Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9163

Datum uitspraak2008-06-24
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.994553-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

spoedmachtiging doorzoeking ontbreekt onherstelbaar vormverzuim uitsluiting bewijs vrijspraak


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer: 07.994553-05 Datum: 24 juni 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum], [woonplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te [woonplaats]. De officier van justitie, mr. A.L.A.H. De Muij, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit een behandeling inhoudt; - een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek; - onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen vuurwerk; - verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) De rechtbank verbetert in de tenlastelegging onder 1. twee schrijffouten: zij verandert in de eerste regel 3 november 2005 in 23 november 2005 en in de vierde regel [adres] in [adres]. De rechtbank verbetert in de tenlastelegging onder 5. een schrijffout: zij verandert in de eerste regel hij in zij. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in haar verdediging geschaad. BEWIJS In het proces-verbaal van doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] maakt verbalisant [verbalisant], hulpofficier van justitie, melding van een spoedmachtiging verleend op 23 november 2005 door rechter-commissaris [rc]. De rechtbank constateert dat de in het proces-verbaal vermelde machtiging zich niet in het dossier bevindt en dat de officier van justitie desgevraagd op de terechtzitting van 10 juni 2008 heeft verklaard, dat uit navraag bij het kabinet van de rechter-commissaris overigens niets bekend is geworden van deze machtiging. De rechtbank overweegt dat een machtiging tot doorzoeking gezien de spoedeisendheid van de zaak door de rechter-commissaris weliswaar telefonisch kan worden gegeven, maar vereist is dat een dergelijke machtiging nadien op schrift gesteld wordt of dat hiervan door de rechter-commissaris proces-verbaal wordt opgemaakt. De rechtbank stelt vast dat een zodanig schriftelijk stuk ontbreekt in het dossier en dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waarvan zij dient te beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. De rechtbank overweegt voorts dat het de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen en dat het haar belang is dat de overtreden norm beoogt te beschermen. Zij was immers de bewoonster van het perceel aan de [adres] te [woonplaats] en zij was op het moment van de start van de doorzoeking niet thuis. De rechtbank neemt in ogenschouw dat het vereiste van een machtiging van de rechter-commissaris tot doorzoeking van een woning van een zo fundamentele betekenis is voor de bevoegdheid van de politie om een dergelijk dwangmiddel als binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner toe te passen, dat door hiertoe over te gaan zonder een dergelijke machtiging belangrijke (strafvorderlijke) voorschriften in aanzienlijke mate zijn geschonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat al hetgeen bij de doorzoeking op 23 november 2005 in de woning aan de [adres] is gevonden van het bewijs dient te worden uitgesloten, nu dit onrechtmatig is verkregen. De verdachte dient van het onder 2. 3. en 4. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat na hetgeen de rechtbank voor het bewijs heeft uitgesloten, dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1.en 5. ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het onder 1.en 5. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van deze feiten voldoende bewijs voorhanden is. Ten aanzien van 1. is er de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat zij illegaal vuurwerk bij haar in huis aan de [adres] had en dat zij samen m[betrokkene]betrokkene] diverse keren naar België is geweest om het vuurwerk te kopen. Daarnaast is er de verklaring van [bewoner], de bewoner van de [adres], die aangeeft dat hij van zijn buurman [betrokkene] het verzoek heeft gekregen dozen vuurwerk in zijn schuur te stallen, die daar later door de politie ook zijn gevonden. Voorts verklaart hij dat hij wist dat [betrokkene] in vuurwerk handelde en dat hij redelijk vaak heeft gezien dat deze vuurwerk uit zijn auto haalde en in zijn woning binnenbracht en dat hij ook enkele malen vuurwerk in de woning opgeslagen heeft zien liggen als hij daar kwam. Ten aanzien van 5. geldt dat [betrokkene] geen bezwaar had tegen de tijdens het voorarrest van hem en van verdachte plaatsgevonden (tweede) doorzoeking in hun huis, waarbij de politie een gas/knalpistool, merk Umarex, type 9 mm Colt Double Eagle heeft aangetroffen met 2 bijbehorende patroonhouders, waarvan de ene patroonhouder was gevuld met 10 knalpatronen en de andere met 10 gaspatronen. Voorts heeft de politie onder een andere kast een doosje met 30 knalpatronen aangetroffen. Uit een proces- verbaal van de technische recherche volgt dat het hier gaat om categorie III. [betrokkene] (bij de politie) en verdachte (bij de politie en ter terechtzitting) hebben ieder een bekennende verklaring hierover afgelegd STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1 Tezamen en in vereniging opzettelijk begaan van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 8.1, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de Economische Delicten. Feit 5 Tezamen en in vereniging handelen in strijd met een in artikel 26 van de Wet wapens en munitie gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 55 van deze wet. De feiten en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat het in beslaggenomen vuurwerk dient te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit van dit vuurwerk en/of opslag zonder vergunning verboden is. De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het inbeslaggenomen geld, aangezien dit onrechtmatig in beslaggenomen is en niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 november 2005; een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 27 mei 2008 uitgebracht door de Verslavingszorg Noord Nederland; - een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 21 december 2006 uitgebracht door Stichting CAD. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 2. 3. en 4. ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1.en 5. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1.en 5. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, - ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling gedurende de proeftijd - met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 60 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf . De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen vuurwerk. De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geld aan de rechthebbende. Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2008. Mrs. Essink en Meijer waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.