Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3448

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers43174
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 9, lid 2, letter b, Wet OB’68 jo post a.6 van tabel II bij Wet OB’68 en art. 8:68Awb. Toepassing nultarief intracommunautaire leveringen? Weigering heropening onderzoek.


Uitspraak

Nr. 43.174 14 september 2007 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 maart 2006, nr. 02/02527, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting. 1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 augustus 1999 tot en met 8 december 1999 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 222.478, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot ƒ 27.847 (€ 12.636). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. 3. Beoordeling van de middelen 3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de naheffingsaanslag onjuist is voor zover deze betrekking heeft op de correctie inzake het in artikel 9 van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verbinding met post a6 van Tabel II behorende bij die wet bedoelde tarief van nihil. Het heeft daartoe overwogen dat op intracommunautaire leveringen het nultarief slechts van toepassing is indien aan de hand van boeken en bescheiden het vervoer van de goederen naar een andere lidstaat en de onderworpenheid aan de heffing van belasting aldaar van die goederen blijken, en dat belanghebbende, anders dan een kopie van boekingen in het grootboek, ter zake geen boeken en bescheiden heeft overgelegd. In dit verband heeft het Hof voorts overwogen dat belanghebbende geen facturen van L B.V. (hierna: L) heeft overgelegd. Tegen dit onderdeel van 's Hofs redengeving keert zich middel VIII met het betoog dat dit onderdeel onbegrijpelijk is, nu tussen partijen niet in geschil is dat die facturen er zijn. Het middel kan niet tot cassatie leiden. Aan facturen van L - die, naar de stukken van het geding uitwijzen, volgens belanghebbende computers en/of onderdelen zou hebben geleverd aan hem - komt geen betekenis toe voor de vraag of het nultarief van toepassing is. Hetgeen het Hof overigens in dit verband - in cassatie onbestreden - heeft overwogen, kan zijn oordeel dragen. 3.2. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2007.