Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF2989

Datum uitspraak2008-09-29
Datum gepubliceerd2008-09-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845176-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis. Telefoongesprek tussen slachtoffer en verdachte op het politiebureau, met een telefoon van de politie, hoorbaar voor de politieambtenaar mag voor het bewijs worden gebruikt nu het inititatief van het telefoongesprek niet van de politie is uitgegaan en niet is gebleken van sturing door de politieambtenaar. Geen verhoor in de zin van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/845176-08 Datum uitspraak: 29 september 2008 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats] [adres] thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 september 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 juni 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 28 maart 2008 tot en met 31 maart 2008 te Heesch, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 9000 euro, althans van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk, - de ruit(en) van de woning van [slachtoffer 1] heeft vernield en/of - (vervolgens) zich in die woning heeft begeven en/of - (vervolgens) de huisraad van die woning heeft vernield en/of - (vervolgens) telefonisch contact heeft opgenomen met [slachtoffer 1] en/of - [slachtoffer 1] -zakelijk weergegeven- dreigend de woorden heeft toegevoegd : "Ik moet 9000 euro in kleine biljetten hebben, doe die voor woensdag bij mij door de brievenbus, zo niet dan maak ik je af", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 317 jo 45 Wetboek van Strafrecht) ; Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 30 maart 2008 te Heesch [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik moet 9000 euro in kleine biljetten hebben, doe die voor woensdag bij mij in de brievenbus. Zo niet, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht) ; en/of hij op (een) tijdstip(pen) gelegen in de periode van 28 maart 2008 tot en met 29 maart 2008 te Heesch opzettelijk en wederrechtelijk de huisraad ( in een woning gelegen aan [adres 1] ) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt; (artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht); 2. hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Heesch, gemeente Bernheze, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan [adres 1]) heeft weggenomen een I-pod en een hoeveelheid geld (ongeveer 1700 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten door (een) ruit(en) van die woning te forceren ; (artikel 310 / 311 Wetboek van Strafrecht); 3. hij een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 2 april 2008 te Heesch, gemeente Bernheze, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij krijgt bloemetjes op je buik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (artikel 285 Wetboek van Strafrecht) ; Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsbeslissing. De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman bij gebrek aan voldoende bewijsmiddelen niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. De rechtmatigheid van het bewijs Het verweer van de verdediging. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het opgenomen telefoongesprek van 2 april 2008 tussen de op dat moment op het politiebureau aanwezige [slachtoffer 2] en verdachte niet voor het bewijs mag worden gebruikt, nu een politieambtenaar heeft meegeluisterd en er op dat moment jegens verdachte een verdenking van een strafbaar feit was. De raadsman is van oordeel dat er sprake was van een verhoor in de zin van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering en dat verdachte voorafgaand aan het telefoongesprek de cautie had moeten worden gegeven. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie is van oordeel dat er met betrekking tot het telefoongesprek d.d. 2 april 2008 geen sprake is van een verhoor in de zin van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. Het initiatief voor dit gesprek is uitgegaan van [slachtoffer 2] en verbalisant [agent] heeft het gesprek niet gestuurd. Het oordeel van de rechtbank. Uit de verklaring van [agent] hoofdagent van politie, bij de rechter-commissaris op 11 september 2008 afgelegd, blijkt dat op 2 april 2008 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op het politiebureau waren1. [slachtoffer 2] heeft op eigen initiatief het nummer van verdachte ingetoetst, waarna er een telefoongesprek tussen [slachtoffer 2] en verdachte heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 2] heeft het gesprek op de speaker gezet, waardoor de andere aanwezigen mee konden luisteren. [agent] heeft dit toegelaten en tijdens het telefoongesprek meegeschreven. Volgens [agent] heeft hij geen vragen geformuleerd of het gesprek gestuurd. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het anders is gegaan dan [agent] heeft verklaard. Nu het initiatief van het telefoongesprek niet van de politie is uitgegaan en niet gebleken is van sturing door de politieambtenaar –bijvoorbeeld in de vorm van vragen, rechtstreeks of via [slachtoffer 2]- noch voorafgaande, noch tijdens het telefoongesprek is de rechtbank van oordeel dat het betreffende telefoongesprek op 2 april 2008 geen verhoor is in de zin van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. Dat het telefoongesprek via een toestel van de politie heeft plaatsgevonden doet daar niet aan af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verslag van het telefoongesprek d.d. 2 april 2008, zoals neergelegd in een aanvullend proces-verbaal, voor het bewijs mag worden gebruikt. De bewijsmiddelen De door rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn: 1. een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, met kenmerk PL2141/08-013058, afgesloten d.d. 9 april 2008. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden. 2. een proces-verbaal van verhoor verdachte, van regiopolitie Brabant-Noord met kenmerk PL2141/08-142581 opgemaakt op 14 mei 2008. 3. een proces-verbaal van regiopolitie Brabant-Noord, district Maasland, team Maasland Noord, met nummer PL2141/08-142581, op ambtseed opgemaakt op 12 september 2008. 4. een tweetal proceccen-verbaal getuigenverhoor van [agent] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2008. 5. een proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2008. 6. verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 15 september 2008. Naar voornoemde nummering zal in de voetnoten worden verwezen. Ten aanzien van feit 1: Vaststaande feiten. [slachtoffer 1] verlaat op 28 maart 2008 omstreeks 20.00 uur zijn woning aan [adres 1] te Heesch. Bij terugkomst in zijn woning op 29 maart 2008 omstreeks 04.00 uur stelt hij vast dat een aantal ruiten van zijn woning is vernield en dat in de woning huisraad, waaronder het beeldscherm van de televisie, speakers, een dvd-speler, een cd-speler en cd’s, zijn vernield2 3 4. [slachtoffer 1] is niet tot betaling van het bedrag van € 9.000,-- aan verdachte overgegaan 5. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht de onder 1 tenlastegelegde poging tot afpersing van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. Het standpunt van de verdediging. Verdachte ontkent in de woning van [slachtoffer 1] te zijn geweest en de vernielingen in de woning van [slachtoffer 1] te hebben gepleegd. Voorts ontkent verdachte de bedreiging. De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tussen 28 maart 2008 en 31 maart 2008 in de woning van [slachtoffer 1] is geweest en daar huisraad en ruiten heeft vernield en voorts dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gebeld teneinde te pogen hem te dwingen € 9.000,-- af te geven. Op 30 maart 2008 is [slachtoffer 1] gebeld door een persoon. [slachtoffer 1] hoorde aan de stem dat dit verdachte was. De persoon zei: ‘Ik moet € 9.000.—in kleine biljetten hebben, doe die voor woensdag bij mij door de brievenbus, zo niet dan maak ik je af’6 [slachtoffer 2] voornoemd verklaart dat verdachte hem op 30 maart 2008 heeft gebeld en heeft gezegd ‘Ik wil € 9.000,-- in kleine biljetten van [slachtoffer 1] En zo nie(t), dan is wat er afgelopen nacht is gebeurd, niets (bij) wat er aankomende woensdag gaat gebeuren’7 Deze verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vinden bevestiging in het woordelijke verslag van het telefoongesprek d.d. 2 april 2008 tussen [slachtoffer 2] voornoemd en verdachte, welk gesprek in het bijzijn van verbalisant [agent] heeft plaatsgevonden.8 Op de vraag van [slachtoffer 2] waarom verdachte de boel kort en klein heeft geslagen antwoordt verdachte tijdens dit telefoongesprek dat het een waarschuwing was. Voorts blijkt uit dit gesprek dat er een meningsverschil over geld is tussen enerzijds verdachte en anderzijds [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Gelet op de herkenning van de stem van verdachte door [slachtoffer 2] en [verbalisant ]9 alsmede het feit dat verdachte ook niet met zoveel woorden heeft ontkend op 2 april 2008 met [slachtoffer 2] telefonisch te hebben gesproken –hij betwist alleen de inhoud van het gesprek- , lijdt het naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel dat het verdachte is geweest die op 2 april 2008 het telefoongesprek met [slachtoffer 2] heeft gevoerd. Ten aanzien van feit 3: Vaststaande feiten. Verdachte heeft [slachtoffer 2] gebeld in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 2 april 2008 en gezegd dat [slachtoffer 2] € 9.000,-- bij hem in de bus moest doen. Vervolgens heeft hij gezegd dat er anders ergere dingen zouden gebeuren10. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht de onder 3 tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen. Het standpunt van de verdediging. Verdachte heeft aangevoerd dat hij alleen een bemiddelende rol heeft willen spelen tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Hij heeft [slachtoffer 2] wel gebeld doch geen dreigende woorden geuit. De woorden die hij heeft gebruikt, zijn gedaan met een lach. Het oordeel van de rechtbank. [slachtoffer 2] verklaart bij de politie11 en bij de rechter-commissaris12 dat hij op 30 maart 2008 door verdachte op zijn mobiele telefoon is gebeld en dat verdachte hem de woorden heeft toegevoegd: ‘Ik wil € 9.000,-- in kleine biljetten van [slachtoffer 1] En zo niet, dan is er wat afgelopen nacht is gebeurd, niets met wat er aankomende woensdag gaat gebeuren. Want dan kun je bloemetjes op je buik krijgen’ of woorden van gelijke strekking. [slachtoffer 2] voelde zich zeer bedreigd door verdachte. Niet wordt gesproken over een lacherige sfeer. Verdachte erkent [slachtoffer 2] te hebben gebeld en te hebben gezegd dat [slachtoffer 2] € 9.000,-- bij hem in de bus moest doen. Voorts heeft hij erkend te hebben gezegd dat er anders ergere dingen zouden gebeuren. Ten aanzien van het verweer van verdacht overweegt de rechtbank dat uit de stukken niet is gebleken dat er sprake is van een zakelijk geschil tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank vindt de verklaring dat verdachte naar [slachtoffer 2] heeft gebeld om voor [slachtoffer 1] te bemiddelen dan ook volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gebruikte woorden van zodanige aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn uitgesproken dat bij [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] met enig misdrijf tegen het leven gericht heeft bedreigd. