Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5580

Datum uitspraak2008-02-28
Datum gepubliceerd2008-03-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500464-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 19-jarige verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging terzake opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, en medeplegen van bedreiging met de dood middels een chat-gesprek op MSN, meermalen gepleegd. Dientengevolge heeft zij verdachte de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een (1) jaar opgelegd. Ten aanzien van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje legt de rechtbank verdachte geen straf of maatregel op. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte voor twee van de tenlastegelegde feiten en met het feit dat hij nooit eerder is veroordeeld.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer : 11/500464-07 Zittingsdatum : 14 februari 2008 Uitspraak : 28 februari 2008 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren in 1989, [adres en woonplaats] De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 27 augustus 2006 te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto (toebehorende aan [slachtoffer 1]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine, althans een brandbare vloeistof, over die auto gegoten en/of (vervolgens) een brandende lucifer, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die benzine en/of die auto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die auto en/of (een) in de (directe) nabijheid van die auto staande woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; 2. hij op of omstreeks 11 februari 2007, dan wel in de maand januari 2007, te Alblasserdam, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren in 1992), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte - zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2]gebracht en/of - de (ontblote) borst(en), althans het lichaam van die [slachtoffer 2], gestreeld, althans betast; 3. hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2007 tot en met 24 februari 2007 te Alblasserdam en/of Papendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een chatsessie gevoerd waarbij hij en/of zijn mededader(s) opzettelijk (aan [slachtoffer 2]) een of meerdere MSN-berichten heeft/hebben (door)gezonden met onder meer als inhoud: - nou nog valium 75 dood [slachtoffer 1]en/of (A16) - I9K zit te denken wa we nog meer nodig hebben voor [slachtoffer 1]nou da oranje touw wa we bij de fast ferry halen da smelt op een gegegevn moment laa; leuke brand plekken achter spuit is niet nodig ik wil der namelijk horen krijsen (A50), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd een jeugddetentie voor de duur van 151 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van vier jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt voortzetting van een behandeling bij de Grote Rivieren en het zich houden aan medicatieafspraken. Tevens vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie. 3.2 De verdediging De verdediging heeft ten aanzien van het eerste en derde feit ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. 3.3 De vorderingen van de benadeelde partijen Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd: - [slachtoffer 1]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 250,-- ter zake van immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering alsmede tot oplegging van de maatregel tot schadevergoeding. Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist. - [slachtoffer 2]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 530,-- ter zake van immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering alsmede tot oplegging van de maatregel tot schadevergoeding. Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. op 27 augustus 2006 te Papendrecht opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto toebehorende aan [slachtoffer 1], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine over die auto gegoten en (vervolgens) een brandende lucifer in aanraking gebracht met die benzine ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die auto en in de (directe) nabijheid van die auto staande woningen en levensgevaar voor in die woningen aanwezige personen te duchten was; 2. op 11 februari 2007 te Alblasserdam met [slachtoffer 2] (geboren 1992), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte - zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2]gebracht en - de ontblote borstenvan die [slachtoffer 2], gestreeld; 3. in de periode van 29 januari 2007 tot en met 24 februari 2007 te Alblasserdam en Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader een chatsessie gevoerd waarbij hij opzettelijk aan [slachtoffer 2] meerdere MSN-berichten heeft (door)gezonden met onder meer als inhoud: - nou nog valium 75 dood [slachtoffer 1]en (A16) - I9K zit te denken wa we nog meer nodig hebben voor [slachtoffer 1]nou da oranje touw wa we bij de fast ferry halen da smelt op een gegegevn moment laa; leuke brand plekken achter spuit is niet nodig ik wil