Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3193

Datum uitspraak2008-02-05
Datum gepubliceerd2008-06-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/437594-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

uitspraak inzake openlijke geweldpleging en erfvredebreuk door krakers in Amsterdamse buurt De Pijp. Verweren inzake gebruikmaking van anonieme aangiftes en anonieme getuigenverklaringen en onzorgvuldige spiegelconfrontaties verworpen.Onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en geldboete


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/437594-07 Datum uitspraak: 5 februari 2008 op tegenspraak VONNIS van de politierechter in de strafzaak tegen [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], niet als ingezetene ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. De politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2008. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde ter terechtzitting is gewijzigd. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 17 november 2007 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen drie, althans één of meer personen, aan te duiden als NN1 en/of NN2 en/of NN3, welk geweld bestond uit - het schelden en/of schreeuwen tegen die NN1 en/of NN2 en/of NN3 en/of - het oproepen van geweld tegen die NN1 en/of NN2 en/of NN3 en/of - het scheldend en/of schreeuwend afrennen op die NN1 en/of NN2 en/of NN3 en/of - het meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan en/of stompen en/of duwen tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die NN1 en/of NN2 en/of NN3 en/of - het meermalen, althans eenmaal (met kracht) trappen en/of schoppen tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die NN1 en/of NN2 en/of NN3; (artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht) 2. hij in of omstreeks de periode van 11 november 2007 tot en met 17 november 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting De Alliantie Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht) 3. hij in of omstreeks 11 november 2007 tot en met 17 november 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk vertoevende en/of wederrechtelijk zijn binnengedrongen in een besloten erf gelegen [straatnaam], percelen [nummer 1] en/of [nummer 2] en/of [nummer 3] en in gebruik bij Stichting De Alliantie Amsterdam, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), zich met zijn mededader(s), althans alleen, niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd; (artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht) 4. zij op of omstreeks 19 november 2007 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten inspecteur van politie [inspecteur van politie], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, die [inpecteur van politie] in het gezicht en/of op de jas heeft gespuugd; (artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht) (artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht) 5. zij op of omstreeks 19 november 2007 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten hoofdagent van politie [hoofda[hoofdagent van politie], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, tegen het been, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht) (artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht) De rechtbank leest het in de eerste regel van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde vermelde “hij” als “zij” en het in de zesde regel van het onder 3 tenlastegelegde vermelde “zijn” als “haar”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad. 2. Voorvragen … 3. Waardering van het bewijs De politierechter acht – anders dan de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 – kort gezegd openlijke geweldpleging – is tenlastegelegd. De politierechter stelt vast dat er sprake is geweest van openlijk geweld tegen een drietal personen zoals gesteld in de tenlastelegging. Bij deze openlijke geweldpleging zijn meerdere personen betrokken geweest die zich vanuit het terrein, waar ook verdachte zich bevond, buiten het terrein hebben begeven om aldaar in een schermutseling met voornoemd drietal te geraken. Verdachte ontkent dat zij zich voor of ten tijde van de schermutseling buiten het terrein heeft begeven, noch zich op enigerlei wijze heeft bemoeid met die schermutseling. Naar het oordeel van de politierechter is er geen (overtuigend) bewijs die voornoemde verklaring van verdachte weerspreekt. Voor bewezenverklaring van het in vereniging plegen van openlijk geweld is niet vereist dat iedere individuele deelnemer zelf geweld heeft gepleegd. Voldoende is dat de verdachte opzet heeft gehad op de openlijke geweldpleging en daaraan een bijdrage heeft geleverd in die zin dat hij – bijvoorbeeld door de geweldplegers aan te moedigen – heeft ondersteund. Alhoewel de politierechter het aannemelijk acht dat verdachte wel iets van de geweldpleging moet hebben gemerkt, kan niet worden vastgesteld dat zij enig aandeel als hiervoor bedoeld, in de geweldpleging heeft gehad, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken. Ook acht de politierechter – anders dan de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 – kort gezegd de diefstal van elektriciteit – is tenlastegelegd. De politierechter overweegt dat uit de aangifte, namens Stichting De Alliantie Amsterdam gedaan, slechts volgt dat er op 11 november 2007 is geconstateerd dat er een kabel liep vanuit een eerder op het terrein geplaatste elektrakast naar een door de krakers op het terrein geplaatste caravan, doch dat uit het dossier niet blijkt dat er ook daadwerkelijk elektriciteit is weggenomen, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Verweren Door de raadsvouw van verdachte zijn ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit verschillende verweren gevoerd die de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van het bewijs betreffen. Nu de politierechter ten aanzien van dit feit reeds op andere gronden tot vrijspraak komt, zal hij niet nader ingaan op deze verweren. Het bewijs Met inachtneming van het voorgaande grondt de politierechter zijn beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en waarvan hieronder de zakelijk weergegeven opsomming van de inhoud en van de vindplaats daarvan, volgt. