijkens het getuigenverhoor van [getuige] bij de rechter-commissaris op 12 september 2006 de Belastingdienst de fiscale fraude ook niet formeel heeft aangemeld in het zogeheten tripartite overleg. De onderhavige zaak geeft de rechtbank aanleiding om het navolgende te overwegen met betrekking tot het recht dat verdachte conform het bepaalde in artikel 6 EVRM heeft om binnen een redelijke termijn te worden berecht. In casu vond de tweede doorzoeking plaats bij [verdachte] op 21 september 2004. Ook is [verdachte] die dag aangehouden. Op deze datum is vanwege de Nederlandse Staat jegens [verdachte] een handeling verricht waaraan [verdachte] de verwachting kon ontlenen dat een strafvervolging tegen hem werd ingesteld. Het eindpunt van de redelijke termijn eindigt op 8 mei 2007, zijnde de datum van de uitspraak in deze zaak. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad dient een strafzaak tegen een verdachte die zich niet (meer) in voorlopige hechtenis bevindt binnen een termijn van twee jaar te zijn afgerond. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken onder andere gelet op de complexiteit van de strafzaak, de invloed van verdachte op het proces-verloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. In de onderhavige zaak heeft het bijna 2 jaar en 8 maanden geduurd voordat het onderzoek ter terechtzitting was afgerond. Naar het oordeel van de rechtbank was er echter sprake van een complexe strafzaak met verschillende internationale aspecten. Verder zijn er op verzoek van de verdediging veel raadkamerprocedures gevoerd en is er een groot aantal getuigen gehoord. Enkele van die getuigen zijn bij wijze van rogatoire commissie in het buitenland gehoord. Pogingen van de rechter-commissaris om de getuige [getuige] op verzoek van de verdediging in Amerika te horen zijn uiteindelijk gestrand omdat [getuige] weigerde aan een verhoor mee te werken. Tot slot is van belang dat bij deze zaak drie opeenvolgende officieren en drie opeenvolgende rechters-commissarissen waren betrokken. Voornoemde omstandigheden, die deels voor rekening van de verdediging komen, zijn naar het oordeel van de rechtbank redenen om af te wijken van de termijn van twee jaren. De rechtbank is van oordeel dat de termijn van twee jaren en bijna acht maanden voor verdachte weliswaar te lang is maar niet zodanig lang dat de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het geding is. Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bij het nemen van een beslissing inzake de strafmaat wel rekening behoort te worden gehouden met deze lange termijn. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De Nederlandse strafwet is toepasselijk, aangezien verdachte de Nederlandse nationaliteit bezit en ook ten tijde van het plegen van het feit die nationaliteit bezat, terwijl het mede in België gepleegde feit, dat hier bewezen wordt verklaard, door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en op dat feit door de Belgische strafwet ook straf is gesteld. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewijsbeslissingen. (t.a.v. feit 1) In het proces-verbaal van 16 september 2004 (p.v. 24-045993) zijn aan de hand van onder meer bankafschriften en stortingsbewijzen de wisselingen van vreemde valuta geïnventariseerd, welke in de periode van 1 januari 2000 tot en met 5 januari 2004 hebben plaatsgevonden op naam van het [bedrijf] van verdacht[verdachte] [naam bedrijf]. In de geïnventariseerde periode bedroeg het totaalbedrag aan niet-verklaarbare stortingen van vreemde valuta in Nederland € 14.831.917,61, waaronder ruim 10 miljoen euro in Engelse ponden. De Engelse ponden werden hoofdzakelijk gestort in kleine coupures (biljetten van 10 of 20 pond). De vreemde valuta werden tot en met 19 februari 2002 contant omgewisseld, na die datum gebeurde dat via sealbagstortingen. De in feit 1 onder a tot en met i genoemde bedragen aan vreemde valuta zijn terug te vinden in het overzicht dat is gevoegd bij voormeld proces-verbaal (ordner II, p. 254-266). Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de onder a tot en met i genoemde bedragen aan vreemde valuta niet worden teruggevoerd op exportverkopen van verdachte’s [bedrijf]. De ten laste gelegde valutawisselingen zijn niet opgenomen in de kasadministratie van het [bedrijf]. In de boekhouding zijn ook geen verkooptransacties aangetroffen die erop zouden wijzen dat de gewisselde vreemde valuta afkomstig zouden zijn uit de reguliere autohandel. Daardoor wordt uit de bedrijfsadministratie van verdachte ook niet duidelijk waarom zo grote bedragen aan met name Engelse ponden zijn gewisseld. Uit gegevens van de Belastingdienst (ordner II, delictdossier 1, p. 14) betreffende de exporthistorie van het [bedrijf] van verdachte blijkt dat de export van auto’s in 2001, 2002 en 2003 nagenoeg geheel heeft plaatsgevonden via een Belgische onderneming, de [bedrijf]. [bedrijf] verkocht voor verdachte auto’s en betaalde [bedrijf verdachte] de inkoopprijs en een deel van de winst. [bedrijf] stelde wekelijks afrekenlijsten op betreffende de betaling aan [bedrijf verdachte] van ingekochte auto’s. Tot de invoering van de euro zijn deze afrekenlijsten opgemaakt in guldens, daarna in euro’s. Slechts op 7 afrekenlijsten (6 in 2000, 1 in 2001) staan bedragen in vreemde valuta vermeld. De rechtbank verwijst in dit verband naar het proces verbaal over de geldstromen tussen [bedrijf] en [bedrijf verdachte] (p.v. 25-006939, kortweg: p.v geldstromen, § 4.2.4.1). De verkoopfacturen van [bedrijf] zijn voor de jaren 2000, 2001 en 2002 hoofdzakelijk opgemaakt in Duitse marken, Belgische franken en guldens en in 2003 uitsluitend in euro’s. Er zijn geen verkoopfacturen aangetroffen in Engelse ponden. Uit de bedrijfsadministratie van [bedrijf] blijkt dat vóór de invoering van de euro de van haar klanten ontvangen vreemde valuta op de KBC-rekening van [bedrijf] werden gestort en dat vervolgens Nederlandse guldens contant werden opgenomen. De afgestorte valutanota’s bestonden tot de invoering van de euro nagenoeg geheel uit Duitse marken (p.v. geldstromen, p. 21). Op de afrekenlijsten en op de kwitanties van voorschotbetalingen werd - met uitzondering van de bovengenoemde 7 afrekenlijsten - steeds vermeld dat verdachte was betaald in guldens en na 1 januari 2002 in euro’s. Tot oktober 2003 betaalde [bedrijf] verdachte in contanten. In het dossier betreffende het witwassen (ordner II) is aan de hand van onder meer observaties en telefoontaps een aantal stortingen (kortweg: storting 1 tot en met 16) nader in kaart gebracht. Uit tellingen gemaakt vanuit de kasbladen van [bedrijf verdachte] is daarbij gebleken dat zonder de ontvangsten van [bedrijf] (in euro’s, vlak voor de wisseling van valuta bij de bank van verdachte) de meeste stortingen van vreemde valuta niet hadden kunnen plaats vinden, omdat [bedrijf verdachte] dan te weinig kassaldo had om de stortingen te kunnen voldoen. De ontvangsten van buitenlandse valuta werden bij [bedrijf verdachte] niet geboekt, terwijl de tegenwaarden in euro’s wel werden verwerkt als uitgave. Voorts wijst de rechtbank op hetgeen mevrouw [zaakvoerder bedrijf] zaakvoerder van [bedrijf], heeft verklaard tijdens haar verhoor op 6 oktober 2004 (ordner II, p. 863-880). Daarin bevestigde zij dat de door haar van kopers ontvangen vreemde valuta op de rekening van [bedrijf] werden gestort en weer werden opgenomen in guldens/ euro’s. Verdachte werd volgens de normale procedure betaald in guldens en daarna euro’s. Tot medio 2003 werden de bedragen cash bij verdachte bezorgd of haalde hij het zelf op in Loenhout, aldus mevrouw [zaakvoerder bedrijf] Een werknemer van [bedrijf], [werknemer bedrijf], heeft tijdens zijn verhoor op 8 december 2004 (ordner II, p. 763-768) verklaard dat hij wel eens geld naar verdachte had gebracht en dat dat euro’s waren. Een andere werknemer, [werknemer 2 ], heeft verklaard op 8 december 2004 (ordner II, p. 754-762) dat hij euro’s en mogelijk ook guldens naar verdachte heeft gebracht, maar zich niet kan herinneren dat hij buitenlandse valuta heeft gebracht. Mevrouw [boekhoudster bedrijf'], boekhoudster van [bedrijf], heeft verklaard tijdens haar verhoor op 23 september 2004 (ordner II, p. 844) dat [bedrijf] verdachte betaalde in guldens of euro’s. Uit het geldstromenonderzoek blijkt tevens dat verdachte via [bedrijf] vreemde valuta (vrijwel uitsluitend Engelse ponden) in België