der namelijk horen krijsen (A50), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.2 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: 1 OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS, en OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN LEVENSGEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS; 2 MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM; 3 MEDEPLEGEN VAN BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD. 6. De strafbaarheid van de verdachte 6.1 De rapporten van de deskundigen Op verzoek van de rechtbank heeft psycholoog drs. J.H.A.M. Kobussen (d.d. 24 december 2007) omtrent de persoonlijkheid van verdachte een rapport uitgebracht. In dit rapport komt genoemde deskundige tot de volgende conclusie – zakelijk weergegeven -: Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis, te weten een psychotische stoornis NAO, die van invloed is geweest op zijn gedragskeuzes en gedragingen. Een persoonlijkheidsstoornis kan momenteel niet worden vastgesteld. Ten tijde van het onder feit 1 en 3 tenlastegelegde bestond de ziekelijke stoornis evenzo. De invloed van deze ziekelijke stoornis op het gedrag van betrokkene was zodanig dat het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde daaruit verklaard zou kunnen worden. Geadviseerd wordt het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde, indien bewezen, niet aan betrokkene toe te rekenen. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt, indien bewezen, geadviseerd betrokkene volledig toerekeningsvatbaar te achten. Ook zenuwarts drs. D.H.J. Boeykens heeft (d.d. 30 november 2007) omtrent de persoonlijkheid van verdachte een rapport uitgebracht. Daarin komt onder meer naar voren – zakelijk weergegeven -: Betrokkene was ten tijde van het onder feit 1 en 3 tenlastegelegde lijdende aan een psychotische stoornis met pseudo-religieuze elementen, paranoïde wanen, beïnvloedingswanen en tactiele en akoestische hallucinaties die van invloed is geweest op zijn gedragskeuzes en gedragingen. Betrokkene was niet meer in staat zelfstandig en adequaat te oordelen en kon geen sturing geven aan zijn handelen. De invloed van deze psychotische stoornis op het gedrag van betrokkene was zodanig dat het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde daaruit verklaard zou kunnen worden. Geadviseerd wordt het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde, indien bewezen, niet aan betrokkene toe te rekenen. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt, indien bewezen, geadviseerd betrokkene volledig toerekeningsvatbaar te achten. 6.2 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank verenigt zich met de conclusies in voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdos¬sier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voor¬noemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de onder 1. en 3. bewezenverklaarde strafbare feiten niet aan ver¬dachte kunnen worden toegerekend en dat het onder 2. bewezenverklaarde strafbare feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van de onder 1. en 3. bewezenverklaarde strafbare feiten. Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het door hem gepleegde, onder 2. bewezenverklaarde, strafbare feit. 7. De redenen die tot de maatregel hebben geleid 7.1Motivering De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is met zijn medeverdachte, in het bezit van een fles benzine en lucifers, op de scooter naar de woning van zijn ex-vriendin, tevens de ex-vriendin van zijn medeverdachte, te Papendrecht gereden. Verdachte en zijn medeverdachte voelden zich gekwetst door het meisje, dat de relatie met beide jongens in het verleden op een, in hun beleving, vervelende manier had beëindigd. Eenmaal aangekomen bij de woning van het meisje, besprenkelde verdachte de auto van de moeder van het meisje met benzine. Hij pakte de lucifers uit zijn zak en stak de benzine aan, waardoor de auto vlam vatte. Vervolgens is verdachte samen met zijn medeverdachte op de scooter gestapt en is een stukje om gereden. Vanuit een andere straat hebben zij de auto nog zien branden. Een half jaar later staken de gevoelens van frustratie en boosheid weer de kop op bij verdachte en zijn medeverdachte. Om deze gevoelens van zich af te zetten en hun beider ex-vriendin een lesje te leren, heeft verdachte haar samen met zijn medeverdachte in een chat-gesprek, in niet mis te verstane bewoordingen, indirect met de dood bedreigd. Aanvankelijk begon het gesprek tamelijk onschuldig, maar al gauw werden de geuite bedreigingen ernstiger en extremer. Verdachte en zijn medeverdachte lieten zich hierbij leiden door zogenoemde ‘waanbeelden’ en verkeerden naar eigen zeggen in een ‘fantasiewereld’. Nadat de ouders van verdachte en zijn medeverdachte lucht kregen van het chat-gesprek, kregen de beide jongens een reprimande en beloofden zij de bedreigingen te beëindigen. Het liep echter anders. Verdachte stuurde het chat-gesprek naar een vriendin van het slachtoffer en uiteindelijk kwamen de bedreigingen bij het slachtoffer zelf terecht. ‘Entiteiten’ zouden verdachte, die