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte 1. op tijdstippen gelegen in de periode van 28 maart 2008 tot en met 31 maart 2008 te Heesch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 9000 euro, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, met voormeld oogmerk, - ruiten van de woning van [slachtoffer 1] heeft vernield en - (vervolgens) zich in die woning heeft begeven en - (vervolgens) de huisraad van die woning heeft vernield en - (vervolgens) telefonisch contact heeft opgenomen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] -zakelijk weergegeven- dreigend de woorden heeft toegevoegd : "Ik moet 9000 euro in kleine biljetten hebben, doe die voor woensdag bij mij door de brievenbus, zo niet dan maak ik je af", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 3. op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 2 april 2008 in Nederland, [slachtoffer 2] (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij krijgt bloemetjes op je buik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 60a, 285, 317. De strafoplegging. De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde vrijspraak. Ten aanzien van feit 1 primair en feit 3: - een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk proeftijd 2 jaar met aftrek conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - verbeurdverklaring van de brief; - onttrekking aan het verkeer van de 2 pistolen; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 263,-- en oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht, € 263,-- subsidiair 5 dagen hechtenis. Niet-ontvankelijk verklaring ten aanzien van het overige deel van de vordering; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht, € 263,-- subsidiair 5 dagen hechtenis. Het standpunt van de verdediging. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde komen dan is de raadsman van oordeel dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Mocht de rechtbank dit onvoldoende vinden dan bepleit de raadsman oplegging van een werkstraf naast voornoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangevoerd dat de materiële schade niet in rechtstreeks verband staat met het tenlastegelegde. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de raadsman, voor wat betreft de gevorderde immateriële schade, aangevoerd dat dit bedrag op zichzelf genomen redelijk is. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft een financieel geschil met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Hij heeft dit geschil willen oplossen door hen af te persen en te bedreigen. Dit is een ontoelaatbare vorm van eigenrichting. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van het tijdstip van de zitting of zoveel later. De raadsman heeft ermee ingestemd dat op dit verzoek bij de beraadslaging wordt beslist. Gelet op de op te leggen straf wijst de rechtbank dit verzoek af. De rechtbank zal wel de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van 29 september 2008, gelet op de op te leggen straf. Het beslag. De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen brief vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde. De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen pistolen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen, toebehorende aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met wet en het algemeen belang. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering (materiële schade), aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. DE UITSPRAAK Verklaart het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. feit 1 primair: poging tot afpersing T.a.v. feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en). BESLISSING: T.a.v. feit 2: Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. T.a.v. feit 1 primair, feit 3: Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren T.a.v. feit 1 primair: Maatregel van schadevergoeding van EUR 263,00 subsidiair 5 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 263,-- (zegge: tweehonderddrieënzestig euro terzake immateriële schade), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag van algehele voldoening. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]: Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 263,-- (zegge:tweehonderddrieënzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag van algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering ter zake het overige deel (materiële schade) niet ontvankelijk is. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. T.a.v. feit 3: Maatregel van schadevergoeding van EUR 263,00 subsidiair 5 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 263,-- (zegge: tweehonderddrieënzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis, vermeerderd met wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag van algehele voldoening. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]: Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 263,-- (zegge: tweehonderddrieënzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag van algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 2 pistolen. Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: - 1 brief. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter, mr. M. Lammers en mr. M. Viering, leden, in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier, en is uitgesproken op 29 september 2008. 1 Verklaring [agent] bij r.c. 11 september 2008 10.05, 4 pag.1-3 2 Aangifte [slachtoffer 1], 1 pagina 17-18 3 Verklaring [slachtoffer 2]. 1 pagina 32-34 4 Bevindingen politie, 1 pagina 26-27 5 Aangifte [slachtoffer 1], 1 pag. 17-18 6 Aangifte [slachtoffer 1], 1 pag. 18 7 Verklaring [slachtoffer 2], 1 pag. 33 8 Bevindingen politie, 3 pag. 1 9 Proces-verbaal bevindingen, 1 pag. 25 10Verklaring verdachte ter zitting 11 Verklaring [slachtoffer 2], 1 pag. 33-34 12 Verklaring [slachtoffer 2] bij r.c., 5, pag. 1