Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA8311

Datum uitspraak2007-06-25
Datum gepubliceerd2007-06-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers481811 Cv Expl. 07-1382
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Burenruzie, waarbij de ene buurman takken afzaagt van de coniferen van de andere buurman. Deze heeft wel recht op schadevergoeding, ondanks dat hij huurder is van de woning en de tuin (en dus geen eigenaar van de coniferen), omdat hij wordt geraakt in zijn vermogen. Toelaatbare afstand van bomen tot de erfgrens in art. 5:52 BW verminderd in de APV Arnhem. Overlast van in de tuin vallende bladeren, maar geen onrechtmatige hinder.


Uitspraak

Vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector kanton Locatie Arnhem zaakgegevens 481811 CV EXPL 07-1382 292/FH uitspraak van 25 juni 2007 Vonnis in de zaak van [eiser in conventie] wonende te Arnhem eisende partij in conventie verwerende partij in reconventie gemachtigde mr. E.W. Verhelst toevoegingsnummer [nummer] tegen [gedaagde in conventie] wonende te Arnhem gedaagde partij in conventie eisende partij in reconventie gemachtigde S. Doganer (SRK Rechtsbijstand) Partijen worden hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd. 1 De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit - het tussenvonnis van 2 april 2007 - de conclusie van antwoord in reconventie - de aantekeningen van de griffier van de comparitie van 26 april 2007 waarbij mondeling vonnis is gewezen; daarbij zijn over en weer stukken in het geding gebracht - het proces-verbaal van de comparitie ter plaatse van 29 mei 2007 - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 mei 2007 2 De feiten De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten. 2.1 [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] zijn buren; [eiser in conventie] woont al zo'n 35 jaar aan de Florisz¬straat 5 te Arnhem en [gedaagde in conventie] is enkele jaren geleden aan de Floriszstraat 3 komen te wonen. Beide woningen zijn gehuurd van de Stichting Volkshuisvesting Arnhem. In de achtertuin van [eiser in conventie] staan enkele grote coniferen, een berk en heesters. Een aantal daarvan staat op circa 60 à 70 centimeter van de erfgrens met [gedaagde in conventie]. De coniferen zijn naar schatting ongeveer 10 meter hoog. 2.2 Op of omstreeks 31 augustus 2005 heeft [gedaagde in conventie] een aantal takken van de rij coniferen van [eiser in conventie] aan de erfgrens afgesneden op de plek waar zij aan de stam ontspruiten. Het betreft alleen de takken aan de zijde van [gedaagde in conventie]s perceel. De takken zijn afgesneden tot een hoogte van circa 2½ tot 3 meter. [eiser in conventie] en zijn echtgenote waren op dat moment met vakantie. 2.3 Bij brief van 6 september 2005 heeft [eiser in conventie] zich hierover beklaagd bij de verhuurder. De Stich-ting Volkshuisvesting heeft bij brief van 19 september 2005 geantwoord dat zij niet kan bemiddelen in deze kwestie (producties 5 en 6 bij akte [eiser in conventie] d.d. 26 april 2007). 2.4 Op 24 oktober 2005 heeft [eiser in conventie] aangifte gedaan wegens vernieling en zaaksbeschadiging (pro-ductie 2 bij dagvaarding). 2.5 Op verzoek van [eiser in conventie] heeft Hoveniersbedrijf Gerrit van der Zouwen op 5 december 2005 een offerte gemaakt voor het verwijderen van de bestaande haag coniferen en het plaatsen van een nieuwe haag. De kosten daarvan zouden € 3.586,- incl. BTW bedragen (productie 4 bij dagvaarding). 2.6 Op verzoek van [gedaagde in conventie] heeft hoveniersbedrijf De Groene Vingers op 25 oktober 2006 een "visueel on-derzoek" ingesteld naar de toestand van de conifeerhaag. Gebleken is daarbij dat de coniferen geen schade heb-ben ondervonden van het "innemen" van de takken tot aan de stam. De coniferen ogen vitaal en groeien dus nog (productie 3 bij antwoord). 