heeft laten wisselen die niet zijn terug te voeren op handelsactiviteiten van verdachte. Mevrouw [zaakvoerder bedrijf] heeft verklaard in voormeld verhoor dat hiertoe valse kwitanties werden opgemaakt en een rekening werd geopend op naam van [naam rekeninghouder] waarop Engelse ponden werden gestort. Deze ponden waren volgens [zaakvoerder bedrijf] niet van [rekeninghouder] maar van verdachte afkomstig (p. 874). Medewerkers van [bedrijf] waren gemachtigd geld op te nemen van deze rekening. [rekeninghouder] zelf heeft bij de rechter-commissaris op 3 november 2006 verklaard dat hij de auto’s van [bedrijf] steeds in marken heeft betaald en dat hij voormelde bankrekening niet kende. Op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden en van voormelde getuigenverklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de onder feit 1 in de tenlastelegging genoemde geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig waren. Daarbij weegt de rechtbank mee dat volgens vaste jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het in artikel 420bis, eerste lid, onder b Sr opgenomen onderdeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet uit de bewijsmiddelen behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan (HR 28-09-2004, LJN AP2124). De ter zitting overgelegde verklaring van [betrokkene] acht de rechtbank te weinig specifiek en onvoldoende onderbouwd om op grond daarvan tot een ander oordeel te kunnen komen. De verklaring die verdachte op 24 april 2006 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd onder verwijzing naar een aantal overgelegde stukken brengen de rechtbank evenmin tot een ander oordeel. Uit die stukken zou volgens verdachte blijken dat [bedrijf] hem wel degelijk in buitenlandse valuta heeft betaald. Ter zitting heeft de raadsman deze stukken weer overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. De rechtbank wijst in dat verband op het proces-verbaal van 8 mei 2006 dat is opgemaakt naar aanleiding van voormelde verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris. Daarin is er onder meer op gewezen dat slechts enkele afrekenlijsten melding maken van vreemde valuta en dat alle verkoopfacturen voor klanten uit niet EU-landen zijn opgemaakt in guldens of euro’s. Voorts heeft nader onderzoek naar de door verdachte genoemde transacties rond 28 maart 2003 en 22 april 2003 tot de conclusie geleid dat de betreffende Engelse ponden niet van [bedrijf] afkomstig kunnen zijn geweest. Ter zitting is ook de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van mevrouw [zaakvoerder bedrijf] betwist. De rechtbank ziet geen aanleiding de betrouwbaarheid van haar verklaring van 6 oktober 2004 in twijfel te trekken. Dit te meer niet nu zij een haarzelf belastende verklaring heeft afgelegd (met name ten aanzien van de valse kwitanties en de rekening van [rekeninghouder]) en zij bij haar verklaring is gebleven tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 12 april 2006. (t.a.v. feit 3) De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist of behoorde te weten dat de geldbedragen waarmee de in feit 3 vermelde Opel Corsa, de Mercedes type S320, de Audi type S8 en de Porsche type Carrera, afkomstig waren uit enig misdrijf.Het enkele feit dat er telkens met grote sommen geld contant is betaald, doet daar niet aan af. In de handel in tweedehands auto’s wordt wel meer met grote bedragen contant afgerekend. Dit ligt anders bij de Audi A4. In de bedrijfsadministratie van verdachte [verdachte] is vermeld dat door [medeverdachte 1] op 15 oktober 2003 een bedrag van € 10.000,-- is aanbetaald ten behoeve van een Audi A4 Cabriolet (p. 570, bijlage 7). Daarbij is een handgeschreven berekening gevoegd (p. 571, bijlage 7) waarop staat vermeld: “10.000 p”, daarboven “x 1.35 pond” en daaronder “13.500”. Uit een dagafschrift van de Rabobank van het rekeningnummer van [bedrijf verdachte] (p. 558, bijlage 7) blijkt dat op 15 oktober 2003 een bedrag van 8.100 Engelse ponden was gestort (tegenwaarde uitgaande van een koers van 1,35 euro per pond: € 10.935,--). [medewerker verdachte], medewerker van verdachte heeft hierover het volgende verklaard: “De aantekening 10000 p onderstreept 13500,- is mijn handschrift. Ik kan u vertellen dat de twee kladbriefjes bij elkaar horen en betrekking hebben op de huur van de Audi A4 voor [medeverdachte 1]. [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat hij 10.000 euro aan ponden zou ontvangen of al had ontvangen van [medeverdachte 1]”. (proces-verbaal van verhoor van 5 oktober 2004, p. 416, dossier deel V). Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aanbetaling van de Audi A4 op 15 oktober 2003 in Engelse ponden heeft gedaan. Gezien de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aanbetaald in buitenlandse valuta heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat werd betaald met geld dat rechtstreeks of middellijk was verkregen uit enig misdrijf. (t.a.v. feit 4) Ten aanzien van het ten laste gelegde betreffende [huurder] heeft de raadsman ter zitting aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van een valselijk opgemaakte huurovereenkomst. [huurder] was aanvankelijk van plan de Porsche te huren. Dit verklaart de aanwezigheid van een huurovereenkomst in de bedrijfsadministratie. Nadien besloot hij alsnog de auto te kopen. [huurder] heeft zelf op 28 april 2006 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de auto eerst wilde leasen, maar “na een dag heb ik hem gekocht”. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte en [huurder] niet geloofwaardig. De huurovereenkomst is gedateerd op 9 juli 2001. [huurder] en verdachte hebben deze overeenkomst getekend. Bij de overeenkomst is een kopie van het rijbewijs van [huurder] gevoegd (ordner V, delictdossier 3, p. 721) en verdachte heeft deze bescheiden in zijn administratie bewaard. Iets wat overbodig zou zijn geweest als [huurder] de auto had gekocht. Voorts wijst de rechtbank op de Kopie Verkoopboek (p. 717), waaruit zou blijken dat de auto aan [huurder] is verkocht. Deze kopie is gedateerd op 9 juli 2001, dus dezelfde dag als waarop de verhuurovereenkomst is gedateerd. Dit is strijdig met de verklaring van [huurde] dat hij pas na een dag besloot de auto toch te kopen. Ten slotte wijst de rechtbank op het telefoongesprek van verdachte met een medewerkster van het CJIB (p. 132) naar aanleiding van een snelheidsovertreding. Verdachte meldt dan dat de betreffende auto is verhuurd aan [huurder] en geeft daarbij de personalia en het nummer van het rijbewijs van [huurder] aan de medewerkster door. (t.a.v. feit 5) De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 5 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Verdachte heeft weliswaar naar het oordeel van de rechtbank in de ten laste gelegde periode grote bedragen aan vreemde valuta in ontvangst genomen en omgewisseld, maar slechts in een drietal gevallen (storting 1, 2 en 16) heeft de rechtbank bewezen verklaard dat deze valuta waren verstrekt door medeverdachte [medeverdachte 1]. Gezien dit zeer beperkte aantal kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat er met betrekking tot het witwassen sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband tussen verdachte en de andere in feit 5 genoemde personen. Van enige betrokkenheid van verdachte bij handel in drugs en/of overige delicten is de rechtbank niet gebleken. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte: 1. in de periode van 14 december 2001 tot en met 9 december 2003 in Nederland, en/of in België, (telkens), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte op na te melden tijdstippen na te melden hoeveelheden geld voorhanden gehad en omgezet, bestaande dat voorhanden hebben en omzetten uit het in ontvangst nemen en (vervolgens) het bij bank(en) omwisselen van vreemde valuta, te weten: a in de periode van 19 december 2001 tot en met 15 oktober 2003 een aantal (ongeveer 132) ontvangsten en wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Engelse ponden 6.140.355,-- , en/of (in België) een aantal (ongeveer 9) ontvangsten en/of overdrachten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van Engelse ponden 488.340,--, en b. op 9 december 2003 de ontvangst van (ongeveer) Engelse ponden 39.200,-- , en c . op 26 september 2003 de ontvangst en wisseltransactie voor een (totaal) bedrag van (ongeveer) Noorse Kronen 