naar eigen zeggen destijds onder invloed was van de zogenoemde ‘wicca’-stroming, hebben bewogen tot de brandstichting en de bedreiging. Verdachte zou ‘in zijn onderbewustzijn door zijn ex-vriendin zijn aangevallen’, waardoor hij, naar eigen zeggen, ‘uit zijn lichaam trad’ en tot zijn daden is gekomen. Verdachte heeft door zijn handelwijze een zeer grove en ontoelaatbare inbreuk gemaakt op het leven van het slachtoffer. Zij zelf en ook haar ouders waren zeer onthutst door de geuite bedreigingen en waren compleet van slag. Het slachtoffer is doodsbang geweest dat de bedreigingen op een later tijdstip alsnog zouden worden uitgevoerd en zij uiteindelijk daarbij het leven zou laten. Daarbij heeft zeker een rol gespeeld de ernst van de bedreigingen die elkaar opvolgden en waarin als het ware naar een climax werd gewerkt. Dat deze angst van het slachtoffer niet ongegrond was, vindt zijn bevestiging in het feit dat ook verdachte het op een gegeven moment zo echt ging vinden dat hij het niet onmogelijk achtte dat de bedreigingen ook daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd. Het slachtoffer is door deze handelwijze van verdachte onder ernstige psychische druk komen te staan. Brandstichting behoort tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Als de brandende auto later was opgemerkt en de brand was overgeslagen naar de omringende woningen, waren de gevolgen niet te overzien geweest en waren er wellicht één of meer slachtoffers te betreuren geweest. Door verdachtes daden hebben zowel het slachtoffer als haar moeder het moeten ontgelden. Naast de bedreiging en de brandstichting heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een toen 14-jarig meisje. Verdachte heeft zijn vingers in haar vagina gebracht en haar borsten betast. De handelingen vonden plaats in de woning van verdachte, waar het slachtoffer logeerde. Verdachte heeft door het plegen van dit feit het vertrouwen van het slachtoffer ernstig beschaamd. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij op het hem bekende en nog jeugdige meisje had. Verdachte had zich van de inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de mogelijke gevolgen daarvan, zoals uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 7 februari 2008 blijkt, bewust moeten zijn. Deze feiten samengenomen hebben op de slachtoffers en hun families een behoorlijke impact gehad. In beginsel zou hiervoor aan verdachte een vrijheidsbenemende straf dienen te worden opgelegd. Niettemin komt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor onder 6. omtrent de psychische toestand van verdachte ten tijde van de brandstichting en de bedreiging is overwogen, hier niet aan toe. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de persoon¬lijke omstandig¬heden van verdachte zoals deze naar voren zijn gekomen in de rapporten van de Stichting Reclassering Nederland te Rotterdam en in de rapporten van de beide gedragsdeskundigen en zoals die ook overigens ter terechtzitting zijn geble¬ken. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 augustus 2007, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld. Uit het rapport van psycholoog drs. J.H.A.M. Kobussen komt omtrent een eventueel op te leggen straf, dan wel een te nemen maatregel, onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven -: Factoren die de kans op recidive bij betrokkene kunnen bevorderen, zijn de angsten, de kwetsbaarheid, de ego-zwakte, de gebrekkige probleemoplossing en de psychotische kwetsbaarheid, waardoor psychotische uitbraken in de toekomst niet zijn uitgesloten. Ondergetekende heeft overwogen om betrokkene middels artikel 37/39 van het Wetboek van Strafrecht een klinische behandeling op te leggen. Betrokkene volgt sinds 6 februari 2007 een behandeling bij De Grote Rivieren, waar hij ook een antipsychoticum krijgt voorgeschreven. Hij is medicatietrouw, hetgeen het recidivegevaar sterk vermindert. Voortzetting van deze behandeling wordt dan ook sterk aanbevolen. Verplicht reclasseringscontact werkt ondersteunend en controlerend en kan in combinatie met bovengenoemd behandelbeleid als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen strafdeel worden uitgevoerd. Geadviseerd wordt dit, wegens onrijpheid van betrokkene, uit te voeren binnen het minderjarigenstrafrecht. Uit het rapport van zenuwarts drs. D.H.J. Boeykens komt omtrent een eventueel op te leggen straf, dan wel een te nemen maatregel, onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven -: Factoren die de kans op recidive beïnvloeden zijn de psychotische voorgeschiedenis en de psychische labiliteit van betrokkene. Hij is meer dan de doorsnee inwoner van Nederland gevoelig voor psychotogene invloeden en minder goed in staat zich tegen dergelijke invloeden te beschermen. Thans is het niet mogelijk inzicht te verwerven in de ethiologie van de psychosen die verdachte afgelopen jaar heeft gehad. Omgang met andere personen die zelf in psychotische of randpsychotische omstandigheden verkeren en/of zich bezighouden met zwarte magie en paranormale toestanden is tevens een factor die hierbij in ogenschouw moet worden genomen. Betrokkene dient, ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene, psychiatrisch te worden begeleid. Gedacht kan worden aan continuering van de huidige hulpverleningscontacten. Dit kan vorm krijgen in het kader van een verplicht reclasseringscontact. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat de feiten 1 en 3 niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Op grond van hetgeen in het strafdossier naar voren is gekomen - zoals de omstandigheid dat verdachte bij herhaling met een mes in zijn eigen arm heeft gesneden - en het verhandelde ter terechtzitting heeft zij tevens vastgesteld dat verdachte een gevaar vormt voor zichzelf en anderen en voor de algemene veiligheid van personen. Uit de rapporten van beide deskundigen leidt de rechtbank af dat de kans op recidive bij verdachte nog immer aanwezig is. Psycholoog drs. J.H.A.M. Kobussen, die op verzoek van de rechtbank omtrent de persoonlijkheid van verdachte een rapport heeft uitgebracht, stelt overwogen te hebben de rechtbank te adviseren een maatregel op te leggen zoals opgenomen in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Genoemde deskundige komt uiteindelijk tot een ander advies dan oplegging van deze maatregel. Ondanks de hiervoor genoemde overwegingen van de deskundigen is de rechtbank op grond van hetgeen in het strafdossier naar voren is gekomen en hetgeen zij ter terechtzitting heeft waargenomen, niet overtuigd van de verbetering in de geestelijke toestand van verdachte. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat verdachte gevoelig is voor factoren die een psychose bevorderen en dat hij daarvoor behandeling nodig heeft. Verdachte vormt derhalve ook voor zichzelf een gevaar. Onder deze omstandigheden is het gevaar voor recidive onverminderd groot. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het strafadvies van de deskundigen. Zij is van oordeel dat, wegens de ernst van de feiten, het meerderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast en dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar het meest geïndiceerd is. Gezien het feit dat de rechtbank een vrijheidsbenemende maatregel oplegt en zij van oordeel is dat er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en/of waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, heft zij de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en het feit dat de rechtbank genoemde maatregel zal gelasten voor de overige feiten, acht de rechtbank het opleggen van een straf voor de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen in dit geval niet opportuun. 7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen De benadeelde partij [slachtoffer 1] is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte ten aanzien van deze feiten een maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten. Ondanks het ontslag van rechtsvervolging van verdachte, is de benadeelde partij ontvankelijk. De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door de bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen, nu die vordering niet onredelijk en ongegrond voorkomt. De benadeelde partij [slachtoffer 2] is op grond van de redelijkheid en billijkheid voor een bedrag van EUR 250,-- ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering. De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toewijzen tot een bedrag van EUR 250,-- nu dat gedeelte van die vordering niet onredelijk en ongegrond voorkomt. Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde maatregelen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 36f, 37, 39, 47, 57, 77 b, 157, 245 en 285 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 2. bewezenverklaarde strafbare feit; verklaart de verdachte niet strafbaar voor de onder 1. en onder 3. bewezenverklaarde strafbare feiten en ontslaat hem te dier zake van alle rechtsvervolging; legt aan de verdachte geen straf of maatregel op voor het onder 2. bewezenverklaarde feit; gelast wegens deze feiten de volgende maatregel: de PLAATSING van verdachte in een PSYCHATRISCH ZIEKENHUIS voor de termijn van EEN (1) JAAR; heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang; veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], een bedrag van EUR 250,-- (tweehonderd en vijftig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1]met eenzelfde bedrag doet verminderen; veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], een bedrag van EUR 250,-- (tweehonderd en vijftig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in het resterende deel van de vordering; legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 250,-- (tweehonderd en vijftig euro) ten behoeve van [slachtoffer 2]; beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen; bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. T. Kooijmans en mr. E. van Schouten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Polderman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2008. Door afwezigheid is mr. Kooijmans voornoemd buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.