2.7 Nadien heeft [gedaagde in conventie] zijn tuin omgeven met een schutting van ongeveer 2 meter hoog. Deze staat op 'eigen' grond, onmiddellijk naast de erfgrens met [eiser in conventie]. 2.8 Artikel 4.5.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Arnhem luidt als volgt: "De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters." 2.9 Op 18 april 2007 heeft de Stichting Volkshuisvesting aan [eiser in conventie] geschreven dat zij niet wil inter-veniëren in dit burengeschil en heeft zij medegedeeld dat [eiser in conventie] rechtstreeks een vordering tegen [gedaagde in conventie] kan instellen en dat zij daartegen geen bezwaar heeft (productie 8 bij akte [eiser in conventie] d.d. 26 april 2007). Bij brief van 23 april 2007 heeft de Stichting Volkshuisvesting aan [gedaagde in conventie] bericht dat zij geen bezwaar heeft tegen een vordering van [gedaagde in conventie] tegen [eiser in conventie] (productie [gedaagde in conventie] bij de comparitie van 26 april 2007). 3 De vorderingen en het verweer 3.1 [eiser in conventie] wil in conventie schadevergoeding van [gedaagde in conventie] voor de beschadiging van zijn coniferen en de heesters en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Hij vordert dat de kantonrechter [gedaagde in conventie] bij uitvoer-baar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen om aan hem te betalen het bedrag van € 3.586,- (conife-ren), € 400,- (heesters), € 200,- (buitengerechtelijke kosten) en de proceskosten, inclusief nakosten. 3.2 [gedaagde in conventie] heeft de vordering bestreden en wil dat deze wordt afgewezen, met veroordeling van [eiser in conventie] in de proceskosten. 3.3 In reconventie vordert [gedaagde in conventie] dat [eiser in conventie] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld om binnen 8 dagen na betekening van het vonnis de bomen die te dicht tegen de erfgrens staan te (doen) verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat [eiser in conventie] hieraan niet voldoet, met diens veroordeling in de proceskosten. 3.4 [eiser in conventie] heeft deze vordering bestreden en verzoekt afwijzing daarvan met - uitvoerbaar bij voor-raad te verklaren - veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten. 4 De beoordeling De bevoegdheid van de kantonrechter in reconventie 4.1 In reconventie wordt verwijdering van [eiser in conventie]s bomen gevorderd. Dit is een vordering van onbe-paalde waarde die strikt genomen aan de rechtbank, sector civiel moet worden voorgelegd. Aangezien de kan-tonrechter bevoegd is ter zake van de vordering in conventie, volgt uit artikel 97 lid 1 Rv echter dat de kanton-rechter ook voor de reconventionele vordering bevoegd is, nu de samenhang tussen beide vorderingen zich te-gen afzonderlijke behandeling verzet. De ontvankelijkheid van de vorderingen 4.2 Als eerste verweer heeft [gedaagde in conventie] aangevoerd dat [eiser in conventie] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, om-dat hij als huurder van de woning en bijbehorende tuin geen eigenaar is van de beplantingen. Deze zijn immers op grond van natrekking eigendom van de verhuurder. 4.3 Het burenrecht richt zich in beginsel tot de eigenaren van de betrokken percelen. Inmiddels is het echter vaste rechtspraak dat de aard en inhoud van de rechten en plichten die toekomen aan respectievelijk rusten op de gebruikers van het perceel, kunnen meebrengen dat sommige bepalingen van het burenrecht van overeenkom-stige toepassing zijn op de gebruiker/niet-eigenaar (de huurder). Vgl. HR 24 januari 1992, NJ 1992, 280 en 281. Daarbij dienen echter ook de belangen van de eigenaar te worden betrokken en onder omstandigheden dient de eigenaar in de gelegenheid te worden gesteld zijn standpunt dienaangaande kenbaar te maken. De Stichting Volkshuisvesting heeft zowel aan [eiser in conventie] als aan [gedaagde in conventie] laten weten geen bezwaar te hebben tegen de over en weer ingestelde vorderingen. Daarmee is de weg vrij voor de beoordeling in reconventie, waar het gaat om een vordering tot verwijdering van de bomen. 