Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC4159

Datum uitspraak2008-02-12
Datum gepubliceerd2008-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460524-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank veroordeelt verdachte A terzake van (o.a) diefstallen met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving o.a in de gemeente Vaassen tot 6,5 gevangenisstraf. Zie LJNummer BC4165 voor medeverdachte B. (PROMIS)


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460524-07 Uitspraak d.d.: 12 februari 2008 tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte A], geboren te [plaats 1979], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting De Kruisberg, Hogenslagweg 8 te Doetinchem. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, uit een woning aan de [adres], een hoeveelheid geld en/of 2 kratten (Heineken) bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of de handen en/of polsen van die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgebonden en/of op/aan het bed heeft/hebben vastgebonden en/of een handdoek in de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gebracht en/of tegen die [slachtoffer 1] hebben geschreeuwd en/of gezegd dat ze geld/money moest(en) hebben en/of een alarmkastje heeft/hebben vernield en/of de telefoonsnoer heeft/hebben doorgesneden en aldus en in ieder geval voor die [slachtoffer 1] bedreigende situatie heeft/hebben veroorzaakt; (incident 2) art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer 1] vastgebonden aan de hand(en) en/of en polsen en/of aan een bed, waarop die [slachtoffer 1] lag; (incident 2) art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen gereedschap en/of een portemonnee met inhoud en/of een thermosfles en/of handschoenen en/of een dossje en/of bankpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, is/zijn gesprongen en/of de hand(en) op de mond van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of die [slachtoffer 2] met een mes heeft/hebben gedreigd, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of met zich hebben gevoerd en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en/of (vervolgens) de handen/polsen en/of voeten van die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden en/of de deur van de badkamer heeft/hebben dichtgebonden en/of de het telefoonsnoer heeft/hebben doorgesneden; (incident 3) art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, is/zijn gesprongen en/of de hand(en) op de mond van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of die [slachtoffer 2] met een mes heeft/hebben gedreigd, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of met zich hebben gevoerd en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en/of (vervolgens) de handen/polsen en/of voeten van die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden en/of die [slachtoffer 2] vastgebonden aan handen en voeten in dat bed heeft hebben achtergelaten; (incident 3) art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 5. hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 juli 2004, te Malden, gemeente Heumen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot geld te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel (pin/bankpas), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (incident 3) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht 6. hij op of omstreeks 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning en/of een schuur aan de [adres] heeft weggenomen een fototoestel en/of gereedschap en/of geld en/of een mapje en/of een fiets, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (incident 4) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht 7. hij op of omstreeks 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een schuur heeft weggenomen een fiets (Giant) en/of twee jassen en/of sportschoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (incident 5) art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde. 2. De raadsman heeft zich, met betrekking tot de bewezenverklaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 3. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij, ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, op de verklaring van [medeverdachte B] (eindnoot 1) en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie (eindnoot 2) welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd. Daarnaast baseert de rechtbank zich, ten aanzien van feit 1 en 2 op de aangifte van [slachtoffer 1] (eindnoot 3) en de verklaring van [getuige 1] (eindnoot 4) , ten aanzien van feit 3 en 4 op de aangifte van [slachtoffer 2] (eindnoot 5) en de DNA-hit voortkomende uit een DNA-onderzoek (eindnoot 6) , ten aanzien van feit 5 op de beelden van de bewakingscamera (eindnoot 7) , ten aanzien van feit 6 op de aangifte van [slachtoffer 3] (eindnoot 8) en ten aanzien van feit 7 op de aangifte van [slachtoffer 4]. (eindnoot 9) Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, uit een woning aan de [adres], een hoeveelheid geld en 2 kratten (Heineken) bier, toebehorende aan mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918), waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en de handen en polsen van die [slachtoffer 1] heeft vastgebonden en op het bed heeft vastgebonden en een handdoek in de mond van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze geld/money moesten hebben en een alarmkastje heeft vernield en het telefoonsnoer heeft doorgesneden; (incident 2) 2. hij op 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mw. [slachtoffer 1] (geboren december 1918) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben, hij, verdachte, en zijn mededader, opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer 1] vastgebonden aan de handen en polsen en aan een bed, waarop die [slachtoffer 1] lag; (incident 2) 3. hij op 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen gereedschap en een portemonnee met inhoud en een thermosfles en handschoenen en een doosje en een bankpas, toebehorende aan dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928), waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en door middel van braak, en welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, is gesprongen en de hand op de mond van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en die [slachtoffer 2] met een mes heeft gedreigd, en die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en met zich heeft gevoerd en die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en de handen/polsen en voeten van die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en de deur van de badkamer heeft dichtgebonden en het telefoonsnoer heeft doorgesneden; (incident 3) 4. hij op 13 juli 2004, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk dhr. [slachtoffer 2] (geboren november 1928) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn verdachte en zijn mededader opzettelijk