Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA5556

Datum uitspraak2007-04-13
Datum gepubliceerd2007-05-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700758-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is vóórdat de politie aan hem de eerste vraag stelde niet door de politie gewezen op zijn zwijgrecht ex artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Dit wordt verdisconteerd in de strafmaat.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/700758-06 Datum uitspraak: 13 april 2007 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [adres verdachte]. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij, verdachte, op of omstreeks 24 december 2006 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 105 gram, in elk geval hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op of omstreeks 25 december 2006 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan Burg Lemmensstraat) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 139, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 24 december 2006 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 105 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 25 december 2006 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [...]straat) 139 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. T.a.v. feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod T.a.v. feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot - een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 54 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de richtlijnen van de reclassering en - een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2, nu op grond van de bewijsmiddelen enkel het aanwezig hebben van de drugs bewezen kan worden verklaard. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie, de verdachte en diens raadsvrouwe ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld; - de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voorts gelet op het volgende. De rechtbank stelt aan de hand van het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant] en het verhandelde ter terechtzitting vast dat: 1. verdachte zich op 24 december 2007 met zijn auto bevond bij het BP Tankstation aan de Geusselt in Maastricht; 2. dat verbalisant [naam verbalisant] ambtshalve ermee bekend is dat dit tankstation een ophoudplaats is van Marokkaanse personen afkomstig uit, met name de randstad, die naar Maastricht komen om aldaar hun verdovende middelen te verhandelen c.q. aan drugsrunners af te staan die de verdovende middelen weer overdragen aan handelaren uit Maastricht, voor de verdere verkoop; 3. verdachte een zenuwachtige indruk maakte; 4. de verdachte, door verbalisant [naam verbalisant] desgevraagd, deze heeft medegedeeld dat hij bezig was met het inbouwen van een autoradio; 5. dat de officier van justitie ter terechtzitting heeft aangegeven dat het een gekende methode is om drugs te verstoppen op de plaats waar zich normaliter de autoradio bevindt; 6. dat de verbalisant vervolgens vragen aan de verdachte heeft gesteld die betrekking hebben op de mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen in de auto; 7. verdachte om toestemming is verzocht om zijn auto te doorzoeken; 8. dat verdachte vervolgens toestemming voor de doorzoeking heeft gegeven en; 9. verdovende middelen ten gevolge van die doorzoeking zijn gevonden. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat aan verdachte reeds voor de eerste vraag van verbalisant [naam verbalisant] de cautie had moeten worden gegeven. Gelet op genoemde ambtshalve bekendheid van de plaats waar verdachte zich bevond en de handelingen die hij aan het verrichten was, was er op dat moment sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Derhalve had verdachte gewezen moeten worden op zijn zwijgrecht ex artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. Dit is echter niet gebeurd. Dit betreft een verzuim dat niet meer kan worden hersteld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door genoemd cautieverzuim niet zozeer in zijn belangen is geschaad dat zou moeten worden overgegaan tot bewijsuitsluiting. Wel is er aanleiding voor verdiscontering hiervan in de strafmaat. De rechtbank ziet naast een gevangenisstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 20 uur geïndiceerd. Gelet op eerdergenoemd verzuim ziet de rechtbank aanleiding om dit verzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering te verdisconteren in de strafmaat in dier voege dat zij niet zal overgaan tot de door de officier van justitie gevorderde taakstraf in de vorm van een werkstraf. Het beslag De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (vermeld onder nr. 10 op de beslaglijst) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voornoemde voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat het voorwerpen betreft met behulp waarvan het bewezenverklaarde onder 1 is begaan. De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (vermeld onder de nrs. 1, 2, 7, 11 tot en met 22 op de beslaglijst) heeft de rechtbank opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 2 bewezen verklaarde is begaan of dat deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken. Ten aanzien van de overige in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen (vermeld onder de nrs. 3, 4, 6, 8, 9 en 21) zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de rechthebbende. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 (oud) en 11 van de Opiumwet. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 150 dagen; - beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot 54 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht aan de Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt; - geeft aan voornoemde instelling opdracht aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten: 2006176514 10 2 weegschalen; merk/type: PESOLA, voorwerpnummer: 1288267; - verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomene, te weten: - 2006176514 1 verdovende middelen; 1 beker met bruine poeder(heroïne); voorwerpnummer: 1288258; - 2006176514 2 verdovende middelen; 2 wikkels bruin poeder (heroïne) in zwart geldkist; voorwerpnummer: 1288259; - 2006176514 7 1 ventilator; voorwerpnummer: 1288264; - 2006176514 11 66 hennepplanten; voorwerpnummer: 1288268; - 2006176514 12 3 assimilatielampen; 400 watt met trafo; voorwerpnummer: 1288269; - 2006176514 13 2 assimilatielampen; 400 watt; voorwerpnummer: 1288270; - 2006176514 14 2 ventilatoren; voorwerpnummer: 1288271; - 2006176514 15 2 transformators; object: Omvormer; voorwerpnummer: 1288272; - 2006176514 16 6 assimilatielampen; voorwerpnummer: 1288273; - 2006176514 17 73 hennepplanten; voorwerpnummer: 1288274; - 2006176514 18 6 transformators; object: Omvormer; voorwerpnummer: 1288275; - 2006176514 19 2 afzuigkappen; voorwerpnummer: 1288276; - 2006176514 20 2 zakken versnijdingspoeder; voorwerpnummer: 1288277; - 2006176514 22 189 gram heroine; voorwerpnummer: 1288194; - gelast de teruggave aan [rechthebbende, adres], van het inbeslaggenomene, te weten: - 2006176514 3 1 zwarte geldkist; voorwerpnummer: 1288260; - 2006176514 4 1 zwarte portemonnee; voorwerpnummer: 1288261; - 2006176514 6 geld: 82,35 euro; - 2006176514 8 1 brief met meterstanden; voorwerpnummer: 1288265; - 2006176514 9 1 brief met meterstanden; voorwerpnummer: 1288266; - gelast de teruggave aan het BP Tankstation gelegen aan de Dr. Schaepmanstraat te Maastricht, van het inbeslaggenomene, te weten: - 1 Cd-Rom met beelden BP-station. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. I.M.T. Wijnands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 13 april 2007.