4.4 In conventie gaat het om schadevergoeding wegens de gestelde beschadiging van de bomen op het erf van [eiser in conventie]. Op grond van artikel 3:3 BW zijn de met de grond verenigde beplantingen onroerend en op grond van artikel 5:20 BW is de eigenaar van de grond tevens eigenaar van de met de grond verenigde planten. Dat is de Stichting Volkshuisvesting. Dat staat echter niet in de weg aan de ontvankelijkheid van de ingestelde vordering. Vast staat dat de bomen zijn geplant door [eiser in conventie] en dat, indien de aangetaste bomen worden verwijderd en vervangen door nieuwe bomen, zulks betaald zal moeten worden door [eiser in conventie] en niet door de Stichting Volkshuisvesting. Aldus is [eiser in conventie] door de handelwijze van [gedaagde in conventie] geraakt in zijn vermogen. Vast staat eveneens dat de Stichting Volkshuisvesting zich niet wil mengen in het onderhavige burengeschil. Niet-ontvankelijkverklaring van [eiser in conventie] in zijn vordering zou daarmee betekenen dat [eiser in conventie] geen mogelijkheid heeft zich in rechte te verweren tegen de handelwijze van zijn buurman. De Stichting Volkshuis-vesting is op de hoogte van het onderhavige geschil en heeft kenbaar gemaakt geen bezwaar te hebben tegen de juridische acties van partijen over en weer. Er is daarom geen rechtens relevant verschil met de situatie waarin de gebruiker van een erf een actie instelt tot verwijdering van overlast veroorzakende bomen tegen een andere gebruiker, niet zijnde eigenaar, welke situatie zich voordeed in HR 24 januari 1992, 280. Ook in dat geval gaat het immers om de verwijdering van bomen die geen eigendom zijn van de gebruiker, maar van de perceeleige-naar. Om die reden komt [eiser in conventie] naar het oordeel van de kantonrechter wel een schadevergoedingsactie toe, in aanmerking genomen dat hij degene is die feitelijk wordt aangetast in zijn vermogenspositie. De vordering in conventie 4.5 Vast staat dat de coniferen waarvan de takken zijn afgezaagd, zich niet bevinden op een plaats die in strijd is met artikel 5:42 BW, nu de in lid 2 bepaalde grens van twee meter in de APV Arnhem is teruggebracht tot ½ meter en de coniferen zich - onbestreden - bevinden op een afstand van méér dan ½ meter. Nu de takken aan de zijde van de erfgrens zijn afgezaagd tot aan de stam, doet zich ook niet de situatie voor als voorzien in artikel 5:44 BW. Deze bepaling geeft een nabuur het recht takken te verwijderen voor zover die over zijn erf-grens hangen, indien de eigenaar (c.q. gebruiker) desgevraagd weigert deze overhangende takken te verwijde-ren. Nu [eiser in conventie] door deze handelwijze schade heeft geleden, heeft [gedaagde in conventie] in beginsel onrechtmatig gehan-deld jegens [eiser in conventie]. 4.6 [gedaagde in conventie] heeft echter aangevoerd dat [eiser in conventie] hem toestemming heeft gegeven voor het afsnijden van de takken ter plaatse van de stam. Dat zou zijn gebeurd toen [eiser in conventie] door [gedaagde in conventie] in zijn tuin was geroepen om zelf te kunnen constateren dat er bladeren en takken van de bomen in [gedaagde in conventie]s tuin lagen en dat zulks overlast veroorzaakte. [eiser in conventie] zou gezegd hebben geen bezwaar te hebben tegen het afsnijden van de overhangende takken tot op de stam en zou [gedaagde in conventie] gevraagd hebben dat zelf te doen omdat hij, [eiser in conventie], te oud was en dat niet kon doen en een tuinman te duur zou zijn. Indien juist, zou deze toestemming het onrechtmatige karakter aan het wegsnijden ontnemen. Nu dit wordt be-streden, is [gedaagde in conventie] bij mondeling vonnis ter comparitie bewijs daarvan opgedragen. [gedaagde in conventie] heeft met dat doel twee getuigen doen horen, namelijk zijn echtgenote en mevr. [x]. Voor het leveren van tegenbewijs heeft [eiser in conventie] zichzelf doen horen. 