Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8524

Datum uitspraak2007-11-22
Datum gepubliceerd2007-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/900300-05, 05/511760-07 en 05/513374-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte B wordt vrijgesproken van onder meer deelname aan een criminele organistaie gericht op het telen/bereiden van hennepproducten en voorbereidinghandelingen in het kader van de Opiumwet. De rechtbank verklaart zich onbevoegd terzake van een aantal economische delicten die aan verdachte zijn tenlastegelegd. Verdachte B wordt veroordeeld voor witwaspraktijken, valsheid in geschrift en belastingfraude tot een deels voorwaardelijk vrijheidsstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de vtijd in voorarrest doorgebracht.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM zittinghoudende te Zutphen Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummers: 05/900300-05, 05/511760-07 en 05/513374-07 Uitspraak d.d. 22 november 2007 tegenspraak dip - aangezegd (parketnummer 05/900300-05) dip (parketnummers 05/511760-07 en 05/513374-07) VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte B], geboren te [plaats] op [1976], wonende te [adres en plaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem (P.I. “de Berg”). Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 augustus 2007, 23 oktober 2007, 5 november 2007 en 8 november 2007. Gelijktijdige behandeling meerdere dagvaardingen Ter terechtzitting van 23 oktober heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de behandeling van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 05/900300-05, 05/511760-07 en 05/513374-07 aan verdachte ten laste gelegde feiten gelijktijdig doen plaatsvinden. Ter terechtzitting gegeven beslissingen Op 9 mei 2007 is door de rechtbank (in een andere samenstelling) afwijzend beslist op een zijdens de verdediging gedaan verzoek tot opheffing cq schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte. Door de rechtbank is ter terechtzitting van 2 augustus 2007 afwijzend beslist op een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en is de schorsing gelast van het bevel voorlopige hechtenis voor de periode van 16 september 2007 tot 17 oktober 2007. Ter terechtzitting van 5 november 2007 heeft de rechtbank (vooralsnog) afwijzend beslist op een door de verdediging gedaan verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte. Ter terechtzitting kennisgegeven voornemen ontnemingsvordering Ter terechtzitting van 23 oktober 2007 heeft de officier van justitie in de zaak onder parketnummer 05/900300-05 conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De tenlastelegging Aan verdachte is, nadat de tenlastelegging inzake parketnummer 05/900300-05 op de terechtzitting van 2 augustus 2007 ingevolge een vordering nadere omschrijving tenlastelegging is gewijzigd, ten laste gelegd dat: (inzake parketnummer 05/900300-05) 1. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 17 april 2007 te Kerkdriel en/of Velddriel, gemeente Maasdriel en/of te Hedel en/of te Buren en/of Eindhoven en/of Den Bosch en/of Veghel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie met [medeverdachte A] en/of [medeverdachte D] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte F] en/of [medeverdachte G] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte T], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het telen en bereiden van en de handel in hennepproducten, althans het plegen van misdrijven; van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-) oprichter en/of (feitelijk) (mede-) bestuurder was; art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2004 tot en met 17 april 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel en/of te Kerkdriel en/of te Buren en/of Den Bosch en/of te Veghel en/of te Eindhoven en/of te Heijen en/of te Vianen en/of te Hedel, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de/een pand(en) aan [pand] te Buren (ZD2.1) en/of [pand] te Den Bosch (ZD2.3) en/of [pand] te Veghel (ZD2.4) en/of [pand] te Den Bosch (ZD2.5) en/of [pand] te Eindhoven (ZD2.6) en/of [pand] te Veghel (ZD2.7) en/of [pand] te Vianen (ZD 2.8) en/of [pand] te Heijen (ZD 2.9) [pand] te Velddriel (ZD2.10) en/of [pand] te Velddriel (ZD2.11)) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 5942 planten (ZD2.1) en/of 300 moederplanten en/of 14.000 hennepstekken (ZD2.3) en/of 8000 hennepstekken (ZD2.4) en/of 260 hennepplanten (ZD2.5) en/of 3414 hennepplanten (ZD2.6) en/of 2380 hennepplanten (ZD2.7) en/of 8064 planten (ZD 2.8) en/of 1000 planten (ZD 2.9) en/of en/of 1475 hennepplanten (ZD2.10) en/of 5986 hennepplanten (ZD2.11), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 3 ahf/ond C Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt: [medeverdachte A] en/of [medeverdachte D] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte I] en/of [medeverdachte J] en/of [medeverdachte U] en/of [medeverdachte V] en/of [medeverdachte W] en/of [medeverdachte X] en/of [medeverdachte H] en/of [medeverdachte G] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode 1 februari 2004 tot en met 17 april 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel, en/of te Kerkdriel en/of te Buren en/of Den Bosch en/of te Veghel en/of te Eindhoven en/of te Vianen en/of te Heijen en/of te Hedel, in elk geval in Nederland met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [pand] te Buren (ZD2.1) en/of [pand] te Den Bosch (ZD2.3) en/of [pand] te Veghel (ZD2.4) en/of [pand] te Den Bosch (ZD2.5) en/of [pand] te Eindhoven (ZD2.6) en/of [pand] te Veghel (ZD2.7) en/of Marconistraat te Vianen (2.8) en/of Groote Heeze te Heijen (2.9) en/of [pand] te Velddriel (ZD2.10) en/of [pand] te Velddriel (ZD2.11)) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 5942 planten (ZD2.1) en/of 300 moederplanten en/of 14.000 hennepstekken (ZD2.3) en/of 8000 hennepstekken (ZD2.4) en/of 260 hennepplanten (ZD2.5) en/of 3414 hennepplanten (ZD2.6) en/of 2380 hennepplanten (ZD2.7) en/of 8064 planten (ZD 2.8) en/of 1000 planten (ZD 2.9) en/of 1475 hennepplanten (ZD2.10) en/of 5986 hennepplanten (ZD2.11), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2004 tot en met 17 april 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel, en/of te Kerkdriel en/of te Buren en/of Den Bosch en/of te Veghel en/of te Eindhoven en/of te Hedel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen - aan voornoemde persoon/personen voornoemd(e) pand(en) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen (ZD 2.10 en 2.11) en/of - door het ter beschikking stellen van vervoermiddelen vanuit het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] en/of (Zd 2.3; 2.4) - het vanuit het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] kosteloos aannemen van afval afkomstig van de hennepkwekerijen (ZD 2.5) en/of - door [medeverdachte D] en/of [medeverdachte C] op de loonlijst [bedrijf 2 verdachte A] Beheer BV te (laten) plaatsen, welke fictieve dienstbetrekking ertoe strekt om de werkzaamheden van die [medeverdachteD] en [medeverdachte C] in het kader van de hennepteelt te bemantelen (ZD 7.1) en/of - het te doen voorkomen alsof die [medeverdachteD] en [medeverdachte C] werkzaamheden ten behoeve van de legale bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1 verdachte A] hebben verricht; - door vanuit [bedrijf 1 verdachte A] en/of door een constructie waarbij [bedrijf 1 verdachte A] een rol speelt (via door van [bedrijf 1 verdachte A] BV gestuurde facturen) die [medeverdachteD] en/of [medeverdachte C] uit te (laten) betalen voor de door hen verrichte werkzaamheden in het kader van de hennepteelt; (ZD 7.1 in relatie tot ZD 2.4 t/m 2.9); art 3 ahf/ond B Opiumwet art 3 ahf/ond C Opiumwet art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht 3. hij in of omstreeks de periode van januari 2005 tot en met januari 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel,, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een of meermalen facturen, gezonden aan [bedrijf 1 verdachte A] door [bedrijf 2 verdachte A] BV (form 6) en/of de bij deze facturen gevoegde week-urenstaten (form 5), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid deze facturen met bijlagen op te stellen/ te laten opstellen waarbij werd gesuggereerd dat [medeverdachte D] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte R] werkzaamheden zouden hebben verricht in het kader van de legale bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1 verdachte A]; art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 23 januari 2007, te Hedel, gemeente Maasdriel,, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 250.000 euro (tweehonderdvijftigduizend), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht 5. hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2007 tot en met 13 januari 2007, althans in de maand januari 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel, en/of te Leerdam, althans te Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) contact gelegd met [medeverdachte P] en/of [medeverdachte Q] en/of (vervolgens) geïnformeerd naar transportmogelijkheden van de MDMA naar het buitenland (Ierland) en de daarbij behorende prijzen; art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 6. de rechtspersoon [bedrijf 1 verdachte] B.V. in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met 22 januari 2007 te Maasdriel en/of Velddriel, tezamen en in vereniging met een ander, terwijl aan voornoemde rechtspersoon door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland bij besluit van 7 maart 2000 een vergunning, nummer MW98.50506 krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor een transportbedrijf, aannemingsbedrijf voor grond weg en