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde (erfvredebreuk) De politierechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 17 oktober 2006 zijn de kraakpanden aan de [straatnaam] [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] te Amsterdam ontruimd, waarna deze rond 20 december 2006 zijn gesloopt. Het terrein werd na de sloop vervolgens afgesloten middels bouwhekken. Op 23 januari 2007 is een bouwvergunning verleend aan woningbouwvereniging stichting De Alliantie Amsterdam te Amsterdam. In oktober 2007 heeft de aannemer, Ursem Bouwgroep B.V., de tijdelijke bouwhekken rondom het braakliggende terrein vervangen door eigen hekken voorzien van borden met daarop de tekst ‘Ursem Bouw’. Op 1 november 2007 heeft de NUON in opdracht van de aannemer vervolgens een bouwstroomaansluiting op het terrein aangelegd. Op 11 november 2007 heeft een groep van circa 20 krakers het bouwterrein in bezit genomen en aldaar een caravan en een aantal tenten geplaatst. Om het terrein te kunnen betreden werd het hangslot van het hekwerk verbroken en werden de recent geplaatste bouwhekken verwijderd. Op 13 november 2007 is namens stichting De Alliantie Amsterdam aangifte gedaan terzake van erfvredebreuk (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2007, p. 0010 e.v. en het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 november 2007, p. 0044 e.v.). Op grond van het voorgaande stelt de politierechter vast dat het erf aan de [straatnaam] [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] inmiddels, door de hekken van Ursem Bouw ook zichtbaar, in gebruik was en daarna, op of na 11 november 2007, is betreden door een groep krakers en verdachte. Van verdachte staat voorts vast dat zij in elk geval in de nacht van 17 november 2007, namelijk toen zij om 02.45 uur werd aangehouden, op het terrein aanwezig was. Naar het oordeel van de politierechter kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van het wederrechtelijke karakter van haar aanwezigheid op het terrein, temeer nu zij uit de ‘krakersscene’ komt, terwijl zij door een beroep op haar zwijgrecht terzake ter terechtzitting ook geen verweer ten aanzien van deze beschuldiging heeft gevoerd. Primair is onder 3 tenlastegelegd dat verdachte wederrechtelijk vertoevende op het besloten erf dat in gebruik was bij stichting De Alliantie Amsterdam, zich niet op de vordering vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd. Hiervan spreekt de politierechter verdachte vrij, nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat een dergelijke vordering, voor zover al gedaan, verdachte ook heeft bereikt. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de tenlastelegging gewijzigd in die zin dat subsidiair als verwijt is opgenomen dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, het erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, nu de toegang tot het bouwterrein was verschaft door middel van het verbreken van een slot aan het hekwerk, terwijl verdachte zich zonder voorkennis van de rechthebbende en anders dan ten gevolge van een vergissing in de voor de nachtrust bestemde tijd, op het terrein werd aangetroffen. Met de officier van justitie is de politierechter van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden geacht kan worden wederrechtelijk op het erf te zijn binnengedrongen. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf enig slot heeft verbroken, staat naar het oordeel van de politierechter vast dat verdachte, op het moment dat zij zich toegang verschafte tot het bewuste erf, voldoende kennis van het krakersgebeuren had, waardoor zij wordt geacht te hebben geweten dat haar aanwezigheid op het bouwterrein, waarvan vastgesteld kon worden dat het inmiddels in gebruik was genomen, wederrechtelijk, want ook zonder toestemming van de rechthebbende, was, althans heeft verdachte dit haar welbekende risico genomen en aanvaard. Van een eventuele vergissing ten aanzien van haar verblijf op het erf aan de kant van verdachte is niets door haar gesteld noch aannemelijk geworden. Ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde Uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [inspecteur van politie], inspecteur van politie, volgt dat verdachte die [inpecteur van politie], toen hij op 19 november 2007 in het cellencomplex Zuidoost te Amsterdam in zijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie tegen de wil van verdachte DNA bij haar wilde afnemen, in het gezicht en op zijn jas heeft gespuugd (op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2007, p. 0094 e.v.). Uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [hoofdagent van politie], hoofdagent van politie, volgt dat verdachte die [hoofdagent van politie], nadat hij op 19 november 2007 in het cellencomplex Zuidoost te Amsterdam tegen de wil van verdachte DNA bij haar had afgenomen, [hoofdagent van politie], op het moment dat hij haar cel verliet, tegen het been heeft getrapt (op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2007, p. 0097 e.v.). Het onder 4 tenlastegelegde feit is door verdachte ter terechtzitting bekend (verklaring ter terechtzitting van verdachte d.d. 22 januari 2008), terwijl zij het onder 5 tenlastegelegde ter zitting niet heeft ontkend en er door haar terzake geen verweer is gevoerd, zodat de politierechter beide feiten wettig en overtuigend bewezen acht. Bewezenverklaring De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: 3. in de periode van 11 november 2007 tot en met 17 november 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten erf gelegen aan de [straatnaam], percelen [nummer 1] en [nummer 2] en [nummer 3] en in gebruik bij stichting De Alliantie Amsterdam; 4. Op 19 november 2007 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten inspecteur van politie [inspecteur van politie], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, die [inpecteur van politie] in het gezicht en op de jas heeft gespuugd; 5. Op 19 november 2007 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten hoofdagent van politie [hoofdagent van politie], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen het been heeft getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. De politierechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat. 4. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 6. Motivering van de straf De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte terzake van de door hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest en dat de vorderingen van de benadeelde partijen, De Alliantie Ontwikkeling en [inspecteur van politie], geheel zullen worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De politierechter heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte bevond zich op 17 november 2007 op een bouwterrein aan de [straatnaam], waarvan zij wist dan wel uit ervaring had moeten weten dat dit terrein wederrechtelijk al dan niet door anderen was bezet. Hiermee heeft verdachte zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan erfvredebreuk, waarmee zij het recht heeft aangetast tot het ongestoord gebruik van het terrein door de rechthebbende. Daarnaast heeft verdachte, nadat zij was aangehouden en politieambtenaren tegen haar zin DNA bij haar wilden afnemen, die politieambtenaren in het gezicht en op de kleding gespuugd respectievelijk tegen het been getrapt. Daar waar verdachte, ook ter terechtzitting, heeft verklaard dit een nogal ludieke wijze van afstaan van DNA-materiaal te vinden, acht de politierechter de wijze waarop verdachte zich jegens de politieambtenaren, die slechts hun taak vervulden, heeft gedragen juist strafverzwarend, nu zij er ook voor had kunnen kiezen om bij wijze van protest op de grond te spugen, en het in het gezicht spugen van een persoon diens lichamelijke integriteit aantast. Dit geldt evenzeer voor het trappen van verbalisant [hoofdagent van politie], hetgeen niets met daad van verzet te maken had, nu de DNA-afname al was beëindigd en [hoofdagent van politie] de cel reeds aan het verlaten was. Het feit dat een bepaalde beroepsgroep grotere risico's loopt dan een andere houdt niet zonder meer in dat die beroepsgroep ook maar meer moet incasseren en dat jegens de leden van die groep ook meer is geoorloofd. Integendeel, de wetgever heeft in artikel 267 Sr juist een strafverhoging in het vooruitzicht gesteld bij belediging van een ambtenaar in functie in plaats van een strafvermindering of vrijgeleide. Daaruit blijkt dat de wetgever aan deze specifieke belediging een ernstiger karakter heeft ontwaard dan aan de belediging van een gewone burger. Dat is niet verwonderlijk, nu door verbaal en fysiek te verzet tegen de politie een goede uitvoering van de overheidstaak in het gedrang kan komen. Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2007 is verdachte reeds verschillende malen eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke delicten, waarbij verdachte ten tijde van de nu door haar gepleegde strafbare feiten tevens nog in een proeftijd terzake liep. Nu verdachte ter terechtzitting expliciet te kennen heeft gegeven een werkstraf niet te zullen verrichten, en de raadsvrouw een dergelijke strafafdoening ook niet heeft bepleit, en gelet op het hiervoor overwogene een aanmerkelijke straf op zijn plaats is, zal de politierechter aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Ten aanzien van de benadeelde partijen Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij De Alliantie Ontwikkeling, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Allereerst zijn bij de politierechter vragen gerezen omtrent de identiteit van de benadeelde partij. Vragen die ter zitting niet konden worden beantwoord nu niemand namens de benadeelde partij is verschenen. Volgens het voegingsformulier is dit De Alliantie Ontwikkeling. Deze naam komt in het strafdossier niet voor. In de tenlastelegging wordt uitgegaan van Stichting De Alliantie Amsterdam. In de bijlagen van het voegingsformulier komen voorts nog namen als De Alliantie Ontwikkeling te Huizen, De Alliantie Ontwikkeling B.V. en De Alliantie Projectontwikkeling voor, waardoor het onduidelijk is wie zich als benadeelde partij heeft gevoegd. Daarbij is de vordering onvoldoende onderbouwd. De gestelde schadeposten worden deels niet onderbouwd met facturen of andere bewijsstukken en daar waar dit wel is gebeurd komen bedragen niet overeen. Gelet hierop zal de politierechter bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [inspecteur van politie], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 100,00 (honderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De politierechter wijst de vordering voor het overige af. De door de officier van justitie gevorderde zogenaamde schadevergoedingsmaatregel wordt niet opgelegd nu de politierechter daartoe, gezien de persoon van de benadeelde partij, geen aanleiding ziet. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 138, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 8. Beslissing Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde Op een erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen. Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Verklaart de benadeelde partij, De Alliantie Ontwikkeling, niet-ontvankelijk in haar vordering. Wijst de vordering van de benadeelde partij, [inspecteur van politie], domicilie kiezende bij de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland, [adres], toe tot een bedrag van € 100,00 (honderd euro). Veroordeelt verdachte aan [inspecteur van politie] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Wijst de vordering voor het overige af. Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Janssen, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. C.O. Markenstein, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze politierechter van 5 februari 2008.