4.7 De kantonrechter acht het bewijs door [gedaagde in conventie] niet geleverd, en wel om de volgende redenen. Volgens de getuige mevr. [y] is [eiser in conventie] twee maal in hun tuin geweest, in mei, juni of juli 2005. Bij één van die gelegenheden was toevallig een vriendin, mevr. [x] op bezoek. Zij en mevr. [x] zaten binnen, [gedaagde in conventie] en [eiser in conventie] stonden buiten. Mevr. [y] zegt gehoord te hebben dat [eiser in conventie] zei dat de takken eraf mochten. Omdat zij niet goed Nederlands verstaat, vroeg zij mevr. [x] wat er gezegd werd en deze zei dat van [eiser in conventie] de takken eraf mochten. Mevr. [y] is toen naar buiten gegaan om dat te verifiëren bij haar man. Deze bevestigde dat [eiser in conventie] toestemming had gegeven de takken eraf te halen, dat [eiser in conventie] de takken niet zelf eraf kon halen en dat zij dat zelf moesten doen. Bij de tweede keer dat [eiser in conventie] in hun tuin was, was er nagenoeg hetzelfde gebeurd; [eiser in conventie] zei opnieuw dat de takken eraf mochten. Mevr. [x] was er toen niet bij. Desgevraagd wist mevr. [y] niet te vertellen waarom [eiser in conventie] niet zelf de takken zou kunnen afzagen. Mevr. [x] heeft verklaard dat zij op enig moment in mei of juni 2005 op bezoek was bij de familie [y]. [eiser in conventie], die zij niet eerder gezien had, liep via de voordeur door het huis naar de tuin. Daar stond hij te praten met [gedaagde in conventie]. Zij en mevr. [y] bleven binnen om te praten over van alles en nog wat. Mevr. [y] vroeg op een gegeven moment waar het gesprek buiten over ging. Mevr. [x] zei tegen haar dat het ging over de bomen en zij hoorde [eiser in conventie] zeggen dat hij te oud was om de takken te snoeien en of [gedaagde in conventie] dat zelf wilde doen. [gedaagde in conventie] zei toen dat dat geen probleem was. Zij heeft dat aan mevr. [y] verteld. Zij moest dat gesprek vertalen, omdat volgens haar mevr. [y] het gesprek niet kon begrijpen, anders zou ze haar niet hebben ge-vraagd waar het gesprek tussen [gedaagde in conventie] en [eiser in conventie] over ging. Mevr. [y] spreekt een paar woorden Neder-lands. Mevr. [y] is daarop niet naar buiten gegaan, zij bleven integendeel beiden binnen zitten om nog wat te kletsen, waarna [eiser in conventie] weer is vertrokken. [gedaagde in conventie] verklaarde haar toen, dat zij last hadden van de bomen van [eiser in conventie] en dat hij ze mocht snoeien. 4.8 Deze getuigenverklaringen lopen op - belangrijke - onderdelen uit elkaar, zijn niet consistent en niet overtuigend. Allereerst is bij gelegenheid van het getuigenverhoor duidelijk geworden dat mevr. [y] slecht Nederlands spreekt. Niet alleen de aan haar gestelde vragen moesten worden vertaald, maar ook de verklaringen van de andere getuigen nadat zijzelf was gehoord en hetgeen vervolgens bij de voortzetting van de comparitie is gezegd. Desondanks verklaart zij dat zij [eiser in conventie] zelf heeft horen zeggen dat de takken mochten worden afgesneden. Dat spoort echter niet met de verklaring van mevr. [x], die heeft gezegd dat zij het gesprek tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] moest vertalen, omdat volgens haar mening mevr. [y] dat gesprek niet kon volgen. Daarbij is van belang dat beiden vriendinnen zijn, zodat aannemelijk is dat mevr. [x] de kennis van het Nederlands van mevr. [y] redelijk kan inschatten. 4.9 Mevr. [y] heeft gezegd dat zij het merkwaardig vond dat [eiser in conventie] niet in staat was zelf de takken af te snijden, maar zij kon, ook na verder doorvragen, niet verklaren waaróm [eiser in conventie] daartoe niet in staat zou zijn. Ook dat spoort niet met de verklaring van mevr. [x], die heeft gezegd dat [eiser in conventie] zou hebben verklaard te oud te zijn om de takken zelf af te snijden (zij verklaarde bij het getuigenverhoor zich dat nog heel goed te kunnen herinneren). Voorts heeft zij verklaard zeker te weten dat zij voor mevr. [y] heeft vertaald dat [eiser in conventie] te oud zou zijn, terwijl, als gezegd, mevr. [y] geen enkele verklaring kon geven. 