Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1922

Datum uitspraak2008-09-23
Datum gepubliceerd2008-09-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607008-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

medeplegen van verduistering in dienstbetrekking witwassen meermalen gepleegd


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr.: 07.607008-08 Uitspraak: 23 september 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [ve[verdachte], [geboortedatum], [woonplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4, 5 en 9 september 2008. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. D. van Riessen, advocaat te Almere. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging, zoals gewijzigd ter terechtzitting van 4 september 2008) De geldigheid van de dagvaarding Bij pleidooi is verzocht de tenlastelegging voor zover het feit 2 betreft, het witwassen, nietig te verklaren omdat die onvoldoende feitelijk en onvoldoende duidelijk is. Dit verweer wordt verworpen. Dit verweer is niet bij wege van preliminair verweer gevoerd, waardoor na de voordracht van de zaak de officier van justitie heeft kunnen vorderen de tenlastelegging voor onder meer feit 2 te wijzigen, welke vordering is toegestaan. Daardoor is het onder 2 ten laste gelegde feit voldoende specifiek geworden. Bewijs en bewezenverklaring Als feit 1 is ten laste gelegd het in de periode van 10 september 2007 tot en met 15 december 2007 meermalen medeplegen van primair diefstal en subsidiair verduistering. Na de wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 4 september 2008 is het verwijt geconcretiseerd en beperkt tot een viertal concrete partijen goederen, te weten: a) in september 6 of 4 pallets kaas b) in september 6 (andere) pallets kaas c) in oktober 4 pallets kaas en 2 pallets worst d) op 13 november 2007 4 pallets kaas en 1 pallet worst. Als tweede feit is ten laste gelegd het in vereniging meermalen witwassen tussen 10 september 2007 en 4 januari 2008 betreffende de hierboven genoemde 4 partijen goederen. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat diefstal naar haar mening niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank kan zich met dit standpunt van de officier van justitie verenigen en zal verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken. De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn: - Het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van relaas met nummer 2008001082 met bijlagen, gesloten en getekend door [hoofdagent], hoofdagent van politie, werkzaam bij de Districtsrecherche Zuid van de regiopolitie Flevoland op 14 juli 2008 (indien hierna onder vermelding van een paginanummer wordt verwezen naar het PV, wordt verwezen naar het als doorgenummerde bijlage bij het relaas gevoegde zaaksdossier). - De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 september 2008. A. De vaststaande feiten Verdachte heeft in de in de tenlastelegging genoemde periode voor [bedrijf] gewerkt als magazijnmedewerker in Zeewolde. [me[medeverdachte]achte] was zijn direct leidinggevende en “halbaas” van het magazijngedeelte waarin ook verdachte werkzaam was. In het magazijngedeelte waarin verdachte werkzaam was, waren grote hoeveelheden kaas opgeslagen in opdracht van [benadeelde partij]; de kazen waren eigendom van [benadeelde partij] of van [benadeelde partij], [benadeelde partij] of [benadeelde partij] Verder waren er rookworsten, kant en klaar maaltijden en Adez fruitdrank opgeslagen, eigendom van Unilever . Verdachte heeft erkend, dat hij (volgens zijn verklaring zoals alle medewerkers inclusief leidinggevenden) geregeld kleine aantallen worsten, maaltijden en pakken Adez heeft meegenomen voor privé-gebruik die niet meer verkoopbaar waren omdat de houdbaarheidsdatum reeds was overschreden of bijna was overschreden (zogenaamde “geblokkeerde goederen”, die bij [bedrijf] in de opslag bleven tot ze opgehaald zouden worden voor vernietiging). In de tenlastegelegde periode is een aantal partijen kazen en worsten met pallets tegelijk weggenomen uit het magazijn van [bedrijf] in Zeewolde. Daarbij waren onder meer [bet[betrokkene] betrokken als chauffeur van de vrachtauto waarin die partijen zijn