waterbouw, grond, zand en grindhandel, op en overslag van bouw- en sloopafval, puinbreken en een gemeentelijkemilieustraat, zijnde in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van Inrichtingen en vergunningenbesluit Milieubeheer, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning en/of de daarbij behorende veranderingsvergunning, beschikking dd 24 november 2005, immers - heeft de rechtspersoon meermalen containers op de openbare weg gehad, en daarmee de openbare weg niet zo veel mogelijk tijden het bevoorraden van de inrichting en/of de aanvoer en/of afvoer van afval vrijgehouden (voorwaarde 1.12 vergunning) - heeft de rechtspersoon de maximaal vergunde hoeveelheid te verwerken puingranolaat in het jaar 2005 en het jaar 2006 overschreden (voorwaarde 8.1 vergunning) - heeft de rechtspersoon meermalen de afvalstof asfalt ingenomen (voorwaarde 6.2 vergunning) - heeft de rechtspersoon meermalen asbest op het terrein gehad dat niet stofdicht was aangeleverd en/of verpakt (voorwaarde 6.2 vergunning); - heeft de rechtspersoon meermalen asbest geaccepteerd van anderen dan particulieren en/of buiten de openingstijden van de milieustraat om (voorwaarde 6.2 vergunning) - heeft de rechtspersooneen of meer volle/gevulde containers opgeslagen gehad op het 'buiten-opslagterrein aan [adres]'; (voorschrift veranderingsvergunning 1.1) zulks terwijl verdachte in voornoemde periode op voornoemde plaatsen tot de verboden gedragingen, al dan niet in vereniging met een ander, opdracht heeft gegeven dan wel aan de verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven. (zd 3.1) art 18.18 Wet milieubeheer althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt: hij in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met 22 januari 2007 te Maasdriel en/of Velddriel, tezamen en in vereniging met een ander, terwijl aan voornoemde rechtspersoon door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland bij besluit van 7 maart 2000 een vergunning, nummer MW98.50506 krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor een transportbedrijf, aannemingsbedrijf voor grond weg en waterbouw, grond, zand en grindhandel, op en overslag van bouw- en sloopafval, puinbreken en een gemeentelijkemilieustraat, zijnde in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van Inrichtingen en vergunningenbesluit Milieubeheer, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning en/of de daarbij behorende veranderingsvergunning beschikking dd 24 november 2005, immers - heeft hij bij/in het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] meermalen containers op de openbare weg gehad, en daarmee de openbare weg niet zo veel mogelijk tijden het bevoorraden van de inrichting en/of de aanvoer en/ of afvoer van afval vrijgehouden (voorwaarde 1.12 vergunning) - heeft hij bij/in het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] de maximaal vergunde hoeveelheid te verwerken puingranolaat in het jaar 2005 en 2006 overschreden (voorwaarde 8.1 vergunning) - heeft hij middels het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] meermalen de afvalstof asfalt ingenomen (voorwaarde 6.2 vergunning) - heeft hij middels het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] meermalen asbest op het terrein gehad dat niet stofdicht was aangeleverd en/of verpakt (voorwaarde 6.2 vergunning); - heeft hij middels het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] meermalen asbest geaccepteerd van anderen dan particulieren en/of buiten de openingstijden van de milieustraat om (voorwaarde 6.2 vergunning) - heeft hij op het buiten-opslagterrein van het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] een of meer gevulde/volle containers opgeslagen; (voorschrift 1.1 van de veranderingsvergunning) art 18.18 Wet milieubeheer; (inzake parketnummer 05/511760-07) 1. hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2005 tot en met 20 januari 2006 te Velddriel, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel kadastraal bekend gemeente Maasdriel, perceel sectie [nummer] en [nummer] gelegen inrichting voor het telen, behandelen, verhandelen, opslaan of overslaan van landbouwprodukten, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 9 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage , heeft veranderd of de werking daarvan heeft veranderd door aldaar afvalstoffen en/of grond op of in de bodem te brengen; art 8.1 lid 1 ahf/ond b Wet milieubeheer althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: V.O.F. Kwekerij [naam] in of omstreeks de periode van 29 juni 2005 tot en met 20 januari 2006 te Velddriel, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel kadastraal bekend gemeente Maasdriel, perceel sectie [nummer] en [nummer] gelegen inrichting voor het telen, behandelen, verhandelen, opslaan of overslaan van landbouwprodukten, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 