4.10 Wat dat laatste betreft, [eiser in conventie] zou verklaard hebben te oud te zijn om zelf de takken af te snijden, geldt het volgende. [eiser in conventie], 66 jaar oud, heeft verklaard alles in de tuin zelf te doen; hij werkt daar iedere dag. Die tuin, die het nodige onderhoud zal vergen, lag er, zoals de kantonrechter heeft kunnen constateren tij-dens de comparitie ter plaatse, in goede staat bij. [eiser in conventie] heeft bij voorbeeld verklaard dat hijzelf de dakgo-ten van zijn woning schoonmaakt en bijhoudt, omdat hij dat liever niet aan de verhuurder overlaat. Hij heeft zelfs een keer de dakgoten van de hele rij woningen, waarvan de zijne een onderdeel is, schoongemaakt. De stelling dat [eiser in conventie] in verband met zijn leeftijd niet in staat zou zijn zelf de takken van de coniferen te snij-den, spoort ook niet met de indruk die hij maakt bij gelegenheid van de zittingen en de comparitie ter plaatse. 4.11 Voorts is het, om meerdere redenen, niet aannemelijk dat [eiser in conventie], die zelf de coniferen heeft ge-plant en dagelijks in de tuin werkt, toestemming zou hebben gegeven voor het afsnijden van de takken tot aan de stam, met een ontluisterend effect als hier aan de orde is. De coniferen aan de zijde van de erfgrens bieden een enigszins treurige aanblik, zoals de kantonrechter en griffier hebben kunnen constateren bij de comparitie ter plaatse en zoals ook naar voren komt op de overgelegde foto's. Gevolg hiervan is dat er een 'doorkijk' is ont-staan, zodat vanuit de hoger gelegen flatwoningen, die zijn gelegen haaks op de rij woningen aan de [adres], in de tuin kan worden gekeken, precies via de gaten die in de haag zijn ontstaan door het afsnijden van de takken tot aan de stam. Dat had, naar het zich laat aanzien, in ieder geval deels voorkomen kunnen worden indien de takken slechts waren afgesneden voor zover zij over de erfgrens staken. Dan zou immers meer dan 50 centimeter behouden zijn gebleven. Dat maakt eens te minder aannemelijk dat [eiser in conventie] erin zou hebben toegestemd dat de takken werden afgesneden tot aan de stam, in plaats van slechts tot aan de erfgrens. Daarbij komt, ten overvloede, dat de reactie van [eiser in conventie] op het gebeurde (een brief op hoge poten aan de verhuur-der en aangifte bij de politie) niet verenigbaar lijkt met een eerder gegeven toestemming tot het afsnijden van de takken. Daarbij komt ook nog dat [eiser in conventie] heeft verklaard dat de verhouding tussen hem en de familie [gedaagde in conventie] van meet af aan slecht is geweest. Volgens [eiser in conventie] hebben de kinderen van [gedaagde in conventie] vanaf het begin spullen in zijn tuin gegooid en een stukje van de schutting beschadigd. Dit is echter betwist en kan verder in het midden blijven, maar dat de verhouding tussen beide buren vanaf het begin slecht was, is op zichzelf niet be-twist. Een en ander draagt ook niet bij aan de geloofwaardigheid van de stelling van [gedaagde in conventie]. 4.12 Om deze redenen, in onderlinge samenhang bezien, acht de kantonrechter [gedaagde in conventie] niet geslaagd in het bewijs. Dat heeft als gevolg dat de handelwijze van [gedaagde in conventie] onrechtmatig moet worden geacht, omdat daarmee [eiser in conventie] schade is berokkend. 4.13 Voor zover [gedaagde in conventie] heeft betoogd dat de gevolgen van het afsnijden van de takken wel meevallen, wordt dat van de hand gewezen. Anders dan hij stelt, ogen de bewuste coniferen allesbehalve vitaal en vertonen zij geen tekenen van herstel. De takken zijn sinds september 2005 duidelijk niet meer aangegroeid, zoals bleek tijdens de comparitie ter plaatse. 