Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0562

Datum uitspraak2007-07-26
Datum gepubliceerd2007-07-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.630087-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

schietpartij Deventer: rechtbank veroordeelt verdachte tot 8 jaar gevangenisstraf voor poging tot moord ondanks negatieve herkenning van de dader door het slachtoffer


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.630087-07 Uitspraak: 26 juli 2007 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [VERDACHTE], geboren op [datum] te [geboorteplaats], verblijvende in de PI Overijssel, HvB Zwolle. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2007 en 12 juli 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Roza, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. Stempher, heeft ter terechtzitting van 3 juli 2007 gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 (poging tot moord-variant), 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 12 jaren (met aftrek voorarrest). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat terzake het onder 3 ten laste gelegde de vordering van benadeelde partij Politie IJsselland zal worden toegewezen met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 22 maart 2007 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en - al dan niet – met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven , met dat opzet en – al dan niet – na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, schot(en) op het lichaam en/of de/een be(e)n(en) van die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid 2. hij op of omstreeks 23 december 2006 in de gemeente Deventer als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanheft en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 575 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden 3. hij op of omstreeks 29 januari 2007 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een deurkozijn van een ophoudkamer in het bureau van politie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politie regio IJsselland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt BEWIJS DE FEITEN Op donderdag 22 maart 2007 rond 18: 50 uur vindt een schietincident plaats op de openbare weg de Brinkgreverweg te Deventer ter hoogte van coffeeshop Internationaal. [slachtoffer] wordt op ongeveer 4 meter afstand beschoten door een man met een Antilliaans uiterlijk. [slachtoffer] weet weg te lopen en wordt al vluchtende nog een aantal keren (6 a 8 schoten) beschoten. [slachtoffer] zakt in een achtertuin van een nabij gelegen woonhuis in elkaar, wordt afgevoerd naar het ziekenhuis waar 4 schotwonden (arm, bovenbeen, scrotum en knieholte) worden geconstateerd. Hij overleeft het schietincident. Op basis van getuigenverklaringen (de schutter zou een negroïde man zijn met een tatoo in zijn nek) komt verdachte in beeld bij de politie. Verdachte verbleef op de Brinkgreverweg [nr] op steenworp afstand van de plek waar het schietincident heeft plaatsgevonden. Daar wordt de verdachte niet meer aangetroffen. Omdat het de politie ambtshalve bekend was dat verdachte goede contacten onderhield met zijn zus in Rotterdam, rees het vermoeden dat hij wellicht naar Rotterdam zou zijn gegaan. Een onderschept telefoongesprek tussen de zus van verdachte en haar ex wijst sterk in die richting. Verdachte wordt uiteindelijk op 26 maart 2007 in de nabijheid van de woning van zijn zus aangehouden. Hij ontkent de schutter te zijn geweest. Hij verklaart op 16 maart 2007 voor het laatst in Deventer te zijn geweest. Op de dag van het schietincident zou hij in Rotterdam zijn geweest. Een aantal getuigen alsook [slachtoffer] worden onderworpen aan een fotoconfrontatie. Er worden foto’s van 6 mannen met een Antilliaans uiterlijk, waaronder verdachte, getoond. Opmerkelijk is dat [slachtoffer] heeft verklaard dat de schutter er niet tussen zit. Ook ter zitting van 12 juli 2007, waar [slachtoffer] met verdachte is geconfronteerd, houdt hij vol dat verdachte niet de schutter is geweest. In het navolgende zal de rechtbank uitvoerig ingaan op de 4 essentiële elementen in deze zaak, namelijk de al dan niet aanwezigheid van verdachte in Deventer ten tijde van het schietincident, de niet herkenning van verdachte als zijnde de schutter door [slachtoffer], de waarde van de afgelegde getuigenverklaringen en de tatouage in de nek van de schutter. De aanwezigheid van verdachte in Deventer ten tijde van het schietincident Omdat bij de politie het vermoeden rees dat verdachte na de schietpartij wel eens naar zijn zus in