9 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage , heeft veranderd of de werking daarvan heeft veranderd door aldaar afvalstoffen en/of grond op of in de bodem te brengen, zulks terwijl verdachte in voornoemde periode op voornoemde plaatsen tot de verboden gedragingen, al dan niet in vereniging met een ander of anderen, opdrachte heeft gegeven dan wel aan de verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven; art 8.1 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer art 8.1 lid 1 ahf/ond b Wet milieubeheer art 8.1 lid 1 ahf/ond c Wet milieubeheer 2. hij in of omstreeks de periode 29 juni 2005 tot en met 23 januari 2006 te Velddriel bedrijfsmatig, of op een wijze als deze bedrijfsmatig was handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijze had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu onstaan of kunnen onstaan, immers heeft hij meermalen partijen grond vervoerd en/of bewerkt en/of in ontvangst genomen en of vermengd met andere grond terwijl eerst- of laatsgenoemde grond vervuild was, althans daarin zich een concentratie PAK bevond die als 'verontreinigd' kan worden aangemerkt; art 10.1 lid 3 Wet milieubeheer althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt: V.O.F. Kwekerij [naam] in of omstreeks de periode 29 juni 2005 tot en met 23 januari 2006 te Velddriel bedrijfsmatig, of op een wijze als deze bedrijfsmatig was handelingen met betrekking tot afvalstoffen te heeft verricht, terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijze had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu onstaan of kunnen onstaan, immers heeft de VOF meermalen partijen grond vervoerd en/of bewerkt en/of in ontvangst genomen en of vermengd met andere grond terwijl eerst- of laatsgenoemde grond vervuild was, althans daarin zich een concentratie PAK bevond die als 'verontreinigd' kan worden aangemerkt, zulks terwijl verdachte in voornoemde periode op voornoemde plaatsen tot de verboden gedragingen, al dan niet in vereniging met een ander of anderen, opdrachte heeft gegeven dan wel aan de verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven; art 10.1 lid 2 Wet milieubeheer 3. hij op of omstreeks 23 en 24 januari 2006 te Zaltbommel en/of Velddriel, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten een hoeveelheid van 2100 m3 grond waarin een zodanige concentratie PAK zat dat deze grond als 'verontreinigd' kan worden aangemerkt heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden; (zd 3.4) art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer 4. hij in of omstreeks de periode van augustus 2003 tot en met 1 februari 2004, te Tiel en/of Velddriel, althans in Nederland en/of Belgie, een voorwerp, te weten een Mercedes E 55 AMG en/of een bedrag van 109.500 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; (zd 5.5) art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht (inzake parketnummer 05/513374-07) [bedrijf 2 verdachte A] B.V. in of omstreeks 1 januari tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of Heerlen en/of Gorinchem, en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over het/de jaar/jaren 2006 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Heerlen en/of Gorinchem ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot/bij het plegen van welk feit verdachte in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of Velddriel opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte via het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] ingehuurde werknemers van [bedrijf 2 verdachte A] BV telkens meer dan 40 uren werk per week verschaft; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: [medeverdachte A] in of omstreeks 1 januari tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of Heerlen en/of Gorinchem, en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over het/de jaar/jaren 2006 van het bedrijf [bedrijf 2 verdachte A] BV onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft die [medeverdachte A] (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Heerlen en/of Gorinchem ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot/bij het plegen van welk feit verdachte in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of Velddriel opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte via het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] ingehuurde werknemers van [bedrijf 2 verdachte A] BV telkens meer dan 40 uren werk per week verschaft; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bevoegdheid rechtbank Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van de economische delicten die aan verdachte zijn ten laste gelegd, nu er geen enkele samenhang bestaat tussen die delicten met een of meer van de andere aan verdachte ten laste gelegde commune delicten. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 39, tweede lid, van de Wet op de economische delicten is de gewone strafkamer van de rechtbank bevoegd kennis te nemen van economische delicten die ten laste zijn gelegd samen met een of meer andere strafbare feiten, niet zijnde economische delicten, mits die feiten in samenhang zijn begaan. Met de raadsman is de rechtbank voor wat het hier aan verdachte ten laste gelegde betreft van oordeel dat die samenhang in het geheel ontbreekt. De rechtbank zal zich dan ook met betrekking tot feit 6 ziende op de dagvaarding onder parketnummer 05/900300-05 en de feiten 1, 2 en 3 ziende op de dagvaarding onder parketnummer 05/511760-07 onbevoegd moeten verklaren. Verweer ten aanzien van feit 1 inzake parketnummer 05/900300-07 (kortgezegd de deelname aan een criminele organisatie betreffend) Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat de redactie van dit feit zodanig is, dat dit niet kan leiden tot een veroordeling terzake van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Immers wordt verdachte verweten dat hij zou hebben deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het plegen van overtredingen van artikel 3 van de Opiumwet. De officier van justitie heeft niet ten laste gelegde dat de organisatie tot oogmerk had het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D gegeven verbod. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht ziet op deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. In de tenlastelegging is opgenomen: “welke organisatie tot oogmerk had het plegen van overtreding van artikel 3 Opiumwet, te weten het telen en bereiden van en de handel in hennepproducten, althans het plegen van misdrijven”. Het oogmerk hebben om overtreding te plegen van artikel 3 van de Opiumwet kan niet anders betekenen dan dat de misdrijfvariant van artikel 3 van de Opiumwet is bedoeld, nu in het geval van oogmerk steeds opzet aan de orde is. Uit de subsidiaire bewoordingen van de tenlastelegging “althans het plegen van misdrijven” is evenzeer af te leiden dat de steller van de tenlastelegging met overtreding van artikel 3 van de Opiumwet de misdrijfvariant heeft benoemd. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de inzake parketnummer 05/900300-05 onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Door de officier van justitie is gesteld dat de betrokkenheid van verdachte bij hennepkwekerijen (feit 1 en 2) onder meer kan worden aangenomen op basis van een bij het pand [pand] in Buren aangetroffen olievat met een sticker van [naam 5] B.V., de omstandigheid dat hij eigenaar is van de panden [pand] en [pand] te Velddriel, de positie van verdachte als directeur van [bedrijf 1 verdachte A] en de wetenschap die hij in die hoedanigheid had, met name ook gelet op het samenwerkingsverband met zijn broer [verdachte A] van [bedrijf 1 verdachte A], alsmede het faciliteren van kwekerijen met busjes of containers. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voor verdachtes concrete betrokkenheid van verdachte bij de bedoelde hennepkwekerijen onvoldoende draagvlak is te vinden in het onderhavige dossier. Met betrekking tot de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen om MDMA buiten het grondgebied van Nederland te brengen (feit 5) is de rechtbank van oordeel, dat er onvoldoende bewijs voorhanden is voor verdachtes betrokkenheid bij het gesprek op 13 januari 2007 (OVC-gesprek 270011613), ziende op uitvoer van pillen. Ook voor dat feit dient daarom vrijspraak te volgen Overwegingen ten aanzien van het bewijs Ten aanzien van het onder parketnummer 05/513374-07 tenlastegelegde kan het, gelet op het samenstel van het door de steller van de tenlastelegging bedoelde feit, slaande op het belastingjaar 2006, niet anders zijn dan dat bedoeld is ten laste te leggen: “in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006”. De rechtbank leest dit als zodanig in. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Wat feit 3 (parketnummer 05/900300-05) betreft, is uit het dossier op te maken dat [bedrijf 1 verdachte A] drie personeelsleden in dienst had en overigens personeel inleende van [bedrijf 2 verdachte A] B.V.. Tevens blijkt dat verdachte nauwkeurig handmatig aantekening hield van de uren die het personeel - per individuele werknemer - in dienst van [bedrijf 1 verdachte A] maakte. De facturen die vervolgens door [bedrijf 2 verdachte A] B.V. aan [bedrijf 1 verdachte A] werden toegezonden werden bepaald door de bij die facturen behorende bijlagen, welke bijlagen waren opgemaakt aan de hand van de door verdachte handmatig opgestelde weeklijst. Alleen al vanwege het feit dat verdachte – zoals ook door de verdediging ter zitting van 5 november nog is gesteld – van alles binnen het bedrijf van [bedrijf 1 verdachte A] op de hoogte was, moet verdachte hebben geweten dat de facturen die hij aftekende voor een deel zagen op werknemers die hij volstrekt niet kende en die geen werkzaamheden