Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC1184

Datum uitspraak2007-12-17
Datum gepubliceerd2008-01-04
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 07-2075 285226
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontkenning vaderschap. De rechtbank past Turks recht toe op het verzoek. Het verzoek wordt toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Familie- en Jeugdrecht Enkelvoudige Kamer Ontkenning vaderschap rekestnummer: FA RK 07-2075 zaaknummer: 285226 datum beschikking: 17 december 2007 TS BESCHIKKING op het op 6 april 2007 ingediende verzoekschrift van: [de vrouw], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de vrouw, procureur: mr. R.Ch. Rombach, Belanghebbenden zijn: 1. [de man], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de man, procureur mr. --, 2. [de minderjarige], geboren op [datum] 2005, hierna te noemen: de minderjarige, in rechte vertegenwoordigd door: mr. G.L. Gijsberts, advocaat, kantoorhoudende te 's-Gravenhage, zijnde de gekozen woonplaats, in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige, procureur: mr. G.L. Gijsberts. FEITEN - De man en de vrouw zijn op [datum] 2003 te [plaats] (Turkije) gehuwd. - Uit de vrouw is op [datum] 2005 te [plaats] de minderjarige geboren. - Op 13 september 2006 is bij beschikking van deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 23 oktober 2006 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. - De vrouw en de minderjarige hebben de Nederlandse en Turkse nationaliteit. De man heeft de Turkse nationaliteit. PROCEDURE De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder: - het verzoekschrift; - een brief van de zijde van de man van 16 mei 2007; - het verweerschrift van de bijzonder curator (die bij beschikking van 21 mei 2007 als zodanig is benoemd over de minderjarige). Op 15 oktober 2007 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar procureur en met haar partner, de heer [partner van de vrouw], en de bijzonder curator. Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen: - de brief met bijlage van 28 november 2007 van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI), naar aanleiding van door de rechtbank gestelde vragen over de uitleg van het Turkse recht; - de brief met bijlagen - waaronder een verklaring van de man - van de bijzonder curator, ingekomen bij de rechtbank op 29 november 2007. VERZOEK EN VERWEER Het verzoekschrift strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning door de vrouw van het vaderschap van de man over de minderjarige. De vrouw voert daartoe aan dat ten tijde van de verwekking en de geboorte van de minderjarige geen contact was tussen de man en haar, zodat hij niet de biologische vader van de minderjarige kan zijn. De vrouw heeft hieraan toegevoegd dat zij en de man gescheiden leefden ten tijde van de verwekking en de geboorte. De man heeft de rechtbank bij brief van 16 mei 2007 laten weten geen instemmingsverklaring te ondertekenen. De man heeft vervolgens in een schriftelijke verklaring van 5 november 2007 echter expliciet verklaard dat hij niet de vader van de minderjarige is, aangezien hij reeds ten tijde van de conceptie van de minderjarige duurzaam gescheiden leefde van de vrouw. Deze verklaring is mede ondertekend door de advocaat van de man, mr. W.A. van der Plas-Slot. De bijzonder curator heeft in zijn verweerschrift verzocht de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek met bepaling dat de bijzonder curator het verzoek overneemt, alsmede te gelasten dat er een DNA-onderzoek zal plaatsvinden teneinde de vraag beantwoord te krijgen of de man de biologische vader is van het kind en bij bevestiging hiervan, zonodig onder aanvulling van de gronden, het verzoek van de vrouw, althans de bijzonder curator toe te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie voorkomt. Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting heeft de bijzonder curator na deze zitting de verklaring van de man ontvangen en een bespreking gehad met de man, de vrouw en de minderjarige. Op grond daarvan stelt de bijzonde curator aan te nemen dat de minderjarige is verwekt ten tijde van het gescheiden leven, zodat de ontkenning van het vaderschap op grond van artikel 288 van het Turks Burgerlijk Wetboek gegrond kan worden verklaard. BEOORDELING Rechtsmacht en toepasselijk recht Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering acht de rechtbank zich bevoegd om op het onderhavige verzoek te beslissen. Op grond van artikel 2 lid 1 jo. artikel 1 lid 1 van de Wet conflictenrecht afstamming (WCA) zal de rechtbank Turks recht toepassen op het verzoek tot ontkenning van het vaderschap als het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en de man. Op grond van artikel 286 