Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8346

Datum uitspraak2008-04-01
Datum gepubliceerd2008-04-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003437-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

"Geheim" als bedoeld in art. 272 WvSr; wie kan geheimhoudingsplicht opleggen; noodtoestand dan wel psychische overmacht?


Uitspraak

Parketnummer : 20-003437-07 Uitspraak : 1 april 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 4 september 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-811453-07 tegen: [verdachte], geboren te [Plaatsnaam] op [Datum], wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk niet te zijn gericht tegen de vrijspraak van hetgeen onder 2 is ten laste gelegd achter het eerste en het tweede liggende streepje. Dit geldt zowel voor het beroep van de officier van justitie als voor dat van de verdachte. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 750,-- subsidiair 15 dagen hechtenis alsmede tot een gevangenisstraf van een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Tenlastelegging Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2007 tot en met 26 april 2007 te [Plaatsnaam] en/of elders in Nederland, een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, te weten fractievoorzitter van de [Naam partij][Plaatsnaam][Naam partij] en/of lid van het Raadspresidium van de gemeente [Plaatsnaam], verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte vertrouwelijke informatie, te weten een of meer passage(s) en/of gedeelte(n) uit/van het verslag van het lokaal driehoeksoverleg/concernstaf (voorzien van het opschrift "vertrouwelijk") d.d. 27 november 2006 (behandeld tijdens het vertrouwelijk deel van de vergadering van het raadspresidium d.d. 26 februari 2007) opgenomen in een schrijven/document (vragen ex. art. 47 Reglement van Orde), gedateerd 17 april 2007 en/of dat schrijven/document (via email) verstuurd/verzonden naar, althans ter beschikking gesteld aan: - een of meer journalist(en) en/of de redactie(s) van de [Naam krant 1] en/of het [Naam krant 2] en/of - een (groot) aantal personen en/of omroepverenigingen en/of mediabedrijven; 2. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 26 april 2007 tot en met 9 mei 2007 te [Plaatsnaam] en/of elders in Nederland, een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, te weten fractievoorzitter van de [Naam partij][Plaatsnaam][Naam partij] en/of lid van het Raadspresidium van de gemeente [Plaatsnaam], verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte vertrouwelijke informatie, te weten een of meer passage(s) en/of gedeelte(n) uit/van: - het verslag van het raadspresidium van 9 oktober 2006 (vertrouwelijke versie), betreffende een van de in dit verslag opgenomen toevoegingen aan de vertrouwelijke versie van het verslag van het raadspresidium van 4 september 2006 en/of - het verslag van het lokaal driehoeksoverleg/concernstaf (voorzien van het opschrift "vertrouwelijk") d.d. 27 november 2006 (behandeld tijdens het vertrouwelijk deel van de vergadering van het raadspresidium d.d. 26 februari 2007) en/of - het verslag van het lokaal driehoeksoverleg/concernstaf d.d. 18 december 2006 (behandeld tijdens het vertrouwelijk deel van de vergadering van het raadspresidium d.d. 26 februari 2007) in elk geval een of meer passage(s) en/of gedeelte(n) uit/van (een) verslag(en) van het (vertrouwelijk deel van de vergadering van het) raadspresidium en/of het lokaal driehoeksoverleg/concernstaf, - via email verstuurd/verzonden naar, althans ter beschikking gesteld aan, een of meer journalist(en) van de [Naam krant 1] en/of het [Naam krant 2] en/of een (groot) aantal personen en/of omroepverenigingen en/of mediabedrijven en/of - overgenomen en/of bewerkt en/of verwerkt in een document/publicatie en/of dat/die document/publicatie (via email) naar zijn, verdachtes, webmaster ([Naam webmaster]) verstuurd/verzonden en/of die webmaster ([Naam webmaster]) de opdracht gegeven om dat/die document/publicatie te plaatsen op de voor gebruikers van internet toegankelijke en te raadplegen internetsite [Naam internetsite] en/of dat/die document/publicatie op genoemde internetsite te laten plaatsen. