Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2886

Datum uitspraak2008-05-28
Datum gepubliceerd2008-05-30
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers100983/HA RK 08-106
Statusgepubliceerd
SectorPresident


Indicatie

Wraking omdat ten onrechte door een gerechtsambtenaar uitstel van een te houden comparitie is verleend aangezien verzoekers niet op dit verzoek gehoord zijn.


Uitspraak

BESLISSING RECHTBANK GRONINGEN, MEERVOUDIGE KAMER Registratienummer: 100983 HA RK 08-106 Datum beslissing: 28 mei 2008 Beslissing op het verzoek van [verzoeker] wonende te [wo[plaatsnaam] en [verzoeker] gevestigd te [plaatsnaam] (hierna: verzoekers), tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het procesverloop Bij tussenvonnis van deze rechtbank van 16 januari 2008, gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers, is bepaald dat Plassania Beheer B.V. (hierna: Plassania) en verzoekers voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op 31 maart 2008 dienen te verschijnen op de terechtzitting van mr. Dijkers. Daarbij is onder meer bepaald dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen binnen twee weken na de datum van het voornoemde vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum. Op 18 maart 2008 heeft mr. O. Hammerstein namens Plassania schriftelijk verzocht om uitstel van de comparitie. Dit verzoek is gehonoreerd. Bij schrijven van 18 maart 2008 heeft mr. R.J. Skála namens verzoekers mr. Dijkers gewraakt. Op 25 maart 2008 heeft mr. Skála deze rechtbank een akte van wraking doen toekomen. Op 26 maart 2008 heeft de voorzitter van de sector civielrecht een brief gezonden aan mr. Skála. In de brief staat dat het verzoek om uitstel ten onrechte is verleend aangezien partij Mertens niet op verzoek is gehoord. Tevens staat in de brief dat de beslissing tot het verlenen van uitstel tot stand is gekomen zonder tussenkomst van mr. Dijkers. Bij schrijven van 21 april 2008 heeft mr. Dijkers verklaard niet te berusten in het wrakingsverzoek. Bij brief van 6 mei 2008 heeft mr. J.R. Eland, hoofdofficier van justitie, bericht dat het Openbaar Ministerie geen aanleiding ziet om te worden gehoord op het wrakingsverzoek. Op 23 mei 2008 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer. Verschenen zijn mr. Skála, mr. Dijkers en mr. Hammerstein. Verzoekers zijn niet verschenen. Ter zitting heeft mr. Skála het verzoek van 18 maart 2008 toegelicht. Mr. Dijkers heeft zijn standpunt mondeling nader toegelicht. Rechtsoverwegingen 1. Het standpunt van verzoekers Verzoekers voeren -kort samengevat- het volgende aan: Ten onrechte is door de rechtbank het verzoek van Plassania om uitstel van de comparitie van 31 maart 2008 gehonoreerd. De rechtbank heeft hiermee gehandeld in strijd met het rolreglement en het tussenvonnis van 16 januari 2008. Plassania is door deze onjuiste beslissing bevoordeeld omdat zij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om een conclusie van antwoord in reconventie te nemen. Hoewel de beslissing is genomen door een medewerker van de griffie achten verzoekers mr. Dijkers verantwoordelijk omdat hij de behandelend rechter is. Verzoekers zien zich genoodzaakt mr. Dijkers te wraken omdat dit de enige mogelijkheid is om hun beklag te doen over voornoemde gang van zaken. 2. Het standpunt van mr. W.J.A.M. Dijkers Mr. Dijkers verklaart dat hij na het tussenvonnis waarin de datum van de comparitie is bepaald geen enkele bemoeienis heeft gehad met de zaak. De beslissing om uitstel te verlenen is genomen door een medewerker van de griffie. Mr. Dijkers verklaart voorts niet vooringenomen te zijn. Hij vervult zijn taak onpartijdig en onbevooroordeeld. 3. De beoordeling Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. De rechtbank is van oordeel dat verzoekers geen feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht waaruit kan worden geconcludeerd tot vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter. Als vaststaand kan worden aangenomen dat mr. Dijkers geen enkele bemoeienis heeft gehad met het verlenen van het gevraagde uitstel. Dat het verzoek van Plassania om uitstel van de comparitie van 31 maart 2008 door een griffiemedewerker ten onrechte is gehonoreerd acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen tot vooringenomenheid aan de zijde van mr. Dijkers. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Dijkers jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, althans dat de bij de verzoekers bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Derhalve wordt het verzoek tot wraking afgewezen. 4. Beslissing De rechtbank: - wijst het verzoek af, - bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummer 97881 / HA ZA 07-924) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking, - beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, mr. Dijkers en het Openbaar Ministerie. Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, D.A. Flinterman en G.J.J. Smits, in tegenwoordigheid van mr. D.W.J. Vinkes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.