vervoerd, en [medeverdachte] als persoon die regelde door wie de goederen werden afgenomen en waar die afgeleverd moesten worden (door [betrokkene]). Bij de verdere aflevering van die goederen is [betrokkene] betrokken. Vanaf medio november 2007 heeft [me[medeverdachte]achte] grote partijen kaas afgeleverd aan [medeverdachte], die zijn vervoerd door [betrokkene]. B. Het standpunt van het openbaar ministerie Op basis van verklaringen van medeverdachten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde (grotere) partijen kazen en worsten in vereniging heeft verduisterd en witgewassen. C. Het standpunt van de verdediging Verdachte ontkent dat hij anders dan voor privé gebruik en anders dan in beperkte mate goederen heeft verduisterd. Hij ontkent betrokken te zijn geweest bij de verduistering en het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde vier partijen. De (hem belastende) verklaringen daarover verklaart hij uit pogingen van die medeverdachten hun eigen straatje schoon te vegen. Met betrekking tot de kleine aantallen goederen die verdachte heeft erkend meegenomen te hebben, heeft hij aangevoerd dat hij daar toestemming voor had van zijn direct leidinggevende, [me[medeverdachte]achte], en dat hij er, gezien diens functie als leidinggevende, op mocht vertrouwen dat [me[medeverdachte]achte] daartoe gerechtigd was, mede gezien de omstandigheid dat hijzelf en hogere leidinggevenden ook geblokkeerde goederen mee namen. D. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt allereerst vast, dat diefstal of verduistering van de kleine aantallen geblokkeerde goederen waarvan verdachte heeft erkend dat hij die heeft meegenomen, niet ten laste is gelegd. Hetgeen daarover is aangevoerd, onder meer over de vermeende toestemming van [me[medeverdachte]achte] en over de vraag of verdachte daar al dan niet op mocht vertrouwen, is voor de beoordeling van het tenlastegelegde dus niet van belang. Anders dan namens verdachte is aangevoerd, ziet de rechtbank geen grond geen enkel geloof te hechten aan de verklaringen van [bet[betrokkene], [medeverdachte], [betrokkene] en [gerekestreerde]. Hun verklaringen zijn gedetailleerd en feitelijk, en sluiten op elkaar aan. [betrokkene] en [gerekestreerde] hebben onafhankelijk van elkaar en kort na hun aanhouding verklaard. [medeverdachte] is een vriend van verdachte. Hij heeft na zijn arrestatie zichzelf belastend verklaard en zijn betrokkenheid bij het wegnemen van de in de tenlastelegging opgenomen partijen (en een aantal andere) erkend in de rol van heler . Van enige animositeit tussen verdachte en [medeverdachte] is niet gebleken. Ook de andere genoemde personen hebben, grotendeels belastend, over hun eigen en andermans rol verklaard. Uit met name de verklaringen van [medeverdachte] en [me[medeverdachte]achte] kan overigens niet anders worden geconcludeerd, dan dat het contact tussen [me[medeverdachte]achte] en [medeverdachte] tot stand is gekomen nadat [medeverdachte] was begonnen met het brengen van bezoeken aan [verdachte] op zijn werk bij [bedrijf] en nadat [verdachte] was begonnen met het wegnemen van en afleveren aan [medeverdachte] van in het magazijn opgeslagen goederen. De verklaring van [betrokkene] dat de eerste vrachten zijn geladen door verdachte sluiten hier bij aan. Ook [gerekestreerde] heeft verklaard, dat het is begonnen met verdachte. Objectieve bevestiging van de verklaringen dat het afleveren van partijen goederen aan [medeverdachte] is begonnen met verdachte, kan worden gevonden in de historische printgegevens van het (intensieve) telefoonverkeer tussen de (mobiele) telefoons van verdachte en [medeverdachte] in de tenlastegelegde periode, rondom data van de genoemde transporten. Aan verdachte kan worden toegegeven dat de inhoud van die telefoongesprekken niet is vastgesteld (omdat die niet zijn getapt), maar dat doet er niet aan af dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van anderen dat er in genoemde periode intensief is gebeld over de ten laste gelegde transporten door die printgegevens overeind is gebleven. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij in de periode september 2007 en oktober 2007 geregeld contact met verdachte heeft gehad over de levering van kazen . Overigens blijkt uit de verklaringen van [verdachte], dat hij zelf wel geprobeerd heeft zijn straatje schoner te houden dan het is. Hij heeft meermalen ontkend dat [betrokkene] met een vrachtauto goederen bij zijn huis heeft afgeleverd, maar geeft dat uiteindelijk wel toe . Verder heeft hij lang ontkend dat hij goederen heeft meegegeven aan [medeverdachte], maar geeft dat uiteindelijk toe . Het wijzigen van zijn verklaringen doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van verdachte en zijn verklaringen. [betrokkene] verklaart in zijn eerste verklaring over zijn eerste twee transporten dat toen een aantal (hij meent vier) pallets zijn geladen, die naar Rotterdam zijn gereden. Verder verklaart hij dat de eerste twee vrachten zijn geladen door een ander persoon dan de laatste vier (deze persoon kent hij als [medeverdachte]). De naam van de eerste persoon begint met een P. Later herkent hij deze persoon als verdachte van een politiefoto . In zijn verhoor van 5 juni 2008 verklaart [betrokkene] over alle in de in de tenlastelegging opgenomen 4 transporten . [gerekestreerde] heeft vanaf het begin consequent verklaard dat hij verdachte drie keer heeft geholpen met het inladen van weggenomen kazen en [medeverdachte] twee keer. Later verklaart hij dat hij voor verdachte vijf keer heeft geladen . Het begintijdstip 10 september 2007 volgt uit de verklaringen van [betrokkene] . Ook [medeverdachte] verklaart dat het in september is begonnen . [medeverdachte] heeft verklaard, dat een eerste lading van 4 pallets kaas in september 2007 is afgeleverd door [bet[betrokkene] in Rotterdam op een adres waar [betrokkene] naar toe is gereden . [betrokkene] heeft daar ook over verklaard , evenals [bet[betrokkene], die heeft verklaard dat hij verdachte toen heeft gezien . Omdat [betrokkene] de enige is die heeft verklaard over 4 maximaal 6 pallets ronde kazen en de anderen steeds over 4 pallets hebben verklaard, acht de rechtbank vier pallets bewezen. (feit 1 onder a) [betrokkene] heeft verklaard over een rit in september 2007, waarbij hij ook lading heeft gelost ten huize van verdachte. Hij heeft verdachte toen ontmoet, verdachte had alles al klaargezet en verdachte had hem toen zijn telefoonnummer en adres gegeven. Over deze zelfde rit is ook verklaard door [medeverdachte] en [betrokkene] . Allen verklaren over de levering van 4 pallets kazen in Rotterdam. Verder wordt door [betrokkene] gesproken van twee pallets afgeleverd bij verdachte thuis. Dat er goederen bij verdachte thuis zijn afgeleverd, wordt door hem erkend. Welke goederen dat zijn geweest, is niet voldoende duidelijk; dat het kaas is geweest, blijkt niet. [me[medeverdachte]achte] heeft het over 6 pallets kaas en andere goederen voor verdachte thuis , maar die verklaring alleen vindt de rechtbank onvoldoende om 6 pallets kaas bewezen te verklaren. [betrokkene], [medeverdachte] en [betrokkene] hebben het uitdrukkelijk over 4 pallets kaas. In de tenlastelegging is alleen sprake van kaas. Omdat niet meer dan 4 pallets kaas te bewijzen zijn, zal de rechtbank dat aantal bewezen verklaren. (feit 1 onder b) [betrokkene] heeft verklaard, dat ergens in oktober 4 pallets kaas en 2 pallets worsten zijn afgeleverd in Rotterdam-Waalhaven . Volgens de paalgegevens is zijn mobiele telefoon op 9 oktober 2007 op een telefoonpaal in de Waalhaven in Rotterdam aangeslagen . [betrokkene] neemt aan dat toen de kaas is gelost, want hij kwam alleen in de Waalhaven in Rotterdam als er kaas werd gelost. [betrokkene] heeft dit transport bevestigd. [gerekestreerde] heeft verklaard over het laden van vier pallets kaas en ongeveer 15 kratten worsten / twee pallets worsten in opdracht van verdachte in een door [betrokkene] bestuurde vrachtwagen . (feit 1 onder c) Het laden van 4 (of 5) pallets kaas en 1 pallet worst door verdachte is gezien door [gerekestreerde], die het dateert eind oktober of begin november tijdens zijn dagdienst van 6 tot 15 uur . [betrokkene] dateert deze levering heel precies op zijn verjaardag, 13 november 2007, en heeft verklaard dat er in de ochtend is gelost in Hardinxveld-Giessendam . Ook [medeverdachte] verklaart over de levering van 4 pallets kaas en (20 zakken) worsten; hij weet de datum niet, maar wel dat het in de ochtend was en dat er is afgeleverd in Hardinxveld-Giessendam . Op deze datum is er veel telefoonverkeer vastgesteld tussen verdachte en [medeverdachte] en was verdachte volgens het werkrooster tussen 6.00 en 16.00 uur aan het werk. (feit 1 onder d) Van de verduisterde kazen kan niet vastgesteld worden van welke kaaseigenaar deze zijn weggenomen, maar wel is op basis van de aangiften en de toelichting op de civiele vordering van [benadeelde partij] duidelijk dat de kazen eigendom waren van een van de vier in de bewezenverklaring genoemde bedrijven. De worsten waren eigendom van Unilever, dus niet van verdachte of een van zijn medeverdachten. E. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. subsidiair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: Feit 1 subsidiair: hij op tijdstippen in de periode van 10 september 2007 tot en met 15 december 2007 te Zeewolde, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk a. in september 2007 4 pallets ronde kaas,(zaaksdossier 3b) en b. in september 2007 4 pallets kaas (zaaksdossier 4) en c. in oktober 2007 4 pallets kaas en 2 pallets worst (zaaksdossier 3d) en d. op 13 november 2007 4 pallets kaas en 1 pallet worst (zaaksdossier 5), toebehorende aan [benadeelde partij] Zeewolde BV of [benadeelde partij] B.V. of [benadeelde partij] of [benadeelde partij] of [benadeelde partij], of een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als magazijnmedewerker bij [bedrijf] Groep onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; Feit 2: hij op tijdstippen in de periode van 10 september 2007 tot en met 4 januari 2008, te Zeewolde, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen telkens een of meer voorwerpen, te weten: a. in september 2007 4 pallets ronde kaas, (zaaksdossier 3b) en b. in september 2007 4 pallets kaas (zaaksdossier 4) en c. in oktober 2007 4 pallets kaas en 2 pallets worst (zaaksdossier 3d) en d. op 13 november 2007 4 pallets kaas en 1 pallet worst (zaaksdossier 5) heeft overgedragen en omgezet, terwijl hij en zijn mededaders (telkens) wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf; STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1 subsidiair: Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 321, juncto artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2: Witwassen, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 420 bis van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF De officier van justitie, mr. S. Ouchan, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, wegens de complexiteit van de zaken. Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 augustus 2008, waaruit de rechtbank is gebleken dat verdachte ter zake van vermogensdelicten niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de strafmaat mee laten wegen dat verdachte het door zijn werkgever in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschaad. Ten voordele van verdachte mag echter gelden dat hij nauwelijks financieel voordeel uit zijn strafwaardig handelen lijkt te hebben gehad. Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat volstaan kan worden met een werkstraf van maximale duur én, teneinde verdachte er van te weerhouden wederom in de fout te gaan, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De uitspraak is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partijen De officier van justitie heeft, zoals hierboven al is opgemerkt, gevorderd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen. Daarbij heeft zij aangevoerd, dat de zaak niet van eenvoudige aard is, waardoor op die vorderingen niet inhoudelijk kan worden ingegaan. De rechtbank kan zich met het standpunt van de officier van justitie verenigen en zij zal de benadeelde partijen dan ook niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het aantal niet verrichte uren taakstraf . De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De benadeelde partijen [benadeelde partij] en [benadeelde partij] B.V. worden niet ontvankelijk verklaard in hun vordering. Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en R.M. Berendsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008.