Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5533

Datum uitspraak2008-02-11
Datum gepubliceerd2008-06-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers301945 HA/RK 0821 Wrakingnr. 2008/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mondeling verzoek tot wraking. Verzoek afgewezen.


Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage Meervoudige wrakingskamer Wrakingnr. 2008/2 rekestnummer: 301945 HA/RK 08-21 registratienummer kanton: 690186 MB VERZ 07-1390 datum beschikking: 11 februari 2008 BESCHIKKING op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 17 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften juncto artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering in de zaak van: [verzoeker] wonende te [adres], verzoeker, tegen Mr. [X], rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ‘s-Gravenhage. 1. Voorgeschiedenis en het procesverloop 1.1 Aan verzoeker is bij beschikking van 6 december 2007 door het Centraal Justitieel Incasso Bureau een administratieve sanctie als bedoeld in de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften opgelegd. Verzoeker is daartegen in beroep gegaan bij de officier van justitie. Op 21 maart 2007 is het beroep van verzoeker door de officier van justitie ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft verzoeker op 17 april 2007 een beroepschrift ingediend bij de sector kanton van deze rechtbank. 1.2 Tijdens de behandeling van het beroepschrift op de openbare terechtzitting van 29 november 2007 heeft verzoeker kantonrechter mr. [X] gewraakt, waarna de zaak is verwezen naar de wrakingskamer. 2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek Op 28 januari 2008 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft het wrakingsverzoek toegelicht. Bij schrijven van 14 januari 2008 van de griffier [Y] is namens mr. [X] aan de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet op de zitting zal verschijnen en dat hij geen schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek zal geven. De officier van justitie noch diens vertegenwoordiger, hoewel daartoe uitgenodigd, is op de zitting verschenen. 3. Het standpunt van verzoeker Door bij aanvang van de zitting op te merken dat er die dag honderden beroepschriften betreffende de Utrechtsebaan zouden worden behandeld en door vervolgens te weigeren zijn akte van beëdiging als kantonrechter aan verzoeker te laten zien is bij mr. [X] sprake van vooringenomenheid jegens verzoeker dan wel is de vrees daarvoor bij verzoeker ten aanzien van deze kantonrechter objectief gerechtvaardigd. Immers, mr. [X] raakte, nadat verzoeker hem had gevraagd om zijn akte van beëdiging, zodanig geïrriteerd dat hij niet meer in staat was om de zaak van verzoeker objectief te beoordelen. 4. Het standpunt van mr. [X] Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 november 2007 heeft mr. [X] aangevoerd niet in de wraking te berusten. 5. Beoordeling 5.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonder-lijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 5.2 De omstandigheid dat de kantonrechter weigerde om zijn akte van beëdiging aan verzoeker te laten zien, levert op zichzelf noch in samenhang bezien met de opmerking die hij over de beroepschriften betreffende de Utrechtsebaan maakte, een grond voor wraking op. Daargelaten de juistheid van de stelling van verzoeker, voor zover inhoudende dat de kantonrechter geïrriteerd raakte, leidt de rechtbank uit het proces-verbaal van de zitting af dat de bij de kantonrechter ontstane irritatie kennelijk rechtstreeks verband hield met de door verzoeker geuite wens de kantonrechter te zullen wraken indien deze niet zijn akte van beëdiging kon laten zien. Deze irritatie kan dan ook niet aan een objectieve beoordeling van de zaak in de weg hebben gestaan, aangezien het nog niet tot een inhoudelijke behandeling van de zaak was gekomen. 5.3 Nu de door verzoeker aangevoerde gronden het verzoek niet kunnen dragen en zich naar het oordeel van de rechtbank ook overigens geen omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor vooringenomenheid van Mr. [X] dan wel voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bij verzoeker, dient het verzoek te worden afgewezen. 5.4 Derhalve zal als volgt worden beslist. 6. Beslissing De rechtbank: wijst het verzoek tot wraking af; bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek; beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan: * de verzoeker; * [Z], Centrale Verwerking Openbaar Ministerie Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften; * mr. [X]. Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 11 februari 2008 door mrs D.H. von Maltzahn, J.G.J. Brink en Y.J. Wijnnobel-van Erp, rechters, in tegenwoordigheid van mr M. Gest als griffier.