Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA5700

Datum uitspraak2007-05-22
Datum gepubliceerd2007-05-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830033-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Op een gegeven moment gaat verdachte zijn woning binnen samen met de verbalisant en H. om over het incident dat zich op straat heeft afgespeeld te praten. In de woning ontstaat er onenigheid tussen verdachte en H. omdat H. de woning niet wil verlaten. Verdachte dreigt daarbij H. en zegt dat als hij niet weggaat hij hem dood zal schieten. Na een opmerking van H. wil verdachte het dienstwapen van de verbalisant afpakken en trekt daarbij aan het wapen. Doordat de holsterbeveiliging blijft zitten en door de directe reactie van de verbalisant is de actie van verdachte kortstondig geweest. In deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van een poging om de verbalisant en H. van het leven te beroven. De handeling van verdachte ziet de rechtbank niet als een begin van de uitvoering. Die handeling ligt nog te ver weg om van poging tot moord/doodslag te kunnen spreken.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1970, wonende [adres verdachte], thans verblijven in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 08 mei 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen. De officier van justitie mr. H. Supèr acht hetgeen onder 1, 2, 3, 4, en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, proeftijd 3 jaren, met bijzondere voorwaarden; * beslissing ten aanzien van de vordering benadeelde partij. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 23 januari 2007 in de gemeente Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, het dienstwapen van die [naam slachtoffer] heeft vastgegrepen en/of hard aan dat wapen heeft getrokken, teneinde dat wapen uit het holster te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 23 januari 2007 in de gemeente Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een dienstwapen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, dat wapen heeft vastgegrepen en/of (meermalen) hard aan dat wapen heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op of omstreeks 08 januari 2007 in de gemeente Coevorden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of kozijn van een woning (perceel [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde(n)], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 4. hij op of omstreeks 30 december 2006 in de gemeente Coevorden opzettelijk en wederrechtelijk (een ruit van) een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 5. hij op of omstreeks 23 januari 2007 in de gemeente Coevorden een wapen van categorie I onder 7°, te weten een (kunststof) pistool (Smith % Wesson, model 1006, kaliber 10 mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerpen voorhanden heeft gehad; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. VRIJSPRAAK Wat feit 1 betreft komt de rechtbank tot het volgende. Op een gegeven moment gaat verdachte zijn woning binnen samen met verbalisant [naam verbalisant] en [naam betrokkene], om over het incident dat zich op straat heeft afgespeeld te praten. In de woning ontstaat er onenigheid tussen verdachte en [naam betrokkene] omdat [naam betrokkene] de woning niet wil verlaten. Verdachte dreigt daarbij [naam betrokkene] en zegt dat als hij niet weggaat hij hem dood zal schieten. Na een opmerking van [naam betrokkene] wil verdachte het dienstwapen van [naam verbalisant] afpakken en trekt daarbij aan het wapen. Doordat de holsterbeveiliging blijft zitten en door de directe reactie van verbalisant [naam verbalisant] is de actie van verdachte kortstondig geweest. In deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van een poging om [naam verbalisant] en/of [naam betrokkene] van het leven te beroven. De handeling van verdachte ziet de rechtbank niet als een begin van de uitvoering. Die handeling ligt nog te ver weg om van poging tot moord/doodslag te kunnen spreken. Voor feit 3 geldt dat de rechtbank uit de beschikbare bewijsmiddelen niet voldoende kan destilleren dat verdachte dit feit heeft begaan. Verdachte ontkent de bewuste steen tegen de woning van [naam benadeelde] te hebben gegooid. Aangeefster [naam aangeefster] heeft verdachte de bewuste steen niet zien gooien, zij heeft alleen verdachte bij haar woning zien staan. Getuige [naam getuige] kan alleen verklaren dat verdachte enige tijd weg is geweest. Hoewel [naam betrokkene] verklaart dat verdachte tegenover hem bekend heeft de steen te hebben gegooid, acht de rechtbank die bekentenis niet betrouwbaar. [naam betrokkene] had namelijk een breekijzer in zijn handen toen hij aan verdachte vroeg of hij het was die de steen tegen de woning van [naam benadeelde] had gegooid. Dit alles acht de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring. De verdachte dient dan ook van het onder 1 en 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 2. hij op 23 januari 2007 in de gemeente Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een dienstwapen, toebehorende aan [naam benadeelde] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [naam slachtoffer], met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, dat wapen heeft vastgegrepen en hard aan dat wapen heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 4. hij op 30 december 2006 in de gemeente Coevorden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto, toebehorende aan [naam benadeelde], heeft vernield; 5. hij 23 januari 2007 in de gemeente Coevorden een wapen van categorie I onder 7°, te weten een kunststofpistool (Smith % Wesson, model 1006, kaliber 10 mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 2, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 2: poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 312 in verbinding met de artikelen 45 en 310 van het Wetboek van Strafrecht; onder 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht; onder 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie. STRAFBAARHEID De zich in het dossier bevindende multi disciplinaire rapportage is voornamelijk opgemaakt naar aanleiding van het eerste ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft dit feit niet bewezen geacht en dat brengt met zich mee dat de uitgebrachte rapportage buiten beschouwing kan blijven waar het de strafbaarheid van verdachte voor de bewezen verklaarde feiten, raakt. De rechtbank acht de verdachte dan ook strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld; De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. De rechtbank zal de duur van die straf bepalen op het aantal dagen dat verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht nu verdachte van een tweetal feiten wordt vrijgesproken. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke straf gevorderd met daaraan gekoppeld toezicht van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) met als doel dat verdachte zal worden behandeld voor zijn alcoholproblematiek. Gelet op het rapport van psycholoog De Jong omtrent de wijze waarop die behandeling zou moeten plaatsvinden, is de rechtbank er niet van overtuigd dat die behandeling en begeleiding van verdachte zal slagen. Te meer nu die begeleiding een ambulant karakter heeft en gebleken is dat verdachte (nu 37 jaar oud) al vanaf zijn 15de jaar regelmatig alcohol drinkt. De rechtbank ziet dan ook af van het opleggen van een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bedoelde bijzondere voorwaarde. Eventuele behandeling en begeleiding zal in een vrijwillig kader moeten plaatsvinden. De rechtbank acht het meer aangewezen dat verdachte als leerstraf, de Goldsteintraining dient te volgen zoals de VNN dat heeft voorgesteld. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd en bovendien heeft [naam benadeelde partij] de vordering niet ondertekend. [naam benadeelde partij] zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot * een gevangenisstraf voor de duur van 118 DAGEN. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. * een taakstraf bestaande uit 72 uren leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, inhoudende het volgen van een Goldsteintraining (bestaande uit 9 thema's), met bevel dat, voor het geval de verdachte deze leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 36 dagen zal worden toegepast; De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van D.C. witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 mei 2007, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.