voor [bedrijf 1 verdachte A] hadden verricht. Facturen en bijlagen zijn naar het oordeel van de rechtbank onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte ten aanzien van feit 4 (parketnummer 05/900300-05) dient te worden vrijgesproken, aangezien er in het dossier geen bewijsmiddelen voorhanden zijn op grond waarvan de conclusie moet worden getrokken dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is en dat verdachte, in weerwil van zijn wetenschap daaromtrent, het geld heeft verborgen. De rechtbank is gelet op de navolgende omstandigheden, te weten - de verschillende tegenstrijdigheden in de verklaringen van verdachte en [medeverdachte S] (onder meer: geld in plastic zak / geld in koffertje, overgedragen één of twee weken na de ondertekening van het contract / overgedragen bij het ondertekenen van het contract) - dat de zuster van verdachte, evenmin als de notaris, op de hoogte is van [medeverdachte S] als mede-investeerder in het perceel - dat het gaat om een groot geldbedrag in verschillende coupures - dat het geld in de zomer van 2005 cash door [medeverdachte S] is opgenomen en dan vervolgens anderhalf jaar thuis zou zijn bewaard zonder dat daar enig voordeel (rente) tegenover stond van oordeel dat er geen aannemelijke verklaring over de herkomst en de bestemming van het geld is afgelegd en de ware aard daarvan wordt verhuld. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan niet anders zijn dan dat dit geldbedrag – middellijk of onmiddellijk – afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte in het onderhavige geval daarvan geweten moet hebben. Ten aanzien van feit 4 (parketnummer 05/511760-07), ziende op het witwassen in de periode van augustus 2003 tot en met 1 februari 2004 van een Mercedes E55 AMG danwel een bedrag van € 109.500,--, is door de raadsman aangevoerd dat ook voor dit feit vrijspraak dient te volgen, aangezien op geen enkele wijze kan worden aangetoond dat de bedragen die in deze kwestie een rol spelen van enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank stelt vast dat onder verdachte een kwitantie is aangetroffen voor een bedrag van € 109.500,-- ten name van [naam] gedateerd 27 januari 2004. Dit stemt niet overeen met de overeengekomen koopprijs (pag. 14747 van het proces-verbaal), strookt niet met de verklaring die de schoonvader van verdachte bij de rechter-commissaris heeft afgelegd op 17 oktober 2007 en spoort evenmin met de stortingen die op 28 januari 2007 hebben plaatsgevonden. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat de handelwijze van verdachte kennelijk beoogde de herkomst van gelden afkomstig van misdrijven te verhullen. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het inzake parketnummer 05/900300-05 onder 3 en 4 en het inzake parketnummer 05/511760-07 onder 4 en het inzake parketnummer 05/513374-07 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: (inzake parketnummer 05/900300-05) 3. hij in de periode van januari 2005 tot en met januari 2007 te Velddriel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen facturen, gezonden aan [bedrijf 1 verdachte A] door [bedrijf 2 verdachte A] B.V. (form 6) en de bij deze facturen gevoegde week-urenstaten (form 5) - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, telkens valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om die geschriften als echt te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid deze facturen met bijlagen op te stellen/ te laten opstellen waarbij werd gesuggereerd dat [medeverdachte D] en [medeverdachte C] en [medeverdachte R] werkzaamheden zouden hebben verricht in het kader van de legale bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1 verdachte A]; 4. hij op 23 januari 2007, te Hedel, gemeente Maasdriel, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 250.000 euro (tweehonderdvijftigduizend) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; (inzake parketnummer 05/511760-07) 4. hij in de periode van augustus 2003 tot en met 1 februari 2004 te Tiel en Velddriel en België, een voorwerp, te weten een Mercedes E 55 AMG, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf; (inzake parketnummer 05/513374-07) [bedrijf 2 verdachte A] B.V. in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of Heerlen en/of Gorinchem, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2006 onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Heerlen en/of Gorinchem ingeleverd aangiftebiljet loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd jaar een te laag belastbaar bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk feit verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel en/of Velddriel opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, immers heeft verdachte via het bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] ingehuurde werknemers van [bedrijf 2 verdachte A] B.V. telkens meer dan 40 uren werk per week verschaft. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: (inzake parketnummer 05/900300-05) feit 3: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd; feit 4: witwassen; (inzake parketnummer 05/511760-07) feit 4: witwassen; (inzake parketnummer 05/513374-07) medeplichtigheid aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden en verbeurdverklaring van het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 250.000,--. Daarbij is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van (inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/900300-05) feit 1 met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheden oprichter/bestuurder, feit 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6, (inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/511760-07) feit 1 en feit 2 in de zin van ‘redelijkerwijs kunnen weten’ en van het subsidiair inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/513374-07 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de reeks van feiten, de ernst en het gestructureerde karakter van een aantal daarvan en de omstandigheid dat verdachte - ofschoon hij niet over een echt strafblad beschikt - kennelijk zijn eigen normen en waarden lijkt te stellen. Ter terechtzitting van 5 november 2007 is door de officier van justitie aangevoerd dat in het geval de rechtbank zich onbevoegd zou verklaren met betrekking tot de economische delicten die aan verdachte zijn ten laste gelegd, dat in zijn visie een reductie op de gevorderde straf zou opleveren van drie maanden. 2. Door de verdediging is bepleit dat, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte niet kan worden veroordeeld tot een langere straf dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Door de verdediging is voor de commune delicten waarover de rechtbank moet oordelen een algehele vrijspraak bepleit. 3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 4. Verdachte heeft gedurende langere tijd in het kader van de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1 verdachte A] meegewerkt aan het creëren van een legale status voor een aantal niet bestaande zogenaamd bij het bedrijf van zijn broer in dienst zijnde werknemers. Verdachte heeft daar een actieve en laakbare rol in vervuld, door facturen valselijk op te maken / te laten opmaken en te accorderen. In samenhang met het vorenstaande is verdachte behulpzaam geweest bij het indienen van onjuiste aangiftebiljetten bij de belastingdienst voor de wel legale werknemers van [bedrijf 2 verdachte A] B.V., die door zijn bedrijf [bedrijf 1 verdachte A] werden ingehuurd. 5. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van grote sommen geld. Dergelijke activiteiten tasten de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormen een bedreiging voor de openbare orde. 6. In het voordeel van verdachte weegt dat hij niet over een relevant strafblad beschikt. 7. Aangezien de rechtbank slechts een beperkt aantal feiten bewezen acht van de commune delicten die aan verdachte zijn tenlastegelegd, komt zij tot een substantieel lagere straf dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte heeft al een aanzienlijke tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd in voorarrest doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel is op zijn plaats, om verdachte in te scherpen dat hij zich niet meer met dit soort strafbare feiten moet inlaten. In beslag genomen voorwerp Onder verdachte is op 17 april 2007 een geldbedrag van € 250.000,-- inbeslaggenomen. Dit aan verdachte toebehorende bedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen betreft met behulp waarvan het onder 4 betreffende parketnummer 05/900300-05 bewezen verklaarde is gepleegd. De rechtbank is gelet op hierboven reeds overwogene van oordeel dat verdachte, in weerwil van zijn ontkenning daaromtrent, eigenaar van dit geldbedrag is. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 47, 48, 49, 57, 91, 225, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van feit 6 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/900300-05 en de feiten 1, 2 en 3 inzake de dagvaarding onder parketnummer 05/511760-07. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het inzake parketnummer 05/900300-05 onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het inzake parketnummer 05/900300-05 onder 3 en 4 en het inzake parketnummer 05/511760-07 onder 4 en het inzake parketnummer 05/513374-07 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 (driehonderd) dagen. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 110 (honderdtien) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, te weten 190 dagen, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 250.000,--. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van de Wetering en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2007.