120.000,-- en c. in de periode van 1 februari 2002 tot en met 22 mei 2003 een aantal (ongeveer 8) d ontvangsten en wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Deense kronen 1.505.300,-- en e. in de periode van 14 december 2001 tot en met 21 december 2001 een aantal (ongeveer 11) ontvangsten en wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Italiaanse lires 400.000.000,-- , en f. in de periode van 19 december 2001 tot en met 21 december 2001 een aantal (ongeveer 2) ontvangsten en wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Duitse marken 73.800,-- en g. in de periode van 8 februari 2002 tot en met 14 februari 2003 een aantal (ongeveer 7) ontvangsten en wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Zwitserse francs 821.630,-- , en h. in de periode van 1 maart 2002 tot en met 25 juni 2002 een aantal (ongeveer 3) ontvangsten en wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Schotse ponden 16.590,-- en (in België) een aantal (ongeveer 2) ontvangsten en/of overdrachten en/of wisseltransacties voor een totaal bedrag van Schotse ponden 38.350,--, en i. in de periode van 19 december 2001 tot en met 21 december 2001 een aantal (ongeveer 2) ontvangsten en wisseltransacties voor een totaal bedrag van (ongeveer) Belgische francs 270.000,-- , zulks terwijl hij, verdachte (telkens) wist dat dat geld -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf. 2. in de periode van 1 januari 2000 tot 14 december 2001 in de gemeente Sint-Michielsgestel, (telkens) opzettelijk (in strijd met artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren), als wisselkantoor werkzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte, toen en daar, bedrijfsmatig ten behoeve en/of op verzoek van een of meer (onbekende) ander(en), (opzettelijk) a. een aantal (in totaal ongeveer 32) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Engelse ponden, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Engelse ponden 1.148.630.--, en b. een aantal (in totaal ongeveer 17) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Deense kronen, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Deense kronen 7.289.650.--, en c. een aantal (in totaal ongeveer 53) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Italiaanse lires, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Italiaanse lires 1.780.200.000,--, en d. een aantal (in totaal ongeveer 30) wisseltransactie(s) uitgevoerd van/met Duitse marken, bestaande (telkens) uit een (in)wisseling tegen hoeveelheden guldens, voor een totaalbedrag van (ongeveer) Duitse marken 1.133.100--. 3. in de periode van 14 december 2001 tot en met 21 september 2004 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van een voorwerp, te weten het voertuig: - Audi A4 cabriolet (kenteken [kentekennummer]) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vervreemding heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) van dat voertuig was/waren terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf. 4. in de periode van 1 januari 2000 tot en met 21 september 2004 in de gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad een vals geschrift, -zijnde -telkens- (een) geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen-, te weten - een (kopie)overeenkomst (gedateerd 9 juli 2001) betreffende de verhuur van een auto (Porsche, kenteken [kentekennummer]) aan [huurder] bestaande die valsheid hierin –zakelijk weergegeven - dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat die auto op die dag is verhuurd aan die [huurder] voor een periode van een jaar zulks terwijl de verhuur toen niet heeft plaatsgevonden, en - een (kopie)verkoopfactuur (gedateerd 25 november 2002) betreffende de verkoop van een auto (Mercedes S320, kenteken [kentekennummer]) aan [koper], bestaande die valsheid hierin –zakelijk weergegeven - dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat die auto aan voornoemde [naam koper] is verkocht en/of afgeleverd zulks terwijl die verkoop en/of aflevering toen niet heeft plaatsgevonden aan die [naam koper] en - een (kopie)verkoopfactuur ten name van [bedrijf]. (gedateerd 10 juli 2002) betreffende de verkoop van een auto (Toyota