4.14 De stelling dat [eiser in conventie] geen hinder ondervindt van het afsnijden van de takken omdat [gedaagde in conventie] in-middels een schutting heeft geplaatst zodat er geen sprake is van aantasting van de privacy, wordt verworpen. Allereerst is dat als zodanig niet van belang nu de coniferen zijn beschadigd, en bovendien is er, zoals hiervoor overwogen, wel sprake van aantasting van de privacy nu er een 'doorkijk' is gecreëerd vanuit de hoger gelegen flatwoningen naast de tuinen. 4.15 Hieruit volgt dat de vordering van [eiser in conventie] grotendeels kan worden toegewezen. De gevorderde kosten voor herstel van de coniferenhaag ten bedrage van € 3.586,-, blijkend uit de offerte van Van der Zouwen, zijn op zichzelf niet voldoende gemotiveerd bestreden. De vordering van € 400,- ter zake van de heesters wordt echter afgewezen, nu deze post niet is onderbouwd en het kennelijk slechts een bedrag betreft dat "in het maat-schappelijk verkeer gerechtvaardigd is". Ook de gevorderde incassokosten van € 200,- worden afgewezen. Ter onderbouwing van deze post is vermeld het samenstellen van het dossier, het voeren van telefoongesprekken met eiser, het opstellen van de dagvaarding en het inwinnen van verhaalsinformatie. Dit zijn werkzaamheden die vallen onder de proceskostenregeling. Dat er werkzaamheden zijn verricht ter voldoening van de schade buiten rechte die dit bedrag kunnen rechtvaardi-gen, is niet gebleken. 4.16 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde in conventie] worden veroordeeld in de kosten in conven-tie. De vordering ter zake van de nakosten wordt afgewezen nu artikel 237 Rv daarvoor een afzonderlijke rege-ling kent. In reconventie 4.17 [gedaagde in conventie] vordert de verwijdering van de bomen die te dicht tegen de erfgrens staan. Voor zover de vorde-ring is gegrond op artikel 5:42 BW, is hiervoor in rov. 4.5 reeds gezegd dat deze bepaling niet van toepassing is nu de grens van 2 meter in de Arnhemse APV is teruggebracht tot ½ meter. 4.18 Voor zover de vordering is gegrond op de stelling dat de bomen overlast veroorzaken, geldt het volgen-de. Hinder is slechts onrechtmatig indien de mate van overlast zodanig ernstig is dat deze in redelijkheid niet hoeft te worden geduld. De beantwoording van die vraag is afhankelijk van de aard, ernst en duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandig¬heden (HR 15 februari 1991, NJ 1992, 639; HR 3 mei 1991, NJ 1991, 476). De gestelde overlast bestaat hierin dat bladeren, takken en ander van de bomen c.q. coniferen afkomstig materi-aal in de tuin van [gedaagde in conventie] terecht komen. Het blijft onder de schoenen zitten wanneer men vanuit de tuin het huis binnenloopt. Wanneer de tuindeur open staat, waait het naar binnen. 's Zomers raakt het zwembadje voor de kinderen vervuild. 4.19 De woningen van partijen zijn gelegen in een dichtbevolkte woonwijk in Arnhem en maken deel uit van een rij woningen. De achter de woningen gelegen tuinen zijn redelijk klein en grenzen direct aan elkaar. De tuin van [eiser in conventie] is geheel gevuld met coniferen, bomen en hoog opschietende beplantingen, de tuin van [gedaagde in conventie] is volledig verhard met grindtegels en bevat geen bomen. De coniferen van [eiser in conventie] zijn naar schatting 10 meter hoog (in ieder geval hoger dan het twee verdiepingen en een zolder tellende woonhuis). Achter deze tui-nen staat op het trottoir die, naar moet worden aangenomen, eigendom van de gemeente is, een boom van onge-veer dezelfde hoogte. Aan de andere zijde van [gedaagde in conventie]s tuin staan tegen de perceelsgrens bomen die boven de door [gedaagde in conventie] geplaatste schutting uitkomen, maar de takken die over de perceelsgrens zouden uitsteken, zijn af-geknipt. Naar mededeling van [gedaagde in conventie] is dat - op zijn verzoek - gebeurd door zijn voormalige buren. In de on-middellijke nabijheid van beide woningen zijn her en der ook hoogopschietende bomen te zien. 4.20 Tijdens de comparitie ter plaatse kon worden geconstateerd dat in de tuin van [gedaagde in conventie] her en der ver-spreid takken en bladeren lagen. De tuin was echter bepaald niet bezaaid daarmee. Op de video-opname die bij die gelegenheid is vertoond (gemaakt in de zomer van 2006) is te zien dat er bladeren en takken op de grond liggen. Ook in het zwembadje liggen bladeren. 