Rotterdam kon zijn gevlucht, is de vaste telefoonlijn van de zus getapt. Op 25 maart 2007 zegt zij in gesprek met haar ex-partner het volgende: “[naam] (verdachte) blijft even hier een paar dagen” en “hij heeft dingen euhh dat ie ff z’n hoofd leegmaken”. De zus is op 6 april 2007 door de politie gehoord. Zij heeft toen verklaard dat verdachte op 22 maart 2007 laat bij haar woning in Rotterdam aankwam en dat zij al lag te slapen toen hij aanbelde. Verdachte heeft haar toen verteld dat er iets gebeurd was en dat hij niet terug kon naar Deventer. Verdachte trad niet in details maar zei nog wel dat het iets te maken had met iemand die hem al drie keer beledigd had. In het dossier bevinden zich processen-verbaal van een tweetal opsporingsambtenaren die beiden op ambtseed verklaren de hun ambtshalve bekende verdachte na 16 maart 2007 nog in Deventer te hebben gezien. Verbalisant [1] heeft verdachte op 19 maart 2007 op de Brinkgreverweg in Deventer zien lopen. Verbalisant [2] heeft verdachte nog in de ochtend van de dag van het schietincident in de nabijheid van zijn woning aan de Brinkgreverweg in Deventer zien lopen. Verdachte is door een drietal ondernemers – een rijschoolhouder, een kroegbaas en een coffeeshophouder – die hun onderneming drijven aan de Brinkgreverweg (de plaats delict) als schutter herkend. Daarbij heeft de rijschoolhouder verdachte in de ochtend van 22 maart 2007 nog gezien. Zij hadden goed zicht op verdachte en herkenden hem omdat verdachte een hun bekende buurtbewoner is. Verdachte was woonachtig aan de Brinkgreverweg (boven een tassenwinkel). De rechtbank leidt uit het vorenstaande (in ieder geval) af dat verdachte onwaarheid sprak toen hij verklaarde op 16 maart 2007 voor het laatst in Deventer te zijn geweest en dat verdachte op de dag van het schietincident – 22 maart 2007 – wel degelijk in Deventer is geweest. De niet herkenning van verdachte als schutter door [slachtoffer] Slachtoffer [slachtoffer] heeft op 27 maart 2007 bij de politie verklaard dat hij – vlak voordat hij coffeeshop International binnen ging – een woordenwisseling heeft gehad met een Antilliaanse jongen. Toen hij in de coffeeshop bij de sigarettenautomaat stond en uit het raam keek zag hij dat een andere man dan de Antilliaan waarmee hij zojuist de woordenwisseling had hem wenkte vanachter een rode bestelbus, waarop [slachtoffer] naar buiten de Brinkgreverweg op is gegaan en richting de man is gelopen. Vrijwel direct werd hij toen beschoten. [slachtoffer] omschrijft de schutter tegenover de politie als een donkere jongen die een Antilliaan, Surinamer of Afrikaan zou kunnen zijn met een tatouage in de nek. Hij zou de schutter bij weerzien zeker herkennen. Op 2 april 2007 is [slachtoffer] onderworpen aan een fotoconfrontatie. Hem werden op een fotobord simultaan 6 foto’s getoond, doorlopend genummerd 1 tot en met 6. Onder de 6 foto’s bevond zich onder nummer 4 de foto van verdachte. [slachtoffer] verklaarde de man op foto 4 wel te kennen (o.a. van bezoek aan coffeeshop International), maar verklaarde voorts ook dat de schutter zich niet in de selectie bevond. Ter zitting van 12 juli 2007 is [slachtoffer] als getuige gehoord. Hij heeft toen verklaard dat verdachte de man is geweest met wie hij vlak voordat hij de coffeeshop binnen ging de woordenwisseling had op de Brinkgreverweg, doch dat deze man niet de schutter is geweest. Door de beveiligingscamera van coffeeshop International zijn beelden geregistreerd van het schietincident. De camera is gericht op de ingang van de coffeeshop. In het shot zijn te zien de sigarettenautomaat in de coffeeshop en een stuk van de Brinkgreverweg. Op de beelden (vastgelegd op cd-rom en lopend – voor zover relevant – van 18:48:00 tot 18:50:48)) is het volgende waargenomen door de rechtbank: [slachtoffer] staat bij de sigarettenautomaat en kijkt regelmatig naar buiten. Dan wordt ogenschijnlijk zijn aandacht getrokken door iets/iemand op de Brinkgreverweg, want [slachtoffer] trekt plotseling de deur open stormt de straat op. Daarop gooit aan de overkant van de straat een persoon een fiets op de grond. [slachtoffer] en die persoon staan dan tegenover elkaar aan weerszijde van de Brinkgreverweg. De persoon laadt een pistool en houdt deze met gestrekte arm gericht op [slachtoffer]. [slachtoffer] loopt uit beeld. De persoon met het pistool loopt in diezelfde richting het beeld uit. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verklaring van [slachtoffer] inhoudende dat hij door een man buiten op straat werd ‘gewenkt’ en naar buiten is ‘gelopen’ onjuist is. [slachtoffer] vertelt aldus niet de (gehele) waarheid over het schietincident. Dit maakt dat het niet herkennen van de schutter door hem bij de fotoconfrontatie – met name bezien in het licht van hetgeen hierna nog door de rechtbank wordt overwogen – van mindere relevantie is. De waarde van de getuigenverklaringen: Doordat het schietincident plaatsvond op een drukke weg in de binnenstad van Deventer tijdens koopavond, zitten er in het dossier veel verklaringen van mensen die getuige zijn geweest. Hoewel er meerdere getuigen zijn die een signalement geven van de schutter dat overeenkomt met dat van verdachte, hebben de verklaringen van de hiervoor reeds genoemde ondernemers aan de Brinkgreverweg en een medewerkster van coffeeshop International voor de rechtbank duidelijk een meerwaarde. Zij kennen verdachte omdat ze hem als bewoner van de Brinkgreverweg in de buurt hebben zien lopen danwel dat hij hun zaak bezocht. Zo verklaart kroegbaas [E] ondermeer het volgende als hij een dag na het schietincident door de politie wordt gehoord: “Ik ben eigenaar van cafe [E]. Het cafe zit aan de Rielerweg. Dat is op de hoek van de Rielerweg, vlakbij de Brinkgreverweg. Ik was gisteren in de keuken van mijn cafe. Ik hoorde een paar schoten. Ik liep naar buiten en hoorde toen nog een paar schoten. Toen zag ik een jongen op een fiets. Ik ken hem wel van gezicht. Hij is wel eens een paar keer bij mij in het cafe geweest om een fles whiskey te vragen. Hij had die fiets net gepakt. Hij had de fiets vast. Ik rook de geur van kogels. Hij woont boven de tassenwinkel vlakbij coffeeshop International.” Rijschoolhouder [H] verklaart een dag na het schietincident tegenover de politie onder meer het volgende: “Gisteren, donderdag 22 maart 2007, om ongeveer 19:00 uur, bevond ik me in het kantoor van mijn rijschool, gevestigd aan de Brinkgrevenweg in Deventer. Ik keek naar buiten. Ik zag aan de overkant van de Brinkgreverweg een fiets op de grond liggen. Ik zag ook een persoon vlakbij die fiets staan. Die persoon stond op de rijbaan. Ik herkende deze persoon gelijk als zijnde een man die ik de laatste maand vaker zie rondom mijn rijschool. U geeft aan dat u deze man voor het gemak in deze verklaring verdachte wil noemen. Ik vind dat goed. Ik zag dat de man een stap opzij deed en min of meer midden op de rijbaan van de Brinkgreverweg ging staan. Ik zag dat de verdachte met zijn handen ergens mee bezig was. Kort na dit rommelen zag ik dat de verdachte een voorwerp in zijn handen had. Op een bepaald moment zag ik dat het een grijsachtig wapen was. Ik zag dat de verdachte dit wapen richtte op het slachtoffer. Kort hierop hoorde ik een aantal knallen. Volgens mij hoorde ik ongeveer vijf doffe knallen. Ik heb de verdachte gisteren ook al gezien. Ik heb verdachte de laatste maand sowieso diverse keren gezien. Dit is ongeveer om de dag op de momenten dat ik aan het werk ben in mijn rijschool. Zo zag ik de man gistermorgen, donderdag 22 maart 2007, uit een auto stappen. Verdachte is een man van tussen de 20 en 25 jaar oud met een getinte huid. Hij kan Antilliaans zijn maar ook Marokkaans.” [G], de eigenaar van coffeeshop International, verklaart 2 uur na het schietincident tegenover de politie onder meer het volgende: “Mijn coffeeshop is gevestigd aan de Brinkgreverweg [nr] in Deventer. Ik zat in mijn coffeeshop. Er kwam een jongen de coffeeshop in. Hij ging sigaretten halen. Toen liep hij weer naar buiten. Toen zag ik vanuit mijn ooghoek een donkere jongen op een fiets aankomen. Hij pakte heel duidelijk een pistool en begon te schieten. Hij schoot wel zes of zeven keer. De jongen op wie hij schoot rende weg en die andere ging er achteraan. De schutter heb ik wel eens vaker gezien. Hij kwam regelmatig wiet halen bij ons. Ik heb hem zelf ook wel eens geholpen aan de bar. Hij heeft een tatoo in zijn nek.” [V], medewerkster van coffeeshop International, verklaart ruim 2 uur na het schietincident tegenover de politie onder meer het volgende: “Ik zag dat de Antilliaan de fiets van zich afgooide en een voorwerp uit zijn jas pakte. Ik zag dat de Antilliaan met een gestrekte arm iets richtte op de man en hoorde het geluid van een schot. Na het eerste schot zag ik dat de man in de richting van de Antilliaan liep. Hierop hoorde ik het geluid van meerdere schoten. Ik denk dat er wel 6 of 8 keer geschoten is. De man rende hard weg. De Antilliaan rende achter de man aan. Beide mannen komen vaker in de coffeeshop. Ik denk dat ik beide mannen zou herkennen als ik ze weer zou zien. De getuigen [E], [H] en [G] zijn allen onderworpen aan een (simultane)fotoconfrontatie. Alle