Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6534

Datum uitspraak2007-10-18
Datum gepubliceerd2007-10-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers60713-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Grof grensoverschrijdend seksueel gedrag met jonge kinderen. Ontucht gedurende lange periode. Misbruik van het door deze kinderen in verdachte gestelde vertrouwen.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer : 07.607163-07 Uitspraak : 18 oktober 2007 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.N. Holtrop, advocaat te Emmeloord. De officier van justitie, mr. M. Iedema, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot het gevorderde bedrag van € 400,--, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1. primair: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht en Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2.: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Feiten 3., 4. en 5., telkens: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met de ernst van de aan verdachte verweten gedragingen, bestaande uit (grof) grensoverschrijdend seksueel gedrag met jonge kinderen, de lange periode waarbinnen de verschillende gedragingen hebben plaatsgevonden, alsmede met de omstandigheid dat verdachte daarbij misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen, nu deze gedragingen (telkens) hebben plaatsgevonden in een omgeving waarin deze kinderen zich veilig hadden moeten voelen. Het is op deze gronden dat de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend acht en mitsdien deze straf aan verdachte zal opleggen. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 september 2007; - een schrijven d.d. 13 juli 2007 van H.E.W. Koornstra, psycholoog. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij] – daartoe vertegenwoordigd door haar moeder [moeder] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. ten laste gelegde feit. De hoogte van die immateriële schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 400,--. De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. BESLISSING Het onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 4 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.Th. Pos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2007.