4.21 Naar het oordeel van de kantonrechter is de overlast van de bomen c.q. coniferen niet zodanig ernstig dat deze als onrechtmatig moet worden aangemerkt, laat staan dat deze een zo vérgaande maatregel als verwij-dering rechtvaardigt. In een dichtbevolkte stadswijk als deze wonen mensen dicht bij elkaar, waarbij het onver-mijdelijk is dat men enige (over)last van elkaar moet accepteren. Daarbij komt dat de bomen er al zo'n twintig jaar staan en er dus ook al waren toen [gedaagde in conventie] hier enkele jaren geleden kwam wonen en [gedaagde in conventie] dus naar algeme-ne ervaringsregels kon weten dat er wel eens bladeren en takken van de bomen naar beneden konden komen en in de tuin belanden (vgl. HR 18 september 1998, NJ 1999, 69). Bovendien staan in de onmiddellijke omgeving van [gedaagde in conventie]s tuin ook nog andere bomen (in de tuin van de buren aan de andere zijde en achter de tuinen op ge-meentelijke grond) en het is niet uitgesloten dat een deel van de takken en bladeren van die bomen afkomstig zijn. 4.22 Wat betreft de, slechts zeer summier gestelde, ontneming van licht geldt het volgende. De zon komt op aan de voorzijde van de woningen en draait in de loop van de dag in zuidelijke richting. Dan staat de zon aan de andere zijde van [gedaagde in conventie]s tuin, dus niet aan de zijde die aan de tuin van [eiser in conventie] grenst. Daarmee is het on-mogelijk dat zonlicht wordt weggenomen door de bomen van [eiser in conventie]. 's Avonds (in de zomer) staat de zon min of meer op de achterzijde van de tuinen en is het al evenzeer onaannemelijk dat zonlicht wordt weggehou-den van de tuin van [gedaagde in conventie], waarbij ook nog komt dat achter de tuinen een redelijk hoge boom van de gemeente staat. Als er in de avonduren licht wordt weggehouden van de tuin, dan zal dat, in ieder geval, mede worden veroorzaakt door deze boom. Voor zover in die beperkte periode van de dag zonlicht zou worden weggehouden door de bomen van [eiser in conventie], dan is dat marginaal en vormt dat evenmin een rechtvaardiging voor verwijde-ring van de bomen. 4.23 Uit het voorgaande volgt dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. Als de in het ongelijk ge-stelde partij wordt [gedaagde in conventie] veroordeeld in de kosten het geding. De beslissing De kantonrechter in conventie: veroordeelt [gedaagde in conventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie] te betalen het bedrag van € 3.586,-; wijst het meer of anders gevorderde af; veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser in conventie] begroot op € 783,31 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 84,31 aan dagvaardingskosten, € 199,- aan vastrecht en € 500,- aan salaris voor de gemachtigde; bepaalt dat [gedaagde in conventie] van het totaalbedrag aan proceskosten het door [eiser in conventie] zelf betaalde deel van het vastrecht van € 49,75 moet betalen aan (de gemachtigde van) [eiser in conventie] en het restantbedrag van € 733,56 aan de griffier van de rechtbank Arnhem, waarvoor een acceptgirokaart wordt toegestuurd; in reconventie: wijst de vordering van [gedaagde in conventie] af; veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser in conventie] bepaald op € 200,- voor salaris van de procureur; bepaalt dat [gedaagde in conventie] dit bedrag dient te voldoen aan de griffier van de rechtbank Arnhem, waar¬voor een acceptgi-rokaart wordt toegestuurd; in conventie en in reconventie: verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. F.J.H. Hovens en in het openbaar uitgespro-ken op 25 juni 2007.