Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1264

Datum uitspraak2008-09-16
Datum gepubliceerd2008-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440103-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

strafmaatmotivering inzake Opiumwet.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnrs. : 07/440103-08 07/450008-07 (vordering tenuitvoerlegging) Uitspraak : 16 september 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren op [geboortejaar], wonende te [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Vlug, advocaat te Deventer. De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar; - de verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen cocaïne, heroïne en wiet; - de verbeurdverklaring van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 870,00; - de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 18 december 2007 van deze rechtbank aan verdachte opgelegde 10 weken voorwaardelijke jeugddetentie, met omzetting daarvan in 10 weken gevangenisstraf. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt telastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd) BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2008 tot en met 22 mei 2008 in de gemeente Deventer, telkens opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en één ander persoon gebruikers- en/of dealershoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 22 mei 2008 in de gemeente Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 gram cocaïne en 5 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank vindt in dit geval een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank rekent het de verdachte met name ernstig aan dat hij, nota bene kort na een veroordeling voor een soortgelijk gepleegd misdrijf, gedurende een periode van ruim drie maanden weer heeft gehandeld in drugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte inbeslaggenomen cocaïne, heroïne en wiet dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 870,00 dient te worden verbeurdverklaard, omdat dit geldbedrag toebehoort aan de veroordeelde / door verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan worden aangewend en geheel of grotendeels door middel van het (onder 1 bewezenverklaarde) feit is verkregen. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 juli 2008; - een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 14 augustus 2008 uitgebracht door de Stichting Reclassering Nederland; - de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13 van de Opiumwet. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tenuitvoerlegging van de door deze rechtbank bij vonnis van 18 december 2007 opgelegde 10 weken voorwaardelijke jeugddetentie toe te wijzen, met dien verstande dat de rechtbank op de voet van het bepaalde in het tweede lid van genoemd artikel een taakstraf, te weten het verrichten van 140 uur onbetaalde arbeid, zal gelasten. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 4 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer: - de onder de verdachte op 22 mei 2008 inbeslaggenomen cocaïne, - de onder de verdachte op 22 mei 2008 inbeslaggenomen heroïne, - de onder de verdachte op 22 mei 2008 inbeslaggenomen wiet. De rechtbank verklaart verbeurd het onder de verdachte op 22 mei 2008 inbeslaggenomen geldbedrag van € 870,00. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging De rechtbank wijst de vordering toe. De rechtbank gelast het verrichten van een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 140 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 10 weken hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2008. Mr. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.