Landcruiser), bestaande die valsheid hierin –zakelijk weergegeven - dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de verkoopprijs van die auto een bedrag van € 90.756,04 bedroeg, zulks terwijl die verkoopprijs mede omvatte andere geleverde diensten (waaronder de verhuur van een of meer andere auto’s), en - een (kopie)verkoopfactuur ten name van [naam koper] (gedateerd 22 juli 2003) betreffende de verkoop van een auto (Ferrari), bestaande die valsheid hierin –zakelijk weergegeven – dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de verkoopprijs van die auto een bedrag van € 100.000,-- bedroeg zulks terwijl de werkelijke verkoopprijs hoger was (ongeveer € 116.500,--) en –tevens- omvatte de inruil van een quad en aanhangwagen; terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen onder 1 primair en onder 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 5,10,14a,14b,14c,27,47,57,91,225,420bis,420ter Wet inzake de wisselkantoren art. 1, 4, Wet op de economische delicten art. 1, 2, 6, 87. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. (voor 1 primair, 2, 3, 4, en 5:) - een gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaren, met aftrek van voorarrest. - verbeurdverklaring van een bedrag van 39.200 Engelse Ponden. De op te leggen straf en bijkomende straf. Bij de beslissing over de straf en bijkomende straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht. Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag; - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid: - verdachte is zelf getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten in die zin dat die feiten voor hem grote financiële gevolgen met zich hebben gebracht. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de redelijke termijn in de zin van het EVRM is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat dit moet leiden tot een compensatie in de hoogte van de straf. De rechtbank acht voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren , een passende straf. De rechtbank zal echter in verband met een compensatie voor de overschijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren opleggen. De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen bedrag van 39200 Engelse Ponden vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit bedrag aan de veroordeelde toebehoort en met betrekking tot welk bedrag het onder 1 primair aanhef en onder b bewezenverklaarde feit is begaan. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om ook een beslissing te nemen over de inbeslaggenomen Mercedes Benz 270 ML en de Audi A4. De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende. Conform het bepaalde in artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering neemt de rechtbank in het geval van oplegging van straf een beslissing over de met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Nu de betreffende Mercedes Benz en de Audi A 4 niet met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering maar met toepassing van artikel 94a (inbeslagneming tot bewaring van verhaal/conservatoir strafvorderlijk beslag) van het Wetboek van Strafvordering inbeslag zijn genomen, zal de rechtbank geen beslissing nemen over deze inbeslaggenomen personenauto’s. DE UITSPRAAK De rechtbank: verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. verklaart het onder 1 primair en het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, en onder 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. feit 1 primair: Van het witwassen een gewoonte maken T.a.v. feit 2: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren (oud), opzettelijk begaan, meermalen gepleegd T.a.v. feit 3: medeplegen van witwassen T.a.v. feit 4: medeplegen van opzettelijk het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. BESLISSING: T.a.v. feit 5: Vrijspraak, achtende de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4: Gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten van 39.200 Engelse Ponden. Dit vonnis is gewezen door: mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter, mr. E.C.M. de Klerk en mr. I. Rijnbout, leden, in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier en is uitgesproken op 8 mei 2007.