Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8596

Datum uitspraak2007-01-10
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers81075 ha za 990 van 2006
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onrechtmatige daad bestuurders rechtspersoon.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector civiel recht zaaknummer: 81075 ha za 990 van 2006 datum vonnis: 10 januari 2007 (mvw) Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: Z, wonende te Enschede, eiser, verder te noemen: Z, procureur: mr. J.A. Hobma, tegen 1. X, wonende te Losser, verder te noemen: X, en 2. Y, wonende te Oldenzaal, verder te noemen: Y, gedaagden, procureur: mr. A. Hurenkamp. Het procesverloop 1.1 Z heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding van 19 september 2006 onder overlegging van dertien producties. X en Y hebben op 20 december 2006 een conclusie van antwoord met twee producties genomen. 1.2 De rechtbank heeft daarna artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toegepast. Zij heeft beoordeeld of de zaak geschikt is voor een verschijning van partijen als bedoeld in de artikelen 87 en/of 88 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Haar uitspraak over deze vraag heeft zij bepaald op vandaag. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing 2.1 In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet-betwiste producties thans al het navolgende vast. 2.2 X en Y zijn door X van hun beheervennootschappen X Beheer BV respectievelijk Meng Beheer BV aandeelhouder en bestuurder van de houdstervennootschap Securica BV. Deze laatste vennootschap is enig aandeelhouder van Faciliteiten Beveiliging Twente BV (verder te noemen; FBT) en is in het verleden ook geregistreerd geweest als bestuurder van FBT. Binnen FBT zijn X en Y degenen die feitelijk het beleid van de vennootschap bepalen. 2.3 Per 1 augustus 2005 heeft FBT de activiteiten overgenomen van CSU Security BV. Daardoor is ook de arbeidsovereenkomst tussen Z als werknemer en CSU Security BV als werkgever overgegaan op FBT. 2.4 De kantonrechter heeft bij beschikking van 8 maart 2006 deze arbeidsovereenkomst ontbonden onder toekenning aan Z van een vergoeding ten laste van FBT van € 61.500,-- bruto. 2.5 Op 22 maart 2006 ontvangt het handelsregister bericht dat Securica BV met ingang van 1 januari 2006 heeft opgehouden bestuurder te zijn van FBT. Sindsdien is in het handelsregister geen bestuurder meer van deze vennootschap ingeschreven. Tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter die heeft geleid tot de beschikking van 8 maart 2006, werd FBT vertegenwoordigd door X en Y die daar optraden namens Securica BV. 2.6 De gemachtigde van FBT schrijft in een brief van 2 mei 2006 aan de gemachtigde van Z onder andere dat de financiers van FBT de lopende activiteiten, vanwege de dreiging van beslag door Z, niet verder willen financieren, zodat de activiteiten noodgedwongen zullen worden beëindigd. 2.7 Op 16 mei 2006 wordt bij het handelsregister de vennootschap in oprichting B.o.t.s. Surveillance BV i.o. ingeschreven. Deze besloten vennootschap wordt uiteindelijk opgericht op 10 augustus 2006. Bestuurder en enig aandeelhouder van deze vennootschap is Beveiliging Twente BV, waarvan Securica BV op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder is. 2.8 Vanaf mei 2006 zijn alle arbeidsovereenkomsten waarbij FBT werkgever was overgegaan op B.o.t.s. Surveillance BV en worden de salarissen door deze laatste vennootschap betaald. 2.9 Z heeft conservatoir beslag laten leggen op enkele goederen van X en Y. 3.1 Samengevat heeft Z gevorderd X en Y hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan hem van € 61.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2006 en met de kosten van het geding, een en andere uitvoerbaar bij voorraad. 3.2 Zakelijk weergegeven legt Z aan deze vordering ten grondslag dat X en Y onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld doordat zij er alles aan hebben gedaan om te voorkomen dat FBT haar schuld aan Z betaalt. X en Y zouden als feitelijk leidinggevenden binnen FBT, mede door het hanteren van valse data op formulieren en arbeidsovereenkomsten, alle activa uit FBT hebben verwijderd. 4.1 X en Y hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vordering en geconcludeerd Z in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze vorderingen te ontzeggen met veroordeling van Z in de kosten van het geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. 4.2 Kort samengevat baseren zij dit verweer op de stelling dat zij alles in het werk hebben gesteld om Z te betalen, maar dat het niet mogelijk is gebleken de betaling te financieren, mede doordat Z onvoldoende medewerking zou hebben verleend. X en Y betwisten dat ooit in FBT voldoende actief aanwezig was voor de betaling van € 61.500,--. Zij stellen dat zij de activiteiten van FBT hebben moeten staken, omdat zij bij het aangaan van nieuwe verplichtingen het risico liepen deze niet meer te kunnen voldoen. 5. De rechtbank zal het in het vervolg van de procedure zo nodig de gronden van de vordering en de daartegen gevoerde verweren nader uiteenzetten. 6.1 De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten om van hen nadere informatie te verkrijgen. 6.2 Zo zal op de comparitie onder andere aan de orde komen in hoeverre FBT over middelen heeft beschikt om de schuld aan Z te betalen en in hoeverre deze middelen door handelen van X en Y aan FBT zijn onttrokken. Ter voorbereiding op de comparitie zullen X en Y stukken in het geding moeten brengen waaruit het verloop van de activa en passiva alsmede de omzet en de winst van FBT blijken in 2005 en 2006. Hetzelfde geldt voor B.o.t.s. Surveillance BV voor het jaar 2006. 6.3 Verder zal op de comparitie onder andere worden gesproken over de pogingen van X en Y om financiering te verkrijgen voor de betaling van de schuld aan Z. 7. Ter comparitie zal de rechtbank verder nagaan in hoeverre partijen mogelijkheden zien om zelf het geschil geheel of gedeeltelijk op te lossen. 8. De rechtbank trekt voor de comparitie in beginsel niet meer uit dan een uur. Tot de comparitie houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. De beslissing De rechtbank: I. beveelt partijen in persoon om op een nader te bepalen dag te verschijnen in het gerechtsgebouw te Almelo voor mr. Van Wees om inlichtingen te verstrekken en een vereniging te beproeven. II. Verwijst de zaak naar de civiele rol van woensdag 24 januari 2007 voor dagbepaling comparitie en draagt Z op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen. III. Draagt partijen op om ervoor zorg te dragen dat de in rechtsoverweging 6.2 genoemde en eventuele andere ter gelegenheid van de comparitie over te leggen stukken uiterlijk 14 dagen voor de comparitiedatum in fotokopie aan de advocaat van de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank zijn toegestuurd. IV. Houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.E. van Wees en is op 10 januari 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.