drie wezen zij verdachte als schutter aan. Van belang voor de rechtbank zijn voorts de getuigen die verklaren over een ruzie tussen twee mannen op de Brinkgreverweg vlak voor het schietincident. Uit de verklaringen van de hiervoor reeds genoemde coffeeshopmedewerkster [V], [Z], [T] en de ter zitting van 12 juli 2007 door [slachtoffer] afgelegde verklaring leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] en verdachte vlak voor het schietincident op de Brinkgreverweg ruzie/een woordenwisseling hebben gehad, waarna [slachtoffer] de coffeeshop binnen is gegaan en verdachte even uit zicht is verdwenen. De tijd gelegen tussen de ruzie/woordenwisseling en het schieten kan hooguit een minuut of drie zijn geweest. De tatouage in de nek van de schutter Verdachte heeft in zijn nek (rechts) een duidelijk waarneembare tatouage. [slachtoffer] heeft verklaard dat de schutter een tataouage in zijn nek heeft en dat hij vlak voordat hij werd beschoten een woordenwisseling heeft gehad met verdachte. Op grond van het vorenstaande overweegt de rechtbank het volgende: Gelet op de zeer betrouwbare verklaringen van [E], [H], [G] en [V], de eigen waarneming van de rechtbank van de beelden van de beveiligingscamera van de coffeeshop, de fotoconfrontaties, de verklaring van [slachtoffer] over de tatouage bij de schutter, de verklaringen van [V], [Z] en [T] over de aan het schietincident voorafgaande ruzie en de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte zelf over zijn aanwezigheid in Deventer op 22 maart 2007, is de rechtbank van oordeel dat de schutter en de man met wie [slachtoffer] de woordenwisseling had een en dezelfde persoon zijn, namelijk verdachte. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat: hij op of omstreeks 22 maart 2007 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meermalen schoten op het lichaam van die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen de overige 2 ten laste gelegde (en door verdachte bekende) feiten, namelijk dat: hij op 23 december 2006 in de gemeente Deventer als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 575 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden en hij op 29 januari 2007 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een deurkozijn van een ophoudkamer in het bureau van politie, toebehorende aan de Politie regio IJsselland heeft vernield STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: 1. poging tot moord, strafbaar gesteld bij de artikelen 289 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht 2. overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994 3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt door de rechtbank in het bijzonder nog het volgende overwogen: Verdachte heeft op een zeer drukke openbare weg in de binnenstad van Deventer tijdens de koopavond van dichtbij meerdere schoten afgevuurd op [slachtoffer]. Door aldus te handelen heeft verdachte blijk gegeven van een ernstig gebrek aan respect voor het leven van een medemens. De omstandigheid dat [slachtoffer] het leven niet heeft verloren is een gelukkige, die geenszins aan verdachte is te danken. Algemeen is bekend dat slachtoffers van dergelijke levensbedreigende situaties nog lange tijd hinder kunnen ondervinden van psychische klachten in de vorm van onder andere angstgevoelens. De wijze waarop poging tot moord is uitgevoerd dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving in het algemeen, maar in het bijzonder in de omgeving van het gebeurde, gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, temeer nu dit feit is gepleegd op een drukke plek op een druk tijdstip in de aanwezigheid van vele omstanders. De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te melden duur dan ook alleszins passend. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 22 mei 2007. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij Politieregio IJsseland rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 176,51, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 176,51 ten behoeve van het slachtoffer Politieregio IJsselland. BESLISSING Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Politieregio IJsselland (Koggelaan 8, 8017 J Zwolle), van een bedrag van € 176,51 De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 176,51, ten behoeve van het slachtoffer Politieregio IJsselland, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. Heeregrave, voorzitter, mrs. Elderman en Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2007. Mrs. Elderman en Versteeg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.