van het Turks Burgerlijk Wetboek kan de man door het indienen van een verzoek tot ontkenning van verwantschap het vermoeden van zijn vaderschap - op grond van artikel 285 van het Turks Burgerlijk Wetboek is de man de vader van de minderjarige, omdat hij gedurende het huwelijk is geboren - weerleggen. Ook de minderjarige is gerechtigd tot een rechtszaak, welke rechtszaak moet zijn gericht tegen de vrouw en de man. Op grond van artikel 287 van het Turks Burgerlijk Wetboek dient de minderjarige te bewijzen dat de man niet zijn vader is. De minderjarige hoeft op grond van artikel 288 van het Turks Burgerlijk Wetboek onder meer geen verder bewijs te leveren, indien hij is verwekt ten tijde van het gescheiden leven. Het vermoeden van het vaderschap van de man blijft echter van kracht indien er geloofwaardig bewijs is van geslachtsgemeenschap van de man met de vrouw ten tijde van de zwangerschap. De minderjarige dient de procedure uiterlijk binnen een jaar na zijn meerderjarigheid te beginnen. Ontvankelijkheid De vrouw kan niet in haar verzoek worden ontvangen, nu naar Turks recht alleen de man en de minderjarige een dergelijk verzoek kunnen doen. De rechtbank overweegt ten overvloede dat ook indien de vrouw die mogelijkheid wel zou hebben, zij het verzoek binnen een jaar na de geboorte van de minderjarige had moeten doen, indien zou worden uitgegaan van eenzelfde bepaling als de bepaling die geldt voor de man (artikel 289 van het Turks Burgerlijk Wetboek). Op grond van artikel 2 lid 2 WCA kan de rechtbank, indien volgens het Turkse recht ontkenning niet of niet meer mogelijk is, indien zulks in het belang van het kind is en de ouders en het kind een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek doen, het Nederlandse recht toepassen. De ouders en het kind hebben hiertoe geen gezamenlijk verzoek gedaan, zodat de rechtbank geen Nederlands recht zal toepassen. Overigens geldt voor de vrouw ook naar Nederlands recht (artikel 1:200 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek) de termijn voor het indienen van het verzoek van uiterlijk een jaar na de geboorte van de minderjarige. De bijzonder curator heeft namens de minderjarige verzocht de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige gegrond te verklaren. Op grond van artikel 286 van het Turks Burgerlijk Wetboek voormeld zal de rechtbank de minderjarige ontvangen in dit verzoek. Inhoudelijke beoordeling Zoals voormeld hoeft de minderjarige geen verder bewijs te leveren, indien hij is verwekt ten tijde van het gescheiden leven van de man en de vrouw. Zowel de man als de vrouw hebben gemotiveerd verklaard in ieder geval sedert eind 2004 gescheiden van elkaar te hebben geleefd. De bijzonder curator heeft namens het kind verklaard op basis van het verhandelde ter zitting en tijdens de bespreking met de man en de vrouw aan te nemen dat de minderjarige is verwekt ten tijde van het gescheiden leven. De rechtbank overweegt dat, blijkens de informatie van het IJI, het oud Turks Burgerlijk Wetboek voorschreef dat er een rechterlijke beslissing nodig was om het niet samenwonen van de echtgenoten te bewijzen, waaruit bleek dat er sprake was van een 'limited divorce' of een 'legal separation'. Het huidige artikel 288 van het Turks Wetboek (in werking getreden op 1 januari 2002), schrijft deze gerechtelijke uitspraak niet langer voor als bewijs. Voldoende is enig bewijs dat de echtgenoten niet meer samenwoonden op het moment van de conceptie van het kind. Als er echter enig tegenbewijs geleverd wordt dat de echtgenoten seksuele gemeenschap hebben gehad in de periode van conceptie van het kind, geldt het wettelijk vermoeden weer dat de man de vader is van het kind. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de verklaringen van verzoeker en de belanghebbenden, dat de man en de vrouw niet meer samenwoonden en zelfs geen enkel contact met elkaar hadden op het moment van de conceptie van het kind, voldoende bewezen is dat de echtgenoten toen duurzaam gescheiden leefden. Voorts is er geen sprake van enig tegenbewijs. De huidige partner van de vrouw, de heer [partner van de vrouw] voornoemd, heeft zelfs erkend de biologische vader van het kind te zijn en verklaard de minderjarige te willen erkennen als zijn kind. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de minderjarige het vermoeden van het vaderschap van de man heeft weerlegd. Zij zal zijn verzoek dan ook toewijzen. BESLISSING De rechtbank: verklaart de vrouw niet ontvankelijk in haar verzoek. verklaart gegrond het verzoek van: [de minderjarige], tot ontkenning van het vaderschap van: [de man], van de minderjarige: [de minderjarige], geboren op [datum] 2005 te [plaats], uit: [de vrouw]. Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2007.