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie Op de gronden als in de door hem overgelegde pleitnotities vervat, heeft de raadsman van verdachte bepleit dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk zal worden verklaard met betrekking tot hetgeen onder het vierde (Hof; thans tweede) liggende streepje van feit 2 is opgenomen, aangezien hetgeen bij dit liggende streepje is omschreven hetzelfde feit is als het onder 1 ten laste gelegd feit, deze feiten elkaar bovendien in tijd -in ieder geval voor wat betreft 26 april 2007- overlappen en het in strijd is met de beginselen van behoorlijk procesrecht om hetzelfde feit meermalen ten laste te leggen. Daarbij wordt door de raadsman opgemerkt dat er geen schending van een geheim meer kan plaatsvinden als reeds eerder openbaarmaking daarvan heeft plaatsgevonden. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Weliswaar is in deze feiten sprake van hetzelfde onderwerp, te weten het openbaar maken van passages uit het verslag van het driehoeksoverleg/concernstaf van 27 oktober 2006, maar het betoog van de raadsman miskent dat aan verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij meermalen is overgegaan tot openbaarmaking van deze passages, hetgeen telkens een strafbaar feit oplevert. Het hof overweegt daarbij dat een geheimhoudingsplicht meerdere malen kan worden geschonden, ook ten aanzien van een geheim dat reeds is geopenbaard. Het hof is dan ook van oordeel dat het openbaar ministerie in zoverre ten aanzien van hetgeen onder 2, tweede liggende streepje, is ten laste gelegd ontvankelijk is in zijn vervolging. Het verwerpt derhalve het verweer. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden, die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2007 tot en met 26 april 2007 te [Plaatsnaam] een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambt, te weten lid van het Raadspresidium van de gemeente [Plaatsnaam],en wettelijk voorschrift, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte vertrouwelijke informatie, te weten een passage uit het verslag van het lokaal driehoeksoverleg/concernstaf (voorzien van het opschrift "vertrouwelijk") d.d. 27 november 2006 (behandeld tijdens het vertrouwelijk deel van de vergadering van het raadspresidium d.d. 26 februari 2007) opgenomen in een schrijven/document (vragen ex. art. 47 Reglement van Orde), gedateerd 17 april 2007 en dat schrijven/document (via email) verstuurd naar: - journalisten en/of de redacties van de [Naam krant 1] en het [Naam krant 2] en - een groot aantal personen. 2. hij op tijdstippen in de periode van 26 april 2007 tot en met 9 mei 2007 te [Plaatsnaam] een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambt, te weten lid van het Raadspresidium van de gemeente [Plaatsnaam],en wettelijk voorschrift, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte vertrouwelijke informatie, te weten passages uit: - het verslag van het raadspresidium van 9 oktober 2006 (vertrouwelijke versie), betreffende een van de in dit verslag opgenomen toevoegingen aan de vertrouwelijke versie van het verslag van het raadspresidium van 4 september 2006 en - het verslag van het lokaal driehoeksoverleg/concernstaf (voorzien van het opschrift "vertrouwelijk") d.d. 27 november 2006 (behandeld tijdens het vertrouwelijk deel van de vergadering van het raadspresidium d.d. 26 februari2007) en - het verslag van het lokaal driehoeksoverleg/concernstaf d.d. 18 december 2006 (behandeld tijdens het vertrouwelijk deel van de vergadering van het raadspresidium d.d. 26 februari 2007). - via email verstuurd naar journalisten van de [Naam krant 1] en het [Naam krant 2] en een groot aantal personen en omroepverenigingen en mediabedrijven en - overgenomen en/of bewerkt en/of verwerkt in een document en dat document via email naar zijn, verdachtes, webmaster ([Naam webmaster]) verstuurd en die webmaster ([Naam webmaster]) de opdracht gegeven om dat document te plaatsen op de voor gebruikers van internet toegankelijke en te raadplegen internetsite [Naam internetsite]. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Op de gronden als in de door hem overgelegde pleitnotities vervat, heeft de raadsman van verdachte –kort gezegd- de volgende verweren aangevoerd: A. Er is geen sprake van het schenden van een geheim in de zin van artikel 272, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, nu de in de tenlastelegging genoemde naar buiten gebrachte informatie het predicaat ‘vertrouwelijk’ heeft gekregen en dit niet op een lijn gesteld mag worden met het predicaat ‘geheim’. In dit kader beroept de verdediging zich ook op de informatie in het ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde boekje “Raadsleden 2006 Info”, dat namens de Gemeente [Plaatsnaam] bij het aantreden van verdachte als gemeenteraadslid persoonlijk aan hem werd uitgereikt en waarin staat vermeld dat “als op een raadstuk de term ‘vertrouwelijk’ staat is dit niet hetzelfde als ‘geheim’. Schending van vertrouwelijkheid is dan ook niet strafbaar”. Deze omstandigheid dient tot vrijspraak te leiden. B. Er is geen sprake van een geheimhoudingsplicht die gestoeld was op enig wettelijk voorschrift, nu noch het raadspresidium -niet zijnde een raadscommissie in de zin van artikel 82 Gemeentewet- ingevolge van artikel 86 van de Gemeentewet bevoegd is tot het opleggen van geheimhouding, noch blijkt dat de burgemeester gebruik heeft gemaakt van zijn in artikel 25, tweede lid, Gemeentewet gegeven bevoegdheid tot het opleggen van geheimhouding. Deze omstandigheid dient eveneens tot vrijspraak te leiden. C. Niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk een geheim heeft geschonden. Hij wist dat hij door de betreffende informatie naar buiten te brengen de opgelegde vertrouwelijkheid schond, maar hij wist niet en hoefde ook niet te weten, dat hij daardoor een geheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht schond, noch heeft hij met die openbaarmaking willens en wetens de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen dat in casu sprake zou zijn van een geheim. Ook op grond hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Ad A. Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat aan de begrippen ‘vertrouwelijk’ en ‘geheim’ in dit verband een verschillende betekenis dient te worden toegekend. De strekking van beide begrippen is dat informatie waarover beschikt wordt niet aan derden ter beschikking wordt gesteld noch anderszins aan de openbaarheid prijsgegeven wordt. Het arrest van het hof Amsterdam in de zaak van 6 augustus 2003, LJN AI0892, is dienaangaande duidelijk en de Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien dit arrest te casseren (uitspraak van 2 november 2004, niet gepubliceerd, griffienummer 00032/04). Het vorenstaande geldt te meer voor de onderhavige situatie. Immers, het moet verdachte -na de “wachtgeldkwestie”, de daaropvolgende vergaderingen binnen het gemeentebestuur over die kwestie en vervolgens de aangifte van de gemeente- duidelijk zijn geweest dat in ieder geval de gemeente [Plaatsnaam] het openbaren van vertrouwelijke stukken beschouwt als een schending van de geheimhoudingsplicht en dat zij mitsdien geen onderscheid maakt tussen vertrouwelijke en geheime informatie. De informatie uit het ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde boekje getiteld “Raadsleden info 2006”, met de redactie waarvan de gemeente blijkens de verklaring van de ter terechtzitting in hoger beroep gehoorde getuige [getuige] geen bemoeienis heeft gehad, kan dat in de gegeven omstandigheden niet anders maken. B. Het hof stelt voorop dat het raadspresidium inderdaad niet te kwalificeren valt als een raadscommissie in de zin van artikel 82 van de Gemeentewet en dat mitsdien het raadspresidium ingevolge artikel 86 van de Gemeentewet geen geheimhoudingsplicht kan opleggen. Echter, onverminderd het grondwettelijk vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting kan de burgemeester op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet ten aanzien van door hem aan de raad of leden van de raad overgelegde stukken wel een geheimhoudingsplicht opleggen. Het hof is –anders dan de raadsman- van oordeel dat deze geheimhouding niet bij een formele beslissing behoeft te worden opgelegd. Het hof gaat ervan uit dat de burgemeester als voorzitter van het raadspresidium met de vermelding van het woord ‘vertrouwelijk’ bij een toegezonden agenda de geheimhoudingsplicht heeft vastgelegd. Bovendien stelt het hof vast dat verdachte als lid van de gemeenteraad een ambt bekleedde en ook uit dien hoofde tot geheimhouding verplicht was. Uit eerdere rechtspraak is reeds naar voren gekomen dat voor de bepaling van de reikwijdte van het ambtsgeheim gekeken moet worden naar de hoedanigheid van de informatieverstrekker, de aard van de verstrekte informatie, het