Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC2060

Datum uitspraak2007-12-19
Datum gepubliceerd2008-01-17
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1370-R-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tegen een voorlopige ondertoezichtstelling staat alleen het rechtsmiddel cassatie in het belang der wet open. Appellante is niet-ontvankelijk in het hoger beroep.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 19 december 2007 Rekestnummer. : 1370-R-07 Rekestnr. rechtbank : J2 RK 07-1169 [appellante], wonende te Hoogvliet, verzoekster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, tegen de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Rotterdam, hierna te noemen: de raad. Als informant is aangemerkt: de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering kantoor houdende te Diemen, hierna te noemen: de WSS. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De moeder is op 28 september 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 18 september 2007. Op 5 december 2007 is de zaak, tezamen met de zaak met rekestnummer 1369-R-07 (betreffende de uithuisplaatsing), mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. P. Vermeulen, en namens de WSS: mevrouw F. Neuteboom en mevrouw D. Welleman. De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De moeder, haar advocaat, alsmede de WSS, hebben het woord gevoerd. VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, E[de minderjarigen, geboren in 1997, 2000, 2006 en 2007], voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden met ingang van 14 september 2007. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, voor zover thans van belang, staat tegen een voorlopige ondertoezichtstelling, zoals bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet. De moeder kan derhalve niet worden ontvangen in haar hoger beroep. Zij dient te dien aanzien niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het hof beslist derhalve als volgt. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Van den Wildenberg en Kamminga, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2007.