wederrechtelijk bovenop die [slachtoffer 2], die in het bed lag, gesprongen en hebben zij de handen op de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en die [slachtoffer 2] met een mes gedreigd en die [slachtoffer 2] vastgepakt en met zich gevoerd en die [slachtoffer 2] gezegd dat hij in bad moest gaan liggen en de handen/polsen en voeten van die [slachtoffer 2] vastgebonden en die [slachtoffer 2] vastgebonden aan handen en voeten in dat bad achtergelaten; (incident 3) 5. hij op een tijdstip op 13 juli 2004, te Malden, gemeente Heumen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot dat geld te verschaffen en dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel (pin/bankpas), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (incident 3) 6. hij op 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning en een schuur aan de [adres] heeft weggenomen gereedschap en een fiets toebehorende aan [slachtoffer 3]; (incident 4) 7. hij op 05 september 2004, te Vaassen, gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur heeft weggenomen een fiets (Giant) en twee jassen en sportschoenen, toebehorende aan [slachtoffer 4]. (incident 5). Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: Feit 1 diefstal door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren Feit 2 medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden Feit 3 diefstal door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren Feit 4 medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden Feit 5 poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel Feit 6 diefstal Feit 7 diefstal Anders dan door de raadsman bepleit is er naar het oordeel de rechtbank ten aanzien van feiten 1 en 2 respectievelijk 3 en 4 geen sprake van eendaadse samenloop ex artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De strekking van de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, te weten de bescherming van het vermogen van een ander en de integriteit van het menselijk lichaam, is een andere dan artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het voorkomen dat iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid wordt beroofd. Daardoor is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van één ongeoorloofd wilsbesluit. Het bewezenverklaarde zal dan ook enkel worden gekwalificeerd als meerdaadse samenloop. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf 1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle zeven ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. 2. Namens verdachte is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd, dat het openbaar ministerie kansen heeft laten liggen wat betreft de aanhouding en vervolging van verdachte. Er wordt verzocht daarmee rekening te houden bij de op te leggen straf. De raadsman heeft tevens verwezen naar een viertal uitspraken die soortgelijke zaken zouden betreffen (eindnoot 10) en heeft verzocht een straf op te leggen van circa vier jaar gevangenisstraf. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen zodanig verschil is met de aangehaalde zaken, dat een verschil van drie jaar met de eis van de officier van justitie gerechtvaardigd is. 3. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden - , dat verdachte met zijn mededader, louter uit geldelijk gewin, twee overvallen op (hoog)bejaarde mensen in hun woningen heeft gepleegd. Beide slachtoffers lagen te bed. Het 85-jarige slachtoffer [slachtoffer 1] werd een doek in de mond gestopt en met behulp van elektriciteitsdraad met de pols aan het bed vastgebonden en onder erbarmelijke omstandigheden achtergelaten. Zij kon pas uren later worden bevrijd. Het 75-jarige slachtoffer [slachtoffer 2] werd onder bedreiging met een mes gedwongen de bij zijn bankpas behorende pincode af te geven en werd vervolgens aan handen en voeten gebonden in het bad achtergelaten. Het hoeft geen betoog dat dergelijke zware en traumatiserende feiten, die - naar algemeen bekend is - niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor hun al of niet directe omgeving ingrijpende gevolgen hebben, slechts kunnen worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Behalve met de hiervoor omschreven ernst van de feiten 1 tot en met 4 heeft de rechtbank rekening gehouden met de overige bewezen geachte feiten. Tenslotte heeft de rechtbank onderzocht welke straffen er in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, waarbij is gekeken naar het aantal feiten, het gebruik van wapens, de mate van geweld, de aard en ernst van het lichamelijk letsel, de buit en naar het justitiële verleden van de veroordeelde. Alles tegen elkaar afwegende, acht de rechtbank de hierna vermelde straf passend en geboden. De raadsman heeft aangevoerd dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de lange periode, die is verstreken tussen het tijdstip van de controle van de auto, waarin verdachte en zijn medeverdachte op 3 september 2004 zijn aangetroffen en de aanhouding van verdachte in september 2007. Het door de raadsman aangevoerde terzake van het tijdsverloop is niet expliciet benoemd als een beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft het aangevoerde opgevat als (enkel) een verzoek om strafvermindering en overweegt terzake dat daarin geen aanleiding wordt gezien tot strafvermindering, gezien de complexiteit van de zaak, waaronder de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachte de Poolse nationaliteit hebben en in Polen woonachtig zijn, alsmede gelijktijdige berechting van beide zaken. Ad informandum gevoegde zaken De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, bekend onder parketnummer 06/460524-07. Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 310, 311, 312 en 282 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar en 6 (zes) maanden. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van der Hooft en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2008. 1. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van verhoor, 13 november 2007, pag. 481-487. 2. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van verhoor, 26 oktober 2007, pag. 453-466. 3. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van aangifte, 6 september 2004, pag. 272-280. 4. Dossier PL0615/04-349061, proces-verbaal van verhoor, 5 september 2004, pag. 281-286. 5. Dossier PL2350/04-092237, proces-verbaal van aangifte, 14 juli 2004, pag. 93-106 en 518-519. 6. Dossier PL0615/04-349061, deskundigenrapport, 8 oktober 2007, pag. 533-537. 7. Dossier PL2350/04-092237, ambtelijk verslag, 12 augustus 2004, pag. 521-522. 8. Dossier PL0615/04-349247, proces-verbaal van aangifte, 6 september 2004, pag. 605-607. 9. Dossier PL0615/04-352272, proces-verbaal van aangifte, 10 september 2004, pag. 660-662. 10. Hof Leeuwarden 29 december 2003 (LJN: AO1223), Hof ‘s-Gravenhage 6 december 2004 (LJN: AT3521), Hof ’s-Gravenhage 7 februari 2007 (LJN: BA6119) en Hof Arnhem 26 januari 2006 (LJN: AV0493).