moment van de informatieverstrekking en de hoedanigheid waarin verdachte de informatie is verstrekt. Het hof oordeelt tegen die achtergrond dat verdachte zijn ambtsgeheim heeft geschonden, nu hij reeds een aantal malen als raadspresidium-lid was gewezen op het vertrouwelijk karakter van de stukken en de waarde die de gemeente [Plaatsnaam] daaraan hechtte. C. Het hof is van oordeel dat het, nu verdachte - ondanks dat hem meermalen van de zijde van de gemeente was medegedeeld dat het openbaren van vertrouwelijke informatie werd opgevat als het schenden van de geheimhoudingsplicht en dat dit schenden een misdrijf opleverde - toch deze informatie tot twee keer toe openbaar heeft gemaakt, niet anders kan zijn dan dat hij wist dat hij daardoor zijn geheimhoudingsplicht schond. Het hof verwerpt mitsdien de verweren. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 272, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Ten aanzien van de strafbaarheid van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is van de zijde van de verdachte betoogd dat verdachte behoort te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij heeft gehandeld in een situatie van noodtoestand dan wel psychische overmacht. Het hof overweegt met betrekking tot het beroep op noodtoestand als volgt. Verdachte heeft te dien aanzien betoogd, dat het schenden van zijn geheimhoudingsplicht, zo die geacht wordt voor hem te hebben bestaan, gerechtvaardigd werd door het belang dat hij als gemeenteraadslid behoort te dienen, te weten het aan de kaak stellen van de misstand dat zonder voldoende feitelijke fundamenten beschuldigingen worden geuit op grond waarvan overheidsmaatregelen worden overwogen. Reeds omdat verdachte daartoe voldoende andere mogelijkheden ten dienste stonden, kan het beroep niet slagen. Met betrekking tot het mogelijk bestaan van een schulduitsluitingsgrond in de vorm van psychische overmacht overweegt het hof dat de door verdachte gestelde onmogelijkheid om weerstand te kunnen en te hoeven bieden aan de drang om een voor hem onverteerbare kwestie publiekelijk aan de kaak te stellen, niet aannemelijk is geworden. Evenzeer als voor het hiervoor besproken beroep op noodtoestand geldt, stonden verdachte andere mogelijkheden ten dienste, zoals nader overleg in het presidium te dien aanzien. Onder die omstandigheden acht het hof geen psychische drang, waartegen redelijkerwijs geen weerstand kon worden geboden, aanwezig. Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het hof rekent verdachte in het bijzonder aan, dat hij als lid van de gemeenteraad en het raadspresidium, ondanks herhaaldelijke verzoeken en waarschuwingen om bepaalde vertrouwelijke stukken niet openbaar te maken, het vertrouwen dat gemeenteraad en raadspresidium stellen in hun leden ernstig heeft beschaamd door dat toch te doen. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Het hof is van oordeel dat niet, zoals door de raadsman van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is verzocht, kan worden volstaan met een beslissing als genoemd in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, omdat het dat in verband met de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, niet raadzaam acht. Om dezelfde redenen kan niet worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat naast een geldboete aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, teneinde te voorkomen dat verdachte dergelijke feiten nog eens zal plegen. Het hof zal hiertoe echter niet overgaan, aangezien, gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte thans zijn les op dit gebied heeft geleerd en dat dit hem ervan zal weerhouden nogmaals een dergelijk feit te plegen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 272 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezen verklaarde telkens oplevert: opzettelijk een geheim schenden, waarvan hij wist dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht was het te bewaren, meermalen gepleegd Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis. Aldus gewezen door mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter, mr. H.D. Bergkotte en mr. H.P. Vonhögen, in tegenwoordigheid van A.J.H.M. van Baast, griffier, en op 1 april 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. H.P. Vonhögen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.